LENSING, Wilhelmina Elisabeth

Wilhelmina Elisabeth Lensing (Wilhelmina Drucker)

(zich noemende en schrijvende Drucker), radicaal-feministe, is geboren te Amsterdam op 30 september 1847 en aldaar overleden op 5 december 1925. Zij was de dochter van Constantia Christina Lensing, modiste, en Louis Drucker, bankier.
Pseudoniemen: Gipsy, Gitano, E. Prezcier.

Toen de Amsterdamse wollenaaister Wilhelmina Drucker in 1886 voor het eerst een vergadering in het Amsterdamse Volkspark bezocht, was zij verwikkeld in een conflict met haar familie van vaderszijde, dat zij uiteindelijk, mede door haar kennismaking met het socialisme, in haar voordeel zou weten te beslechten. Haar vader was een puissant-rijke bankier, die nooit met haar moeder getrouwd was. Erkend had haar vader haar evenmin, al droeg zij van jongs af aan zijn naam en had hij in bescheiden mate in de kosten van het levensonderhoud van zijn kinderen bijgedragen. Als 'onecht' kind had zij wettelijk dan ook geen aanspraak op het vaderlijk erfdeel, waarin zij overigens niet verschilde van de kinderen die haar vader bij andere vrouwen had verwekt. Deze situatie van gelijke rechteloosheid was drastisch veranderd, toen haar vader op latere leeftijd met een van deze andere vrouwen trouwde en van haar 'onechte' kinderen de zijne erkende. Hoe groot de consequenties van deze verandering waren, bleek toen haar vader in 1884 overleed en haar geëchte halfbroers en zusters, van wie de later bekende radicaal-liberale jurist Hendrik Lodewijk Drucker de oudste was, een miljoenenerfenis onder elkaar mochten verdelen, waarvan Wilhelmina Drucker en haar zuster Louise waren uitgesloten. Om haar oudste halfbroer tot een rechtvaardiger verdeling te bewegen, publiceerden Drucker en haar zuster in 1885 de sleutelroman George David, waarin zij hem verantwoordelijk stelden voor de dood van zijn halfbroer van moederszijde. Tot een bevredigende regeling leidde dat niet, ook niet toen zij het boek in 1886 opnieuw lieten uitbrengen. Het was in deze tijd dat Drucker zich naar het Volkspark begaf. Al snel werd zij een geregeld bezoekster van de vergaderingen van de Sociaal-Democratische Bond (SDB), de staatkundige vereniging De Unie, de Nederlandsche Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht en de vrijdenkersvereniging De Dageraad, waar socialisten, radicalen, democraten en vrijdenkers elkaar in die tijd in wisselende samenstelling troffen. Deze toenadering werd een actieve deelname, toen zij in 1887 vast medewerkster werd van het Groninger Weekblad van Joan Nieuwenhuis. Zoals Drucker later zou schrijven, heeft het socialisme in deze jaren een grote vormende invloed op haar gehad. Het stelde haar in staat haar persoonlijke omstandigheden te begrijpen als het gevolg van door wet en conventie gesanctioneerde maatschappelijke wanverhoudingen tussen rijk en arm, en tussen man en vrouw. Dit inzicht vormde de basis van de feministische politiek waaraan zij zich vanaf 1888 levenslang zou wijden. In dat jaar namelijk slaagde Drucker er in haar persoonlijke rekening met het kapitaal en de dubbele moraal te vereffenen, door, nu met succes, een deel van de erfenis van haar halfbroer op te eisen. Dit succes had zij in belangrijke mate te danken aan de socialistische beweging, die haar bood wat zij als wollenaaister alleen nooit zou hebben gehad: een platform en een publiek. Zo publiceerde zij in de loop van 1888 in het Groninger Weekblad een vervolgverhaal, 'Mammon', waarin H.L. Drucker herkenbaar werd afgeschilderd als een rijkaard die zijn geld onrechtmatig had verkregen. Zij zegde hem hierin aan dat hij geen rust meer zou kennen, voordat het onrecht hersteld was dat aan de basis van zijn rijkdom lag. Na dit dreigement kwam het, door bemiddeling van Nieuwenhuis, tot een schikking die Drucker voor de rest van haar leven financieel onafhankelijk maakte.

