IISG

Freie Presse: geschiedenis

Crisis

Op 7 januari 1933 verscheen in Utrecht het eerste nummer van Volk en Vaderland. Met dit blad kreeg de Nederlandse Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) haar centrale nieuws- en propagandablad. Deze gebeurtenis uit de Nederlandse persgeschiedenis was slechts een klein feit uit een lange reeks grotere in dit onheilspellende jaar. Die zelfde maand nog, op 30 januari, werd Adolf Hitler tot kanselier benoemd van het grote rijk aan Nederlands oostgrens. En op 4 februari brak er in de Nederlands-Indische wateren een muiterij uit op het pantserschip De Zeven Provinciën, die door de Nederlandse regering pas na 10 dagen met een luchtaanval, die aan 23 opvarenden het leven kostte, werd beëindigd. Deze gebeurtenissen vonden plaats tegen de achtergrond van een wereldwijde economische crisis, die in Nederland in 1933 ongeveer 20% van de beroepsbevolking werkloos maakte. De Nederlandse regering, een coalitie van protestantse en katholieke conservatieven, zag deze ontwikkelingen bezorgd aan.

Vluchtelingen

Deze achtergrond verklaart veel van de geschiedenis van na 30 januari 1933, toen Duitse en Duits-joodse vluchtelingen naar Nederland kwamen, waar sommigen hun politieke activiteiten voortzetten. Onder hen waren veel sociaaldemocraten en communisten, die niet erg geliefd waren bij de Nederlandse autoriteiten. Al snel na Hitlers machtsovername verschenen de eerste vluchtelingen in Nederland. Aan het eind van 1933 waren dat er ongeveer 5.000, ruim 8% van het totaal van de uit Duitsland gevluchten. Later nam het Nederlands aandeel aan de opvang van de vluchtelingen af. Dat vond zijn oorzaak in strenger regeringsbeleid, maar ook in het feit dat een aantal vluchtelingen vanuit Nederland doorreisde naar andere bestemmingen.

Hitler

In de maanden na januari 1933 groeide de groep aan, met pieken na bepaalde gebeurtenissen in Duitsland. De eerste impuls was de Rijksdagbrand op 27 februari. Deze gebeurtenis werd door de Nazi's benut om de organisaties van de arbeidersbeweging aan te pakken. De dag na de brand kondigde de Hitlerregering de noodverordening 'Zum Schutz von Volk und Staat' af en werden prominente kritische schrijvers als Erich Mühsam en Carl von Ossietzky alsmede vooraanstaande politici, vooral uit SPD en KPD, opgepakt. Tot medio mei werden alleen al in de deelstaat Pruisen meer dan 100.000 tegenstanders van het Naziregime gearresteerd. De KPD werd onmiddellijk verboden. Uiteraard had de beperking van het recht op vrije meningsuiting een belangrijke plaats in deze verordening. De krant van de SPD, de Vorwärts verscheen op 28 februari voor het laatst. Een volgende stap in de repressie in Duitsland was de ontbinding van de vrije vakbonden op 2 mei, waarop wederom vele Duitse sociaaldemocraten naar Nederland vluchtten. Amsterdam was de meest aangewezen plaats in Nederland voor deze mensen omdat hier de belangrijkste instellingen van de Nederlandse sociaaldemocratie gevestigd waren. Daarnaast bevonden er zich acht Internationale vakbewegingssecretariaten. Dat Amsterdam het centrum was van de Nederlandse uitgeverswereld maakte het voor de meeste van deze gevluchten, die vaak moesten leven van hun pen, een relatief aantrekkelijke plaats.

Freie Presse

In Nederland ontstonden er al snel na Hitlers machtsovername politieke en humanitaire initiatieven. Op 22 maart hielden de SDAP en de NVV een protestbijeenkomst in de Diamantbeurs. Hier richtte men zich nog vooral op de anti-joodse politiek van het Hitlerregime. Niet lang daarna werd een Comité voor Politiek Duitse Vluchtelingen opgericht. Dit gemengd Nederlands-Duitse comité stond onder voorzitterschap van Emil Gross, tot april de voorzitter van de Sozialistische Studentenschaft in Berlijn.

