JENTINK, Geertruida Christina

Geertruida Christina (Stellingwerf-) Jentink

(bekend onder de naam Stellingwerf-Jentink; roepnaam: Trui), een van de eerste vrouwelijke propagandisten voor socialisme, geheelonthouding en vrouwenemancipatie in Friesland, is geboren te Nijland op 9 juli 1852 en overleden te Leeuwarden op 12 juli 1918. Zij was de dochter van Theodoor Jentink, Nederlands-Hervormd predikant, en Geertruida Christina van Hengelaar. Op 7 december 1882 trad zij in het huwelijk met Oebele Stellingwerf, hulponderwijzer, daarna journalist. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Jentink werd als kind uit het tweede huwelijk van haar ouders door de vijf oudere kinderen over het hoofd gezien. Als reactie op de te grote zorg van haar moeder, die maakte dat zij enkel privé-onderwijs thuis kreeg, vluchtte zij later vaak naar boer Breeuwsma en gedroeg zich als een jongen. Zij leerde bij voorbeeld paardrijden en mennen. Al jong verzette zij zich tegen de orthodoxe dorpssfeer, waarin haar vader niet paste. Te Nijland leerde zij de tegenstellingen kennen tussen vrijzinnigen en orthodoxen, tussen boeren en arbeiders. In 1873 kreeg zij contact met de vrijzinnige W. Dykstra, die 'Winterjûnenocht' (winteravondplezier) gaf te Nijland. Hieruit ontstond een gedeeltelijk bewaard gebleven briefwisseling. Ook kreeg zij contact met Oebele Stellingwerf, de mederedacteur van het Friesch Volksblad. De uitersten trokken elkaar aan en het kwam tegen de zin van haar ouders in 1882 tot een huwelijk. Zij nam toen de secretaresse-functie van Romkje, de zuster van Stellingwerf, over en verzorgde en beschermde haar halfblinde man voortaan met een moederlijke liefde.

In 1890 begon zij als propagandiste voor socialisme, drankbestrijding en vrouwenbeweging op te treden. Zij sprak meestal Fries en behandelde onderwerpen als: 'Welke weg moet het uit?' en 'Moeten de vrouwen ook iets te zeggen hebben?'. In 1891 zijn zestig spreekbeurten te tellen. De kleine vrouw met polkahaar en korte rokken trok veel aandacht. De opvattingen omtrent kerk, maatschappij, socialisme en geheelonthouding, zoals die in de Friesche Volkspartij leefden, waren ook de hare. Als vrije vrouw had zij speciale aandacht voor vrouwen-kwesties, de positie van dienstbodes en ijverde zij voor het vrouwenkiesrecht. Zij was fel en kon de bestrijding van haar man door Domela Nieuwenhuis en Troelstra niet verdragen. Zo werd zij later ook aanhangster van de radicaal C.V. Gerritsen. Maar haar sterke aandacht voor de zwakken bleef. De drankellende maakte haar tot een vurig bestrijdster van drankmisbruik en prostitutie. Door haar propaganda-actie tegen de drank kwam ze in het bestuur van de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken (NV, 1896). Doordat de NV en SDAP nogal samengingen, trad zij weer terug. Zij was lid van de Voogdijraad, Pro Juventute en Armenzorg.

Na de dood van Stellingwerf (1897) kon zij het Friesch Volksblad nog een paar jaar handhaven. Per 1 januari 1900 werd zij redactrice van het Friesch Weekblad, een blad vooral voor de landbouw. Als propagandiste voor de pluimveeteelt ging zij veel voor de Friesche Maatschappij voor Landbouw op stap. Behalve als 'it krantewyfke' raakte zij ook als 'it hinnewyfke' (krante- en kippevrouwtje) bekend. Intussen werkte zij ook mee aan bladen als Evolutie, De Groene Amsterdammer, Leeuwarder Courant en De Vrouw (1888-1889). Het resolute, vrijgevochtene in haar heeft sommigen afgestoten, maar ook gemaakt dat in Friesland andere vrouwen eveneens op stap gingen. In het Friesch Volksblad publiceerde zij vele, vaak Friese feuilletons. Haar schetsen in het Fries en Hollands, echte tendensverhalen, zeggen ons weinig meer, maar hebben destijds iets losgemaakt en de ontwikkeling van de volkstaal bevorderd. Haar laatste jaren waren eenzaam.

Archief: 

Brieven van W. Dykstra aan G.C. Jentink hs. 16 in Provinciale Bibliotheek van Friesland (Leeuwarden). De rest van haar archief heeft zij vernietigd.

Publicaties: 

Voorwoord bij Hartman (ps. van Klaas Stienstra), Dy godloazen. Toanielstik yn fjouwer bidrjuwen (Leeuwarden 1897) 3. Zie verder: J.J. Kalma, Bibliografie van en over G.C. Jentink, aanwezig in Provinciale Bibliotheek van Friesland (Leeuwarden), A 4057. Een van haar feuilletons is door M. Braaksma met een inleiding uitgegeven: Hwerom Rinkje nei de thé gjin slokje ha woe (Bolsward 1941).

Literatuur: 

In memoriam' in: Leeuwarder Courant, 13.7.1918; J.J. Kalma, Oebele Stellingwerf. Frysk, demokratysk en soasialistiysk strider (Snits 1940); J.J. Kalma, Dit wienen ek Friezen IV (Leeuwarden 1971); J.J. Kalma, Geertruida Christina Stellingwerf-Jentink (1852-1918): it "krantewyfke" (Leeuwarden 1980); H. Sleurink, J. Frieswijk, De zaak Hogerhuis 'eene gerechtelijke misdaad' (Leeuwarden 1984); Trui Jentink. Soasjaliste, feministe, 1852-1918. FryxSpecial, december 1984; P. de Vries, Kuisheid voor mannen, vrijheid voor vrouwen. De reglementering en bestrijding van prostitutie in Nederland, 1850-1911 (Hilversum 1997); P.Th. Kok, Burgers in de bijstand. Werklozen en de ontwikkeling van de sociale zekerheid in Leeuwarden van 1880 tot 1930 (Groningen 2000).

Portret: 

G.C. Jentink, foto I.H. Slaterus. Coll. Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum (Tresoar), Leeuwarden.

Handtekening: 

Huwelijksakte van Stellingwerf/Jentink dd. 7 december 1882. Archief 30-44, Reg.nr. 2031, akte 84;. akteplaats Wymbritseradeel. Als bruid.

Auteur: 
J.J. Kalma
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 1 (1986), p. 50-52
Laatst gewijzigd: 

07-01-2015 (Publicaties aangepast)