Nog in datzelfde jaar 1888 richtte Drucker, samen met een aantal andere vrouwen uit radicale en socialistische hoek, het weekblad voor vrouwen en meisjes De Vrouw op. De plannen met het blad, dat werd uitgegeven door Nieuwenhuis en waarvan de medewerking van Titia van der Tuuk, Frederica van Uildriks en J.W. Gerhard (pseudoniem: Silvia) met zekerheid kan worden vastgesteld, waren voortvarend. Het zou aan de belangen van vrouwen gewijd zijn, het zou zich daarbij op de gelijke rechten van vrouwen richten en het zou geen partijblad zijn. Hoewel het blad maar twee maanden bestond, heeft Drucker het politieke program dat er aan ten grondslag lag de volgende jaren verder uitgewerkt. Een belangrijke stap daarin was de oprichting van de Vrije Vrouwenvereeniging (VVV), waartoe Drucker, met de gezusters Grietje en Henriëtte Cohen, Theodora van Campen-Doesburg, Feitje Acronius-Duinker en Maria Mater-Vonk, in oktober 1889 het initiatief nam. Het doel van de VVV (de juridische, economische en politieke gelijkstelling van de vrouw) en het moment waarop zij werd opgericht (kort nadat de vrouwenvereniging binnen de Amsterdamse SDB, Door Vereeniging Verbetering (DVV), door het afdelingsbestuur was ontbonden), maar vooral ook de vorm waarin zij zich organiseerde (alleen voor vrouwen en politiek ongebonden) en de kritische houding tegenover alle politieke partijen en groeperingen (die de VVV zich, vooral in de persoon van Drucker, door haar ongebondenheid kon permitteren) hebben het gros van de geschiedschrijvers van het socialisme ingegeven dat de oprichting van de VVV een vijandige daad was van burgerlijke vrouwen die zich tegen het socialisme keerden. Dat is een onjuiste voorstelling van zaken. Wat de leden betreft, de oprichtsters en eerste leden van de VVV behoorden tot dezelfde sociale lagen als de leden van de SDB, terwijl een deel van hen bovendien met een SDB-lid was getrouwd of lid van DVV was geweest. En hoewel Drucker zelf nooit partijlid lijkt te zijn geweest (al meent J.H.A. Schaper veertig jaar later vagelijk van wel), steunde zij meerdere socialistische initiatieven financieel. Zo leende zij de SDB in 1889 de helft van het aankoopbedrag van gebouw Constantia, het nieuwe onderkomen van de Amsterdamse socialisten. In 1891 was zij een van de geldschieters van het nieuwe tijdschrift De Socialist van Schaper en Tj. Luitjes, en nog in 1895 werd zij aandeelhouder van het nieuw op te richten Volksdagblad. Ook de verhouding tussen SDB en VVV was aanvankelijk verre van vijandig. De vergaderingen van de VVV werden in Recht voor Allen verslagen. Op de eerste openbare vergadering van de VVV in 1890 trad F. Domela Nieuwenhuis als spreker op en, bij gelegenheid, organiseerde de VVV haar bijeenkomsten in Constantia. Omgekeerd was Drucker de eerste jaren van de VVV een veelgevraagd spreekster op de afdelingsvergaderingen van de SDB en op die van de verschillende sociaal-democratische vrouwenverenigingen in den lande, en trad zij tot in 1893, zij aan zij met socialisten, als spreekster op de grote kiesrechtmeetings op. En niet alleen was de VVV in die jaren steevast op 1 mei-vieringen present, in 1890 was ze, in de persoon van Henriëtte Cohen, ook vertegenwoordigd op het congres van de Duitse socialisten te Halle, en in 1891 nam Drucker als afgevaardigde van de VVV deel aan het congres van de Tweede Internationale in Brussel. Op dit congres werd, mede door haar toedoen, de verenigbaarheid van feminisme en socialisme zelfs bevestigd. Samen met de afgevaardigden Emma Ihrer en Ottilie Baader uit Duitsland, Louise Kautsky uit Oostenrijk en Anna Kuliscioff uit Italië, diende Drucker namelijk een resolutie in, waarin de socialistische partijen uit alle landen opgeroepen werden het streven naar volledige juridische en politieke gelijkheid van mannen en vrouwen in hun programma's op te nemen. Het congres aanvaardde deze resolutie. Dat zij ernst maakte met het socialisme, mag ook blijken uit het feit dat de VVV in 1892 het initiatief nam tot een Comité ter Verkrijging van Stedelijke Stoomwasscherijen, waarin zij zich met vertegenwoordigers van het opnieuw opgerichte DVV, de SDB en een groot aantal vakverenigingen sterk maakte voor één van de stokpaardjes van de VVV, de collectivering van de huishoudelijke arbeid. En als Drucker bij dit alles vrijwel elke gelegenheid aangreep om in discussie te gaan over het goed recht van vrouwen om voor hun eigen belangen op te komen - want dat deed ze - dan bleek daarin toch steeds opnieuw dat de socialistische beweging in deze jaren haar belangrijkste referentiepunt was. Daarbij verschilde zij over twee kwesties steeds beslister met de socialisten van mening. Waar deze arbeidsbescherming voor vrouwen voorstonden, bepleitte Drucker gelijke arbeidsvoorwaarden voor beide seksen, en waar deze uitsluitend voor uitbreiding van het mannenkiesrecht ijverden, verlangde Drucker kiesrecht voor vrouwen op dezelfde voorwaarden als voor mannen. Van deze discussies waren de socialistische voormannen van meet af aan maar matig gediend en gaandeweg lieten zij steeds openlijker blijken dat zij haar liever kwijt dan rijk waren. In 1893 moet Drucker uiteindelijk besloten hebben dat de vrouwenzaak een zaak van vrouwen was en dat zij definitief haar eigen weg moest gaan. Samen met Dora Schook-Haver, al enige jaren haar rechterhand in de VVV, richtte zij een weekblad voor vrouwen op, dat zij Evolutie noemden. Lag in de keuze van de naam al een afscheid van de revolutionaire socialisten rond Domela Nieuwenhuis besloten, in het eerste redactioneel verbreedde zij haar onafhankelijke politieke positie radicaal: 'Wij verlangen ... tot geene enkele partij te behooren, bij geene enkele te worden ingelijfd; maar in iedere richting het goede te waardeeren en het verkeerde af te keuren'. Een discussiegemeenschap waarmee zij de banden niet verbrak, was De Dageraad, waarin zij ook na 1893 als spreekster en debattante bleef optreden. Van 1910 tot 1919 was zij bovendien lid van het hoofdbestuur.