In mei 1933 ontstond binnen kringen van de SDAP het idee om een Duitstalige krant voor het grensgebied uit te geven. Hij zou Freie Presse gaan heten. Het zou een politiek-cultureel weekblad moeten worden met een hoge oplage. Er werd vanuit gegaan dat gezien de aanwezigheid van 400.000 Duitssprekenden in Nederland er toch wel een oplage van 20.000 mogelijk moest zijn. Ook, illegale, verspreiding in Duistland hoorde expliciet tot de wensen. Het blad was bedoeld om uitgaande van een sociaaldemocratische visie een tegenwicht te bieden aan de Nazipropaganda in Duitsland en in die gebieden in Nederland waar veel Duitsers verbleven. Groepen die men speciaal op het oog had waren Duitse arbeiders in de Twentse textielindustrie en in Zuid-Limburg werkzame Duitse mijnwerkers die daar op dat moment in groten getale werkten.

Redactie en uitgevers

De redactie bestond uit uitgeweken sociaaldemocraten. De leiding was in handen van Helmut Kern en Emil Gross. Andere belangrijke redacteuren waren A. Mozer (pseudoniem Alfred Bayer), Erich Kuttner, Heinz Wielek en Franz Vogt. De leiding van de SPD in ballingschap in Praag (Sopade) stemde in met de oprichting van het blad, maar niet van harte. Net zoals de uitgeweken kopstukken van de sociaaldemocratische vakbond ADGB, was de Sopade niet bereid mee te betalen. De lasten kwamen in eerste instantie te liggen bij SDAP, NVV en de Arbeiderspers. Binnen de SDAP was secretaris C. Woudenberg een warm pleitbezorger van Freie Presse dat op 15 juli 1933 voor het eerst verscheen. Het verspreidingsgebied bestond, volgens eigen zeggen, uit 19 Europese en 3 buiten-Europese landen, maar Nederland was de werkelijke thuisbasis.

Het blad had een omvang van 8 tot 10 pagina's. Het had een aantal vaste rubrieken, zoals 'Briefe aus Deutschland' en 'Alltag aus dem Dritten Reich'. De laatste rubriek gaf, evenals de rubriek 'Wirtschaft und Arbeit' nieuws dat de Nazi's moest diskwalificeren.

Ook aan de bijdragen van gerenommeerde, als verdedigers van recht en vrijheid alom bekende Duitse publicisten als Georg Bernhard, Emil J. Gumbel en Alexander Schiffrin heeft het niet gelegen, maar het blad bleek al snel de belofte van de hoge oplage niet waar te kunnen maken. Deze bleef te laag. In juli was de oplage waarschijnlijk maximaal 7.000 exemplaren en in december 1.000 exemplaren minder.

Verspreiding

Over de illegale verspreiding in Duistland is helaas niet veel bekend. De contacten van Franz Vogt in Bochum en Oberhausen, zoals de voormalige secretaris van de BAV Heinrich Jochem, verzorgden de distributie. Vanuit grensplaatsen als Dinxperlo en 's Heerenberg werd illegaal drukwerk de grens overgezet en soms op de fiets, soms op de motor het Roergebied ingebracht. Soms kwamen de nummers verpakt in tulpenbollencatalogi het Roergebied binnen. Gross had een sterk netwerk in Dortmund en Bielefeld. Ook daar ging de Freie Presse regelmatig heen. De meeste van deze netwerken zijn vanaf 1934 door de Gestapo opgerold met vele slachtoffers tot gevolg.

