DIEMER, Hendrik

Hendrik Diemer

eerste CNV voorzitter en - vooral later - werkgeversvoorman, is geboren te Scharnegoutum (Wymbritseradeel) op 13 februari 1879 en overleden te Rotterdam op 4 oktober 1966. Hij was de zoon van Evert Diemer, predikant, en Annigje Kerssies. Op 13 maart 1905 trad hij in het huwelijk met Maria Boer, met wie hij twee dochters en drie zoons kreeg.

Diemer verdient een eigen plaats in de sociale geschiedenis van Nederland. Hij was niet alleen mede-oprichter en voorzitter van arbeidersorganisaties, maar ook, en gedeeltelijk zelfs gelijktijdig, van werkgeversverenigingen. Hij verpersoonlijkte daarmee als het ware het mede door hemzelf theoretisch ondersteunde ideaal van de christelijk-sociale beweging waarin hij actief was: geen strijd maar verzoening van de klassen. Diemer groeide op in een weinig bemiddeld, orthodox-calvinistisch predikantenmilieu. Respect voor het christelijke gebod van de naastenliefde nam er naar eigen zeggen een voorname plaats in, vooral door het voorbeeld van zijn vrome moeder. Na een opleiding aan de 'Fransche School', een soort MULO, verliet hij op vijftienjarige leeftijd het ouderlijk huis. Nadat hij enkele jaren als bakkersknecht door het land had gezworven en als onderofficier zijn dienstplicht had vervuld, vestigde Diemer zich in 1901 in Rotterdam als broodbakker in loondienst. In 1904 aanvaardde hij een benoeming als bedrijfsleider van de Rotterdamsche Christelijke Coöperatieve Broodbakkerij en Verbruiksvereeniging 'De Voorzorg', die vanuit de protestantse werkliedenverenigingen Patrimonium en de Christelijk Nationale Werkmansbond was opgericht.

In 1906 stichtte Diemer met enkele collega's de Christelijke Bond van Bakkersgezellen (CBB), waarvan hij voorzitter werd. In deze hoedanigheid leverde hij een jaar daarop een bijdrage aan het landelijk congres tegen de bakkersnachtarbeid. Tevens belastte Diemer, die door zijn opleiding en intensieve zelfstudie in arbeiderskring als een erudiet man gold, zich met de redactie van het CBB-orgaan De Bakkersbazuin. Daarnaast redigeerde hij De Bondsbode van de Rotterdamsche Christelijke Besturenbond. Dit was het begin van zijn carrière als publicist. In deze tijd begaf hij zich ook op politiek terrein. Voor de Anti-Revolutionaire Partij werd hij lid van de Rotterdamse gemeenteraad. Later had hij enige tijd zitting in de Provinciale Staten van Zuid-Holland. De landelijke politiek trok hem niet. In de jarenlange strijd binnen de christelijke arbeidersbeweging over het (inter)confessionalisme koos de gereformeerde Diemer uit praktische, antithetische overwegingen voor het samengaan van katholieken en protestanten. In mei 1909 hakte hij, wars als hij was van theologische scherpslijperij, de knoop door in de eindeloze discussies over de grondslag van het nog op te richten CNV. Aangenomen werd zijn voor protestanten én katholieken acceptabele formulering: 'Het Christelijk Nationaal Vakverbond aanvaardt als grondslag de Christelijke beginselen en verwerpt mitsdien den klassenstrijd'. Diemer werd de eerste, onbezoldigde voorzitter. In een koersbepalende toelichting op de CNV-grondslag maakte hij duidelijk dat christelijke vakorganisatie zich binnen de bestaande politiek-maatschappelijke orde bezig had te houden met zuivere sociaal-economische belangenbehartiging. Deze diende in eerste instantie bevorderd te worden door vreedzaam overleg en arbitrage, en alleen in het uiterste geval door stakingsacties. Van partijpolitiek diende de christelijke vakorganisatie zich zijns inziens verre te houden.