Pas toen Drucker uit de kring van socialisten was getreden waartoe ook de niet-socialistische feministen haar al die jaren hadden gerekend, ontstond de ruimte voor coalities met vrouwen uit andere kring. Deze ruimte benutte zij individueel en in VVV-verband ten volle. Nog in 1893 riep de VVV gelijkgestemden van alle gezindten op tot het vormen van een vereniging, die zich uitsluitend op het verkrijgen van vrouwenkiesrecht zou richten. Die vereniging kwam met de oprichting van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VVK) in 1894 daadwerkelijk tot stand. En hoewel Drucker in de VVK nooit een landelijke functie bekleedde, was zij, mede doordat zij met Evolutie over een spreekbuis beschikte, wel een lid wier radicaal-feministische visie op de politiek van de VVK landelijke invloed had. Politieke tegenstanders buiten de VVK én leden van politieke partijen binnen de VVK hield zij voor dat de VVK een zelfstandige politieke beweging was met een eigen politiek doel (gelijk kiesrecht voor man en vrouw), die de bestaande politieke partijen uitsluitend op haar eigen voorwaarden tegemoet moest treden. Dit is het officiële standpunt van de VVK geworden en ook vrijwel tot het eind van haar bestaan gebleven. Toen de VVK zich in 1916 echter openlijk achter de kiesrechtpolitiek van de liberale coalitie, de zogeheten Concentratie, schaarde en daarmee de strijd voor vrouwenkiesrecht uit handen gaf, stapte Drucker uit de VVK en richtte met enkele geestverwanten De Neutrale op. Naast vrouwenkiesrecht was de economische zelfstandigheid van vrouwen, ongeacht de vraag of zij gehuwd of ongehuwd, moeder of geen moeder waren, een tweede strijdpunt op Druckers program. Vrouwen moesten onbelemmerd toegang hebben tot de arbeidsmarkt en daar onder dezelfde voorwaarden kunnen werken als mannen. Natuurlijk droeg Drucker ook deze opvatting, waarvoor zij in Schook-Haver een fervent medestandster had, in Evolutie uit. Maar omdat naar haar overtuiging daadwerkelijke verandering ook hier van zelfstandige vrouwenorganisaties zou moeten komen, werd in 1897 op instigatie van de VVV de Naaistersvereeniging 'Allen Eén' opgericht, waarbij Drucker ook enige tijd persoonlijk betrokken was. Vervolgens riep de VVV samen met de Naaistersvereeniging en de Roosjessnijdstersvereeniging een Comité voor Vrouwen-Vakvereenigingen in het leven, waaruit in 1899 een vakvereniging van wasvrouwen en strijksters en een van dienstboden voortkwam. En al bleef geen van deze vrouwenvakverenigingen lang zelfstandig bestaan, ze mobiliseerden vrouwen uit de verschillende beroepen wel. Bij de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, die in 1898 in Den Haag werd georganiseerd en waarvoor de VVV al in 1895 de eerste aanzet had gegeven, was Drucker organisatorisch niet betrokken. Wel was zij op de tentoonstellingscongressen immer in voor een discussie vanuit de zaal. Een produktief initiatief op het terrein van vrouwen en arbeid was het Nationaal Comité inzake Wettelijke Regeling van Vrouwenarbeid (Wettencomité), dat zij in 1903 samen met Marie Rutgers-Hoitsema oprichtte. Dit Comité, waarin acht vrouwenorganisaties vertegenwoordigd waren, volgde de overheid op de voet en kwam in actie zodra een wetsvoorstel of overheidsmaatregel de economische zelfstandigheid van vrouwen bedreigde of het principe van gelijke arbeidsvoorwaarden voor beide seksen schond. Zo keerde het Wettencomité zich tegen ieder voornemen tot ontslag van huwende ambtenaressen, waarbij vooral de actie tegen het wetsontwerp van minister Th. Heemskerk (1910) breed en succesvol was. En in het debat over aparte arbeidsbescherming voor vrouwen gaven Drucker en Rutgers-Hoitsema die vrouwen een stem, die door de dreigende arbeidsverboden brodeloos zouden raken. Drucker zelf onderhield sinds 1891 ook diverse internationale contacten, bezocht talloze internationale feministische congressen en richtte op het congres in Stockholm in 1911, samen met Rutgers-Hoitsema, de Internationale Correspondentie op, een samenwerkingsverband van feministen die zich tegen het - ook door feministen verdedigde - standpunt van aparte arbeidsbescherming van vrouwen keerden.