Het blad bleef verliesgevend. Het verlies bedroeg in juli fl. 1.000,-, later fl. 250,- per week. Dat zette de samenwerking tussen NVV, SDAP en Arbeiderspers onder druk. In december 1933 besloten NVV en SDAP geen geld meer beschikbaar te stellen. Dus kwamen alle lasten bij de Arbeiderspers terecht. De directeur van deze uitgeverij, IJ.G.Van der Veen, voelde hier niet veel voor en deelde de redactie mee, voordat de raad van commissarissen van de Arbeiderspers, waar Woudenberg lid van was, erover had kunnen besluiten, dat het blad op korte termijn zou worden opgeheven. De ruzie die hierop volgde liep hoog op en deed Woudenberg besluiten als commissaris van de Arbeiderspers op te stappen.

Vluchtelingenstatus

Op de achtergrond van dit conflict over geld, speelde een aantal gecompliceerde politieke zaken, waarvan het lastig is het precieze gewicht vast te stellen. Zo moesten de redacteuren voortdurend rekening houden met hun vluchtelingenstatus. Politieke activiteiten waren voor vreemdelingen al vanaf juli 1933 door minister van Justitie van Schaik verboden. Een verbod dat, al trof het 'links' veel harder, ook gold voor Duitse Nazi's die in Nederland gevestigd waren; in juli zette de Nederlandse regering twee Duitse Nazi's over de grens omdat ze zich niet aan dat verbod hielden. De redactie van Freie Presse en de meeste auteurs opereerden dan ook anoniem. Het blad benadrukte dat het een Nederlands blad was, gevestigd in Nederland, met een Nederlandse directie en werkend met Nederlands kapitaal.

De SDAP zat in een lastig parket als het op wilde komen voor Duitse politieke, dus meestal linkse, vluchtelingen. De regerende politieke partijen hadden de SDAP in de debatten over de muiterij op de Zeven Provinciën een antinationale houding verweten en dat verwijt was hard aangekomen bij een partij die zich stapje voor stapje naar een normale niet-revolutionaire partij ontwikkelde. De SDAP nam als beleidslijn dat antifascistische propaganda alleen door Nederlanders mocht worden gedaan. De politiek actieve Duitse sociaaldemocraten leefden in Nederland feitelijk weer in de illegaliteit, wat natuurlijk ook gold voor communisten en andere politieke tegenstanders van Hitler.

SOPADE

De verhouding met de Sopade was ook gespannen. De Sopade zelf bracht in het Tsjechische Karlsbad het weekblad Neuer Vorwärts uit en had in de hoofdstad van het door de Volkenbond bestuurde Saarland, Saarbrücken, de Deutsche Freiheit gesticht. Zij verbood de Arbeiderspers voor Freie Presse abonnees te werven buiten Nederland, terwijl ze de krant wel wilde verplichten haar besluiten te publiceren.

De SDAP had zware kritiek op de handelwijze van de SDP gehad voorafgaand aan Hitlers machtsovername. Elke hint van samenwerking met communisten vond in de ogen van de SDAP geen genade, terwijl daar, na in eerste instantie positieve signalen uit Moskou, wel overal druk over gespeculeerd werd.

Daar kwam nog eens bij dat Ernst Schumacher, vertegenwoordiger van de Sopade voor Nederland, door de Nederlandse regering over de grens met België was gezet. De informatie-uitwisseling tussen Praag en Amsterdam was dus op zijn minst gebrekkig en was in beide plaatsen met wantrouwen beladen.

Alsof deze moeilijkheden nog niet genoeg waren, werden de berichten over Duitse druk steeds concreter. Op 22 september 1933 schrijft Schumacher aan de Sopade in Praag dat de Duitse gezant in Den Haag, Julius Zech von Burkersroda, aan de Nederlandse regering verzocht had de namen van de Duitse medewerkers van Freie Presse te noemen en hun die activiteit te verbieden. In november van dat jaar gaf de Officier van Justitie in Amsterdam in een gesprek met de directie van de Arbeiderspers te kennen dat sommige artikelen in Freie Presse konden leiden tot internationale verwikkelingen. Johan W. Albarda, de fractievoorzitter van de SDAP, kon zich hier wel iets bij voorstellen. Zou het niet ongerijmd zijn dat de Nederlandse regering politiek actieve Duitse Nazi's over de grens zette en politiek actieve Duitse socialisten ongemoeid liet?

