IISG

Koos Koster in El Salvador

Koos Koster en zijn geëngageerde journalistiek

Koos Koster

Koos Koster werd geboren in 1937. Hij was een van de 5 zoons in het gezin dat ook nog 7 dochters kende. De vader was dominee in het Friese St Annaparochie. Koos was sterk betrokken bij het predikantenvak van zijn vader en volgde intensief zijn preken. Hij doorliep zijn middelbare schoolopleiding aan het Gereformeerd lyceum in Leeuwarden en koos de richting gymnasium alfa. In deze tijd lijkt hij in de voetsporen van zijn vader te treden. Hij gaat in 1957 de opleiding voor gereformeerd predikant in Kampen volgen. In 1963 is hij afgestudeerd als predikant. In hetzelfde jaar volgde de benoeming tot vicaris van de Nederlandse Gemeente in Berlijn bij de predikante Bé Ruys. Hier werkte hij tot 1969 in het Hendrik Kraermerhuis. Het arbeidsterrein van Koos Koster lag in die tijd vooral in de DDR. Een land waarvoor hij in het door hem geredigeerde boekje 'Het stiefkind van Europa' (Baarn, 1970), met afkeuring van het politieke systeem, diplomatieke erkenning bepleit. Interessant is een citaat uit zijn inleiding op pag. 6: 'Het is toch te gek dat er in een land, dat prat gaat op zijn vrije, onverveerde en onafhankelijke pers, die zijn lezers alomvattend informeert, bijna geen informatie bestaat over dit andere Duitsland.'

De overgang van pastoraal werk naar journalistiek is in de jaren 1968-69 al manifest als hij voor Radio Noord in Groningen werkt. In zijn Berlijnse tijd studeerde Koster tevens theologie aan de VU, een studie die hij in 1970 afrondde. In die tijd is ook zijn belangstelling voor Latijns Amerika ontstaan. Hij was zeer onder de indruk geraakt van mensen als de Braziliaanse bisschop Helder Camara en de Colombiaan Camilo Torres, een priester die de uiterste consequentie trok van zijn stellingname en koos voor de gewapende strijd en daarbij in 1966 sneuvelde.
Koster overweegt over het onderwerp van de priesterbeweging in Latijns Amerika een dissertatie te schrijven. Maar dat blijft een plan omdat de journalistiek hem meer en meer in beslag neemt. In de jaren 70 werkt hij voor de IKON, Hervormd Nederland en De Nieuwe Linie. Hij gaat in Chili wonen en trouwt (in Groningen overigens) met de Mexicaanse Ana Maria Rumayor.
K. Koster na zijn vrijlating In september 1973 doet Koos Koster verslag van de gebeurtenissen in Chili. Op 20 september van dat jaar wordt hij gearresteerd en als zoveel anderen in het voetbalstadion van Santiago opgesloten. Deze ervaring heeft een onuitwisbare indruk op hem gemaakt. In poëtische vorm doet hij hiervan verslag in het boekje 'Volk zonder geweren. Vodjes papier uit een voetbalstadion'.
Koos Koster blijft verslag doen van het onrecht in Latijns Amerika. Na Chili woont hij in Peru en Mexico. Hij is de geëngageerde journalist bij uitstek. Naast zijn werk als verslaggever ook steeds in de weer met hulpacties voor slachtoffers van onrecht. Een andere gebeurtenis die Koster diep raakt is de schaamteloze moord op 24 maart 1980 tijdens het celebreren van de mis in de kathedraal van San Salvador op bisschop Romero. Koos Koster had ook met Romero gesproken en juist die had hem bevestigd in zijn opvattingen over journalistiek: een heilig beroep, dat de waarheid moet bekendmaken.