Huwelijk en seksualiteit vormden het derde terrein waarop volgens Drucker de strijd voor gelijkheid tussen de seksen moest worden uitgevochten. Zij deed dit allereerst in Evolutie, waarin zij de vele misstanden op dit terrein aan de kaak stelde, zoals de veroordeling van de vrouw tot huwelijk en moederschap, de vernederende ondergeschiktheid van de gehuwde vrouw aan haar echtgenoot, de dubbele seksuele moraal die mannen toestond wat vrouwen verboden was, en de rechteloze positie van het onwettige kind. Deze misstanden beschouwde zij als het gevolg van de economische afhankelijkheid van vrouwen, van de valse opvattingen over de vrouwelijke seksualiteit, en van de systematische onrechtvaardigheden in het huwelijks- en afstammingsrecht. Zij pleitte dan ook tegen de maritale macht, tegen het verbod op het onderzoek naar het vaderschap, tegen het onderscheid tussen wettige en onwettige kinderen, en voor het vrije huwelijk als een verbintenis tussen gelijken, waarvoor economische zelfstandigheid van vrouwen en de vrije beschikbaarheid van voorbehoedmiddelen eerste vereisten waren. Zij trad onmiddellijk toe tot de Vereeniging Onderlinge Vrouwenbescherming (OV), die in 1897 werd opgericht om de belangen van de ongehuwde moeder en haar kind te behartigen. In de richtingenstrijd die OV de eerste jaren verdeelde, koos Drucker consequent voor het radicale standpunt dat OV een strijdorganisatie zou moeten zijn, die alle vrouwen, ongehuwd of gehuwd, met of zonder kinderen, zou moeten verenigen in de strijd tegen onrechtvaardige wetten en verouderde zeden. Toen na enige jaren de opvatting won dat OV een instelling moest zijn die alleen hulp verleende, en wel aan vrouwen die het rechte pad waren kwijtgeraakt en aan de kinderen die daarvan de dupe waren, richtten de radicalen in 1905, met financiële hulp van Drucker, in Amsterdam een eigen opvanghuis (Tehuis Annette) op, waarvan vrouwelijke solidariteit de basis zou zijn. En toen in 1912 uit diezelfde radicalen een Comité voor Moederbescherming en Sexueele Hervorming voortkwam, trad Drucker als lid toe.