Bezweken

De Nederlandse regering voelde een enorme dreiging van het grote buurland nu daar een onberekenbare, radicale rechtse beweging aan de macht was gekomen. De nationale belangen zoals de regering Colijn die in 1933 zag, waren in de beoordeling van zaken rond vluchtelingen en hun politieke activiteiten, dominant. En de zorgen en angsten van de Nederlandse regering werden voor een belangrijk deel overgenomen door de Nederlandse sociaaldemocratie. Dat was aan de ene kant omdat ze ook inhoudelijk gedeeld werden en aan de andere kant gebruikt konden worden om de eigen politieke positie in Nederland te verdedigen.

De al genoemde financiële problemen maakten dat het de Freie Presse niet gegeven was ook daadwerkelijk internationale verwikkelingen te veroorzaken. Het besluit van Van der Veen was onverbiddelijk. De SDAP gaf de redactie nog een maand de tijd een andere uitgever te vinden. Zo niet dan zou het doek per 31 januari 1934 vallen. Aangezien de redactie daar niet in slaagde, werd nr. 28 van 27 januari 1934 het laatst verschenen nummer van een tijdschrift dat ... ein Reich der Freiheit und Wahrhaftigkeit gegründet auf Gleichheit alles dessen, was Menschenantlitz trägt ... op wilde richten.

Tekst: Huub Sanders, met dank voor het commentaar van Ursula Langkau-Alex en Jan Lucassen
Literatuur

Hanno Hardt, Elke Hilscher and Winfried B. Lerg (eds.), Presse im Exil : Beiträge zur Kommunikationsgeschichte des deutschen Exils 1933-1945 (München, Saur, 1979)

Ursula Langkau-Alex, 'Bijvoorbeeld Amsterdam. Aspecten van de sociaal-democratische emigratie in Nederland na 1933', in: Kathinka Dittrich en Hans Würzner (eds.) Nederland en het Duitse Exil 1933-1940 (Amsterdam, 1981) 109-126

Lieselotte Maas, Handbuch der deutschen Exilpresse, 1933-1945 = Handbook of the German exile press, 1933-1945 (München : Hanser, 1976-1981) 3 vols. (969 p.)

Lieselotte Maas, Die Zeitungen des deutschen Exils in Europa von 1933 bis 1939 in Einzeldarstellungen (München [etc.] : Hanser, cop. 1990) 527 p. (Handbuch der deutschen Exilpresse, 1933-1945 4)

Bob Moore, Refugees from Nazi Germany in the Netherlands, 1933-1940 (Dordrecht, 1986)

Gerard Mulder, Hugo Arlman en Ursula den Tex, De val van de rode burcht: opkomst en ondergang van een krantenbedrijf (Amsterdam, 1980)

Detlev J.K. Peukert and Frank Bajohr Spuren des Widerstands: die Bergarbeiterbewegung im Dritten Reich und im Exil. Mit Dokumenten aus dem IISG Amsterdam (München, 1987)

Paul Stoop, Niederlaendische Presse unter Druck: deutsche auswaertige Pressepolitik und die Niederlande 1933-1940 (München, 1987)

Frank van Vree, De Nederlandse pers en Duitsland: 1930-1939: een studie over de vorming van de publieke opinie (Groningen, 1989)

Relevante IISG archieven

- De Arbeiderspers
- SDAP
- Erich Kuttner
- Franz Vogt
- Hans Stein
- Johan Willem Albarda
- Florentinus Marinus Wibaut
- Uitgeverij Allert de Lange

top