BOUWMEESTER, Maria Catharina

Maria Catharina (To) Bouwmeester

(roepnaam: To), vakbondsbestuurder en feministe, is geboren te Vught op 5 april 1885 en overleden te Amsterdam op 25 juni 1956. Zij was de dochter van Barend Johannes Bouwmeester, fabrikant, beeldhouwer en tekenleraar, en Maria Schoonhoven, onderwijzeres.

Het gezin Bouwmeester - vader, moeder en vijf kinderen - verhuisde begin 1891 van Vught naar 's-Hertogenbosch. In Vught hadden de ouders tot de weinige protestanten behoord. Bouwmeester ging toen zij zes jaar was naar een gemeentelijke meisjesschool en enige jaren later naar een gemengde school van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Haar moeder was vooruitstrevend, in tegenstelling tot haar vader. Deze tegenstelling kwam onder meer tot uiting in de opvoeding van de kinderen. Zo zette haar moeder door dat haar dochter naar de Rijks-Hoogere Burger School ging, maar hield haar vader tegen dat zij wiskunde ging studeren. Hij wilde dat zij onderwijzeres of verpleegster zou worden, maar Bouwmeester zag daar niets in. In de krant las zij een oproep voor kandidaten voor een vergelijkend examen voor klerk bij Posterijen, Telegrafie en Telefonie (PTT). Zij reageerde op deze oproep, slaagde voor het examen, maar werd toch niet aangenomen omdat slechts twaalf van de honderd beschikbare plaatsen voor vrouwen bestemd waren. Niet lang hierna evenwel, in 1905, bood de PTT haar een betrekking als hulptelegrafiste aan. Bouwmeester nam het aanbod aan, hoewel zij in deze functie beduidend slechter werd betaald dan als klerk. Haar carrière bij de PTT duurde ruim achttien jaar, in welke tijd zij vele diploma's behaalde, opklom tot telegrafiste eerste klas en voortdurend ijverde voor gelijke behandeling van vrouwen en mannen.

Vrijwel vanaf het begin van haar loopbaan bij de PTT was zij actief in de vakbeweging. De rang van hulptelegrafist, Bouwmeesters eerste functie, was gecreëerd om de personeelsuitgaven te drukken. Het was de bedoeling dat hulptelegrafisten alleen eenvoudige werkzaamheden verrichtten, maar al gauw deden zij hetzelfde werk als de klerken. Uit ontevredenheid over hun lage salaris, dat bovendien onvoldoende was voor een zelfstandig bestaan, richtten de hulptelegrafisten hun eigen vereniging op, de Nederlandsche Bond van Hulptelegrafisten, die voor meer dan de helft uit vrouwen bestond. Bouwmeester, die in 1908 naar Amsterdam verhuisde, was in ieder geval van 1911 tot en met 1913 bestuurslid van deze bond. In 1913 stapte zij over naar de in 1909 opgerichte Algemeene Bond van Nederlandsch Post-, Telegraaf- en Telefoonpersoneel. Van deze bond was zij in 1913 tweede penningmeester, ook schreef zij regelmatig in de Maandelijksche Mededeelingen van de bond. In maart 1912 was zij een van de 29 ondertekenaars van een circulaire 'Aan de vrouwelijke Ambtenaren der Posterijen en Telegrafie', waarin steun werd gevraagd voor een adres aan de minister van Waterstaat in verband met zijn voornemen vrouwelijke ambtenaren het werken in nachtdienst te verbieden. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was voor Bouwmeester aanleiding om lid te worden van de SDAP. Zij sympathiseerde al jaren met het sociaal-democratische gedachtengoed, maar had nog altijd geaarzeld om zich aan te sluiten bij een partij. Tijdens de mobilisatie nam zij de functie van eerste penningmeester van de Algemeene Bond waar en vanaf 1915 bekleedde zij deze functie ook officieel. Tegelijkertijd was zij in 1914 en 1915 secretaris van de Bestuurscommissie voor het Rijkstelegraafkantoor en vertegenwoordiger in het Permanent Plaatselijk Comité van Samenwerkende Organisaties bij de PTT te Amsterdam. In 1916 werd zij gekozen in het hoofdbestuur. Begin jaren twintig schreef Bouwmeester in bladen als De Ambtenaar en De Proletarische Vrouw over de verminderde toelating van vrouwelijk personeel bij de PTT. Zij wees op het dreigende gevaar dat vrouwen niet meer zouden worden aangenomen voor de functies van telegrafist en kantoorbediende en dat de promotiekansen voor het reeds in dienst zijnde vrouwelijk personeel aanzienlijk zouden verslechteren.