Drucker leefde lang genoeg om met de grondwetsherziening van 1917 en de wijziging van de kieswet in 1919 de verwezenlijking mee te maken van de meest gezichtsbepalende feministische eis: vrouwenkiesrecht. Ook in deze nieuwe situatie onthield zij zich echter van een openlijke partijpolitieke keuze en nam zij afstand van het geharrewar over afzonderlijke vrouwenlijsten of vrouwenpartijen. In plaats daarvan hield zij de lezers van Evolutie voor, dat zij zich niet blind moesten staren op het verkrijgen van parlementszetels en dat de strijd voor gelijke rechten zowel binnen als buiten het parlement moest worden voortgezet. Zef voegde zij, zoals altijd, de daad bij het woord. In 1920 werd zij lid van het Comité tegen Gezinsloon, en vanaf 1923 tot aan haar dood participeerde zij in de verschillende actiecomités tegen het ontslag van gehuwde ambtenaressen. Meer in het algemeen schaarde Drucker zich in deze tijd bij de grote groep critici, onder wie ook de befaamde liberale politicus Samuel van Houten, die het nieuwe systeem van evenredige vertegenwoordiging en bezoldigde Kamerfuncties aan de kaak stelden als partijdictatuur en baantjesjagerij. Ook had men in deze kringen weinig waardering voor de sinds de Eerste Wereldoorlog steeds interventionistischer taakopvatting van de staat en de daarbij behorende stijging van de overheidsuitgaven. Dergelijke opvattingen werden naar voren gebracht door de Nederlandsche Bond van Belastingbetalers, tot wier oprichters Drucker in 1919 behoorde. Aangezien zich onder deze belastingbetalers een aantal personen bevond dat uiteindelijk in uiterst-rechts politiek vaarwater terecht zou komen, is wel beweerd dat ook Drucker er in deze periode protofascistische sympathieën op nahield. Het tegendeel is echter waar. Niet alleen brak Drucker al in 1922 weer met de Bond, maar ook wijdde zij in de daarop volgende jaren in Evolutie een aantal uiterst kritische besprekingen aan al dan niet expliciet fascistische initiatieven. Daarbij hamerde zij erop dat de parlementair-democratische politiek weliswaar toe was aan verbetering en buiten-parlementaire verbreding, maar niet vervangen mocht worden door een regime van sterke mannen à la Mussolini. Aan het eind van haar leven verdedigde Drucker dus haar eigen buitenparlementaire opvatting van politiek evenzeer tegen het antiparlementarisme van rechts als zij dat ruim een kwart eeuw tevoren had gedaan tegen het antiparlementarisme van de SDB. Haar strikt volgehouden gelijkheidsdenken en haar polemische stijl van optreden brachten Drucker gedurende haar lange politiek-actieve leven in een minderheidspositie, die door tijdgenoten met niet altijd even positief geconnoteerde trefwoorden als 'radicaal' en 'ultra' werd gekenschetst. Niettemin ontwikkelde zij zich met Evolutie meer en meer tot een even gevreesd als gerespecteerd instituut, waaraan de meest uiteenlopende feministen hun opvattingen ijkten. Op 10 december 1925, bij de crematieplechtigheid op Westerveld, gaven dan ook alle groeperingen uit de vrouwenbeweging acte de présence.