In 1912 werd Diemer, wiens leidinggevende talenten niet onopgemerkt waren gebleven, benoemd tot directeur van het christelijke dagblad De Rotterdammer. Hierdoor ontstond de situatie dat de voorzitter van het CNV werkgever was van een bedrijf dat zou uitgroeien tot een omvangrijk en binnen het protestantse volksdeel invloedrijk krantenbedrijf. 'Wel te rusten, Diemer!', was het schampere commentaar op deze combinatie van de bekende Rotterdamse SDAP-er H. Spiekman. Diemer besefte zelf ook dat het een anomalie was. Maar omdat het vakverbond tezelfdertijd in een bestaanscrisis verkeerde vanwege het bisschoppelijk gebod aan katholieken om het CNV te verlaten, en omdat bovendien een geschikte opvolger ontbrak, liet hij zich overhalen voorlopig als voorzitter aan te blijven. Toen hij echter in 1916 als ondernemer cao-onderhandelingen moest gaan voeren, werd de situatie onhoudbaar en trad hij af. In hetzelfde jaar werd hij voorzitter van de Bond van Christelijke Drukkerspatroons, die hij in januari 1915, dus nog in zijn CNV-tijd, had helpen oprichten. Dit werd het begin van een langdurige bestuurderscarrière op vele posten in de werkgeverswereld. Onvermijdelijk kwam hij in die hoedanigheid in de loop van de jaren een aantal malen in conflict met de arbeidersbeweging. Vooral confrontaties met oud-collega's van het CNV, bijvoorbeeld tijdens arbeidsonrust in de grafische sector in 1930, waren voor beide partijen pijnlijk. Op een ander vlak was het eerder al tot schermutselingen gekomen toen hij zich in zijn boek Politiek en sociale beweging (Rotterdam 1918) keerde tegen partijpolitieke acties van enkele CNV bestuurders. In werkgeverskring bleef Diemer tot de 'sociale' vleugel behoren. Het ethisch fraaie program van de Christelijke Werkgeversvereeniging (1923), dat decennia lang van kracht bleef, was voor een groot deel zijn werk. Veertig jaar lang was hij vrijwel onbetwist voorzitter van de Centrale Commissie, het scheidsgerecht voor de grafische bedrijfstak. Met zijn, in eigen drukkerij Libertas gedrukte en als baanbrekend aangemerkte boek De ontwikkeling tot bedrijfsorganisatie (Rotterdam 1918), waarin ervaringen in de grafische sector verwerkt waren, oefende hij krachtig invloed uit op de gedachtenvorming inzake (privaatrechtelijke) bedrijfsorganisatie, zowel buiten als binnen het CNV. Het moet hem voldoening hebben gegeven dat hij in mei 1945 mede-ondertekenaar mocht zijn van het Manifest waarmee de Stichting van de Arbeid, een privaatrechtelijk samenwerkingsorgaan bij uitstek, naar buiten trad.

Nadat hij met de wederopbouw van zijn door bombardementen en een Duits verschijningsverbod getroffen bedrijf was begonnen, legde de pensioengerechtigde Diemer in 1946 zijn werk als directeur-hoofdredacteur bij De Rotterdammer neer. Hij bleef evenwel op velerlei terrein actief, onder meer als publicist. Zijn boeken over de hongerwinter en de wederopbouw van Nederland, beide uit 1947, kregen minder kritiek dan zijn als naïef bestempelde werk Het Duitsche nationaalsocialisme, de West-Europeesche democratie op de proef (Kampen 1934) over nazi-Duitsland. Op 74-jarige leeftijd voegde hij aan zijn lange lijst van initiatieven - er waren tijden waarin zijn gezin zich bijna dagelijks schertsend afvroeg: 'Wat zal hij vandaag weer hebben opgericht?' - nog het Centraal Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Nederland toe. Na de dood van zijn vrouw in 1953 trok Diemer zich geleidelijk uit het openbare leven terug. Onder andere vanwege zijn verdiensten op het gebied van de bedrijfsorganisatie was hij in 1948 benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In 1959 legde hij, tachtig jaar oud, het voorzitterschap van de Bond van Christelijke Drukkerspatroons neer. Zijn halve leven had hij deze bond gediend. Ruim zeven jaar later overleed hij.

Publicaties: 

Behalve de genoemde: 'Wat is het eigenlijke doel der vakorganisatie' in: Christelijke vakbeweging in beginsel en practijk (Rotterdam z.j.); Geschiedenis en grondbeginselen der christelijke vakbeweging (Utrecht 1912); De ontwikkeling tot bedrijfsorganisatie (Rotterdam 1918); 'De Organisatie der maatschappij' in: Proces Verbaal Tweede Christelijk Sociaal Congres (Rotterdam 1919); De A.R.P. en het Verdrag met België (Rotterdam 1926); Om het goede recht (Rotterdam 1928); De ontwikkeling der bedrijfsorganisatie (Haarlem 1939); Op den rand van leven en dood. De laatste negen bezettingsmaanden (Utrecht 1947); Beginsel en vaderland. Eén in de verdrukking, één in het volksherstel (Utrecht 1947); Vermeningvuldigde gedachten. Grepen uit de eerste helft der twintigste eeuw (Utrecht 1951).

Literatuur: 

H. Amelink, Onder eigen banier (Utrecht 1940); R. Hagoort, De Christelijk-Sociale Beweging (Franeker 1955); 'H. Diemer 80 jaar' in: Nieuwe Rotterdamse Courant, 12.2.1959; Herinneringsalbum ter gelegenheid van het afscheid van H. Diemer als voorzitter van de Centrale Commissie in het Boekdrukkers- en Rasterdiepdrukbedrijf (z.pl. 1959); J. Snoep, 'Hendrik Diemer, 1879-1966' in: Rotterdams Jaarboekje, 1967, 181-187; W.F. Lichtenauer in: BWN II, 121-123; A. Bornebroek, De strijd voor harmonie. De geschiedenis van de Industrie- en Voedingsbond CNV 1896-1996 (Amsterdam 1996).

Portret: 

H. Diemer, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte van Diemer/Boer dd. 13 april 1905; akte no. 1905.4; akteplaats Berkel en Rodenrijs. Als bruidegom.

Auteur: 
Paul E. Werkman
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 3 (1988), p. 38-41
Laatst gewijzigd: 

26-08-2002