Het werk bij de PTT beviel Bouwmeester al met al toch niet goed. In 1923, op 38-jarige leeftijd, nam zij ontslag en ging het werk doen dat wél haar hart had: de journalistiek. Bouwmeester werd volontair bij het dagblad Het Volk. Na een proeftijd werd zij aangesteld als hulpcorrector en mocht zij kleine reportages maken. Zij werd al snel redacteur en schreef vanaf eind 1923 over onderwerpen als woongelegenheid, de arbeid van (on)gehuwde vrouwen, de PTT en ambtenaren, het zogenaamde dienstbodenvraagstuk, kleding, en over bekende vrouwen als Mary Wollstonecraft, Rosa Luxemburg en Marie Curie. Zij versloeg lezingen en openbare vergaderingen van organisaties als de Nationale Vrouwenraad van Nederland, de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenclubs en de Nederlandsche Unie voor Vrouwenbelangen en schreef over films, toneel, boeken en tentoonstellingen. Ook in haar nieuwe werkkring was Bouwmeester actief in de vakbeweging. Zij was lid en secretaris van de Vereeniging van Journalisten bij Sociaal-Democratische Bladen en van de Ondernemingsraad van de NV De Arbeiderspers.

In de jaren rond 1910, toen Bouwmeester actief werd in de vakbeweging, werd zij eveneens actief in de vrouwenbeweging. In 1903 al had zij zich aangesloten bij de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VVK). In 1911 raakte zij betrokken bij de strijd om het vrouwenkiesrecht, die toen in alle hevigheid plaatsvond. Bouwmeester werkte als lid van de subcommissie voor bank- en kantoorwezen mee aan de Tentoonstelling 'De Vrouw 1813-1913'. Na de invoering van het vrouwenkiesrecht in 1919 bleef zij lid van de Nederlandsche Vereeniging van Staatsburgeressen, de opvolger van de VVK, die in 1930 ten slotte werd omgedoopt in de Nederlandse Vereniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap. Bouwmeester was van 1935 tot 1940 secretaresse van de afdeling Amsterdam van die vereniging. Haar meest actieve periode in de vrouwenbeweging begon in 1933, toen zij zich aansloot bij de in 1930 opgerichte Nederlandsche Vereeniging van Werkende Vrouwen en actief lid werd van de Propagandacommissie van deze vereniging. Op de algemene ledenvergdering van 1934 werd zij tot bestuurslid gekozen. Hoewel de naam van de vereniging anders doet vermoeden, had zij een lokaal, dat wil zeggen Amsterdams karakter. Eind 1935, toen er ook clubs in Rotterdam, Utrecht en Den Haag waren opgericht, werd de vereniging inderdaad landelijk, onder de nieuwe naam van Nederlandse Bond van Vrouwen werkzaam in Bedrijf en Beroep (VBB). Bouwmeester werd secretaresse van de afdeling Amsterdam en bleef dit tot 1956. Tevens was zij tweede penningmeesteres in het hoofdbestuur. Van 1949 tot aan haar dood in 1956 was zij redactrice van het VBB Bulletin.