Archief: 

Delen archief W.E. Drucker in Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (Amsterdam; vgl. Overzicht van archieven); archiefje W.E. Drucker in IISG (Amsterdam; vgl. Campfens2, 264).

Publicaties: 

Artikelen en polemieken in onder meer Groninger Weekblad, De Vrouw (1888), Recht voor Allen, De Klok, De Volkszaak (Winschoten), De Volkswacht (Gent), De Strijd (Amsterdam), De Vrije Gedachte en het merendeel van de artikelen in Evolutie; (met haar zuster Louise onder het pseudoniem G. & E. Prezcier) George David (Amsterdam 1885; Groningen 1886; heruitgegeven als Wilhelmina Drucker en de schandaalroman George David, Amsterdam 1976); (onder het pseudoniem Gipsy) 'Mammon. Een kerstavond in het rijk Fantasio' in: Groninger Weekblad, 12.2-8.7.1888; Een woordje aan 'De vrouwen van Nederland' (Amsterdam 1891); (met Th.P.B. Haver) Stoomwasscherijen. Een woordje aan de Amsterdamsche arbeidersvrouwen (Amsterdam 1892); (met Th.P.B. Haver) L. Frank, Catechismus der vrouw (Amsterdam 1895; vertaling); Vrouwenarbeid in heden en verleden. Rede, gehouden op de algemeene vergadering van den Nationalen Vrouwenraad in Nederland, op 26 april 1906 te Groningen (z.pl. 1906); 'Hoe het wankelende zich stut. Arabische vertelling' in: De Dageraad. Geschiedenis, herinneringen en beschouwingen 1856-1906 (Amsterdam 1906) 254-8; Autour du travail de la femme (Amsterdam 1911); 'Vrij-denken' in: Dageraad's Jaarboekje, 1, 1913, 71-81; 'Sexueele hervorming' in: Moederschap. Sexueele ethiek. Brochure, uitgegeven door het Nationaal Comité voor Moederbescherming en Sexueele Hervorming (Almelo 1914) 65-87; Waarom de Neutrale? (Amsterdam1916); (met J.S.R. Baerveldt-Haver, N. Minnema, J.F.P. Mossel en M.S. Wiener) Geen blinde volgelingen. Opgedragen aan de leden der Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (Amsterdam 1916); 'Een uiting van waardeering' in: Gedenkboek ter gelegenheid van den 70sten verjaardag van F. Domela Nieuwenhuis 31 December 1916 (Amsterdam 1916) 56-9; 'De Vrije Vrouwenvereeniging' in: De vrouw, de vrouwenbeweging en het vrouwenvraagstuk. Encyclopaedisch handboek II (Amsterdam 1918) 136-49; 'Van woord tot daad een wel lange weg' in: Gedenkboek [van de Vereeniging 'Onderlinge Vrouwenbescherming'] 1897-1922 (Den Haag 1922) 15-7; bibliografie in: D. te Winkel-van Hall (1968).

Literatuur: 