De persoon Koos Koster heeft op iedereen die hem gekend heeft een grote indruk gemaakt. Rechtvaardigheid was zijn grote drijfveer. Hij was overduidelijk iemand die je raakte. Dat hij lastig was, is ook een karaktertrek die vaak wordt genoemd. Maar hij bracht zijn betrokkenheid direct over op anderen. 'Koos was een meester in het korte contact' stellen Leo Aukes en Annet van Melle in 'Koos Koster. Bisschoppen, militairen en bureaucraten' pag. 5. Een talent dat paste bij zijn manier van journalistiek: direct, emotioneel en confronterend op de betrokkenheid van mensen bij actuele gebeurtenissen. Tot slot Koos Koster zelf aan het woord in een gedicht uit 'Volk zonder geweren':

Verlamming

soms
in een onbewaakt ogenblik
zou ik willen protesteren
de straat opgaan
zeggen waar het op staat.

Geëngageerde journalistiek

De dood van de journalisten in El Salvador bracht in Nederland een golf van verontwaardiging teweeg. In vele 10-tallen rouwadvertenties getuigden personen en organisaties van hun geschoktheid en steun voor de rechtvaardige zaak. Er volgden demonstraties voor het Amerikaanse consulaat in Amsterdam waar lange tijd grote kruizen met de namen van de gedode journalisten werden geplaatst. De publieke belangstelling voor de conflicten in Midden Amerika nam enorm toe. De Nederlandse regering voerde een onderzoek uit naar de omstandigheden van de gewelddadige dood. Ook over dit en andere onderzoeken barstte vervolgens wederom discussie los. Voor wat betreft de journalistiek ging het debat over de grenzen van de geëngageerde journalistiek. Waren de journalisten te ver gegaan en waren ze in feite partijdig? Hadden ze daardoor dus bewust teveel risico's genomen? Collega journalist Gijs Wanders schrijft: 'Koos en ik voelden het als een plicht steeds weer terug te keren naar die ellende. Niet alleen om te berichten, maar ook om de machthebbers met onze aanwezigheid te irriteren. En om de bevolking het gevoel te geven dat de dictatuur het land niet kon omgeven met een gordijn van stilte.'(geciteerd in 'El Salvador voor en na 17 maart 1982' verzameld door de IKON, Amersfoort 1982 pag.51).

Opvallend is dat in dit debat de Tweede Wereldoorlog een voortdurend ijkpunt is. Ook de burgeroorlogen in Midden Amerika rond 1980 liggen langs de meetlat van 'goed of fout'. Dat is begrijpelijk voor een generatie journalisten in een land waar de verwerking van de Tweede Wereldoorlog samen is gegaan met veranderingen als ontzuiling en politisering van alle lagen van de maatschappij in de Nederlandse jaren 60.

Tot besluit hier een citaat uit het NRC van 29 maart 1982 van een van Nederlands meest vooraanstaande journalisten, Henk Hofland: 'In een conflict als het Salvadoriaanse zijn de media een politieke factor, of ze dat willen of niet. Iedere partij probeert ze te paaien of te beïnvloeden, en daarbij is de Amerikaanse regering in dit geval automatisch in het voordeel omdat alles wat uit Washington komt nieuws is, dat onherroepelijk wordt getoond of gedrukt. Het tegenwicht, of liever, de noodzakelijke aanvulling, het complement moet worden gevormd door de journalisten zèlf, ter plaatse'. Vervang 'Salvadoriaanse' door 'Iraakse' en dit citaat slaat volkomen op de huidige situatie in Irak. Geëngageerde journalistiek is geen issue geweest in de oorlogsdagen van maart en april 2003. Wel is er gerapporteerd over de beperkingen van 'embedded journalism' en de noodzaak van onafhankelijke berichtgeving. Misschien was het element 'engagement' in de discussies over Koos Koster en zijn collega's eigenlijk geheel irrelevant. Het is zeer onaannemelijk dat de Reuters' en Telecinco journalisten in Bagdad enige sympathie kenden voor het regime van Saddam Hoessein. Toch kwamen ze op 8 april 2003 om het leven doordat een Amerikaanse tank hun kamer in het Palestine Hotel onder vuur nam. Het maakt het risico van onafhankelijke journalistiek duidelijk, maar ook het dubbelzinnige effect van de intimidatie ervan.

top