Bouwmeester zag de VBB niet als een vervanging voor een vakbond. Haar standpunt, en ook dat van de VBB, was dat betaald werkende vrouwen thuishoorden in vakorganisaties. De activiteiten van de VBB waren gericht op de behartiging van de meer algemene belangen van de (buitenshuis) werkende vrouwen, zoals pensioenvoorzieningen en een goede huisvesting voor alleenstaanden. In 1935 was Bouwmeester een van de initiatiefneemsters van het Comité tot Verdediging van de Vrijheid van Arbeid voor de Vrouw (CVVAV), dat de pogingen bestreed van de toenmalige regering om de betaalde arbeid van vrouwen in te perken. Bouwmeester zat in het dagelijks bestuur van het CVVAV, werkcomité geheten. In februari 1938 zou er een grote openbare protestvergadering gehouden worden tegen het voorontwerp van wet van minister C.P.M. Romme, dat tot doel had betaalde arbeid van gehuwde vrouwen te verbieden. Bouwmeester wist haar medebestuursleden ervan te overtuigen dat de grote zaal van het Concertgebouw in Amsterdam niet te groot zou zijn voor deze 'anti-Romme'-vergadering. Zij kreeg gelijk: honderden mensen konden er niet meer in. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Bouwmeester ontslagen door de nationaal-socialistische leiding van Het Volk en dit betekende het einde van haar carrière als journaliste. Na de oorlog werd zij meteen weer actief in de vrouwenbeweging. Zij was een van de initiatiefneemsters van de in november 1946 opgerichte Nederlandse Vrouwenbeweging (NVB). Op het oprichtingscongres werd zij gekozen tot lid van het hoofdbestuur, waarin zij de functie van redactiesecretaresse van het blad Vrede en opbouw vervulde. Op het congres in april 1950 trad zij af als hoofdbestuurslid.

Bouwmeester was steeds bezig met het vastleggen en doorgeven van de geschiedenis van de vrouwenbeweging. Zij beschouwde het als haar taak 'de nagedachtenis aan haar, die de weg voor ons gebaand hebben, levendig te houden'. Zij werkte als vrijwilligster op het in 1935 opgerichte Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV). Zij legde daar de basis voor de biografische knipselverzameling door haar kaartsysteem met gegevens van honderden beroemde vrouwen en de bijbehorende knipsels aan het archief te schenken. Zij was raadgeefster bij het vervaardigen van Van moeder op dochter. Het aandeel van de vrouw in een veranderende wereld (Leiden 1948), dat onder auspiciën van het IAV door W.H. Posthumus-van der Goot en A. de Waal werd uitgegeven en dat nog steeds als standaardwerk geldt. In 1949 schreef zij op verzoek van de VBB In Vogelvlucht. Inleiding tot de geschiedenis van de Vrouwenbeweging in Nederland (z.pl. 1949). Voor de W.P. voor de Vrouw. Encyclopaedie (Amsterdam 1952-1953) schreef ze het lemma 'vrouwenbeweging' en alle korte biografieën van feministen. In het jaar voor haar dood publiceerde Bouwmeester een korte geschiedenis van de VBB, De Eerste Mijlpaal 1930-1955 (Amsterdam 1955), en schreef zij ook haar (ongepubliceerde) autobiografie. Twee jaar eerder, in 1953, was Bouwmeester gehuldigd omdat zij vijftig jaar actief was in de vrouwenbeweging. Haar naam is minder bekend dan die van vrouwen als Aletta Jacobs en Wilhelmina Drucker, maar zij heeft een onmisbare bijdrage geleverd aan met name de vrouwen(arbeids)beweging, ook na het behalen van het kiesrecht.

Archief: 
Archief M.C. Bouwmeester in Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (Amsterdam; vgl. Overzicht van de Archieven van het IIAV, 99).
Literatuur: 
To Bouwmeester (71 jaar) overleden' in: Het Vrije Volk, 26.6.1956; A. Mevis (red.), In verloren minuten, dagboeken en herinneringen van vrouwen 1896-1979 (Weesp 1985) 113-119 (met fragmenten uit de autobiografie van Bouwmeester); E. Lansdorp, Vrouwen op hun post. Meer dan een eeuw vrouwen bij de PTT (z.pl. 1988); J. Withuis, Opoffering en heroïek. De mentale wereld van een communistische vrouwenorganisatie in naoorlogs Nederland, 1946-1976 (Amsterdam 1990); F.M. de Haan, Sekse op kantoor. Over vrouwelijkheid, mannelijkheid en macht, Nederland 1860-1940 (Hilversum 1992).
Portret: 
Maria Catharina Bouwmeester, 1950. Collectie Atria, Amsterdam.
Handtekening: 

Atria; archief van het Internationaal Archief van de Vrouwenbeweging, veteranenenquete 1947, nr. 472-11.

Auteur: 
Francisca de Haan, Annette Mevis
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 7 (1998), p. 20-23
Laatst gewijzigd: 
26-02-2023 (beroep vader gecorrigeerd)