De Vrije Vrouwenvereeniging. Haar streven en werken (Amsterdam 1898); Vliegen, Dageraad II, 173-5; 'Mevrouw W. Drucker' in: De Telegraaf, 31.12.1904 en 7.1.1905; F. Netscher, 'Karakterschets: Mevrouw W. Drucker' in: De Hollandsche Revue, 1914, 97-111; W. van Itallie-van Embden, 'Wilhelmina Drucker 1847-1925' in: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 16.12.1925, herdrukt in: Wilhelmina Drucker en de schandaalroman George David (Amsterdam 1976) 115-20; A. Polak, 'Mevrouw W. Drucker, 30 September 1847 - 5 December 1925' in: Leven en Werken, 1926, 177-87; J.A. Nieuwenhuis, Uit den tijd der voortrekkers (Amsterdam 1927); J.A. Nieuwenhuis, Een halve eeuw onder socialisten (Zeist 1933); J.H. Schaper, Een halve eeuw van strijd. Herinneringen I (Groningen 1933); W.H. Posthumus-van der Goot, A. de Waal (red.), Van moeder op dochter (Leiden 1948); D. te Winkel-van Hall, Wilhelmina Drucker. De eerste vrije vrouw (Amsterdam 1968); H. d'Ancona, '"Als je sterk bent, durft de laffe wereld je niet aan". Wilhelmina Drucker, het eenzame leven van een feministisch voorvechtster' in: Vrij Nederland, 26.8.1978; H.J. Scheffer, Het Volksdagblad. Arbeidersbeweging en dagbladpers (Den Haag 1981); H.J. Scheffer, 'De nadelen van te weinig en van te veel informatie bij het sociaal-wetenschappelijk onderzoek' in: Dux femina facti. Aspecten van sociaal-wetenschappelijk onderzoek (Amsterdam 1981) 105-12; M. van Amerongen, 'Een barst in de sokkel van Dolle Mina' in: Vrij Nederland, 27.11.1982; H.J. Scheffer, De Controleur. Een kritisch blad kritisch bekeken (Den Haag 1982); F. Dieteren, I. Peeterman, Vrije vrouwen of werkmansvrouwen? Vrouwen in de Sociaal-Democratische Bond (1879-1894) (Utrecht 1984); F. Dieteren, 'De geestelijke eenzaamheid van een radicaal-feministe. Wilhelmina Druckers ontwikkeling tussen 1885 en 1898' in: Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis, 1985, 78-100; D.J. van Hall, 'Lensing, Wilhelmina Elisabeth' in: BWN II (Amsterdam 1985) 348-50; M. Henneman, '"De vrouw als vrije mensch". Een monument voor Wilhelmina Drucker' in: Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis, 1985, 101-5; S.L. Sevenhuijsen, De orde van het vaderschap. Politieke debatten over ongehuwd moederschap, afstamming en het huwelijk in Nederland 1870-1900 (Amsterdam 1987); F. Dieteren, 'Ferdinand Domela Nieuwenhuis en de vrouwen' in: J. Frieswijk, J.J. Kalma en Y. Kuiper (red.), Ferdinand Domela Nieuwenhuis. De apostel van de Friese arbeiders (Drachten 1988) 29-43; U. Jansz, Denken over sekse in de eerste feministische golf (Amsterdam 1990); M. Braun, De prijs van de liefde. De eerste feministische golf, het huwelijksrecht en de vaderlandse geschiedenis (Amsterdam 1992); M. Everard, 'De woede van Wilhelmina Drucker' in: Lover, 1992, nr. 4, 234-6; M. Braun, De prijs van de liefde. De eerste feministische golf, het huwelijksrecht en de vaderlandse geschiedenis (Amsterdam 1992); M. Everard, 'De woede van Wilhelmina Drucker' in: Lover, 1992, nr. 4, 234-6; M. Braun, 'Drie sprookjes van Wilhelmina Drucker. Een bijdrage aan de cultuurgeschiedenis van het fin de siècle' in: Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis, 1994, 11-29; C. van Eijl, Het werkzame verschil. Vrouwen in de slag om arbeid, 1898-1940 (Hilversum 1994); J.A. Niemeijer, Kijk, Ot en Sien. Een klassieker in de Nederlandse jeugdliteratuur (Baarn 19972); M. Everard, 'Een natuurlijke erfdochter. Wilhelmina Ducker en het kapitaal' in: Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis, 1997, 137-51; M. Grever, B. Waaldijk, Feministische openbaarheid. De Nationale Tentoonstelling voor Vrouwenarbeid in 1898 (Amsterdam 1998); M. Everard, M. Aerts, 'Forgotten intersections. Wilhelmina Drucker, early feminism, and the Dutch-Belgian connection' in: Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, 1999, 440-72; M. Aerts, 'Om de kans op één vrouw in het parlement. De vrouwenkiesrechtbeweging tussen neutraliteit en richting' in: Jaarboek Parlementaire Geschiedenis, 1999, 35-45.

Portret: 

Wilhelmina Elisabeth Lensing ca. 1905, IISG

Auteur: 
Myriam Everard
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 8 (2001), p. 151-158
Laatst gewijzigd: 

10-02-2003