IISG

Een dozijn portretten van pétroleuses

Introductie

Clara Fournier Parijs, voorjaar 1871. Vrouwen laten zich massaal horen en zien in de volksopstand die als Commune van Parijs de geschiedenis in gaat. De ambulancières, ziekenverzorgsters, en de cantinières, die eten verpakt in kistjes naar het front brengen, vervullen typische vrouwenrollen. Aan het front zijn merendeels mannen te vinden, maar ook vrouwen nemen deel aan de gewapende strijd. Moedige leeuwinnen volgens de ene partij, lelijke manwijven volgens de andere. De verbeelding gaat vooral op de loop met de figuur van de pétroleuse, de brandstichtster. Of zij echt bestaan heeft, is de vraag. Maar de statuten van de 'Union des femmes pour la défense de Paris', de organisatie die de communardes die in april 1871 oprichten, reppen van 'aankoop van petroleum en wapens voor de strijdende burgeressen'. In de laatste week van de Commune, de 'Semaine Sanglante' waarin enkele tienduizenden doden vallen, gaan overheidsgebouwen in brand. In de buurt zijn vrouwen met kannetjes petroleum gesignaleerd, vaak vergezeld van hun kinderen die als helpers fungeren. Ontaarde moeder, woestelinge: de pétroleuse belichaamt het kwaad in de vrouw en alle vrouwen van de Commune worden nadien als pétroleuses aangeduid.
Toch staat uiteindelijk maar een handvol vrouwen wegens brandstichting terecht, en allemaal ontkennen ze de beschuldiging.
Deze vrouwen en veel anderen wachten hun proces af in een gevangenis in Versailles. Een fotograaf komt hen daar vereeuwigen: Eugène Appert.

Eugène Appert, fotograaf

Ernest Eugène Appert (1830-1891) was een Parijse fotograaf in dienst van het wettig gezag. Hij noemde zichzelf 'Photographe de la Magistrature' en vermeldde in zijn drukwerk trots zijn banden met het Spaanse koningshuis. Van het opstandige volk van de Commune van Parijs (voorjaar 1871) moest hij dan ook niets hebben. Appert was de genius achter een reeks fotomontages die bedoeld waren om de communards in een kwaad daglicht te stellen. Daarbij maakte hij vermoedelijk gebruik van figuranten.
In de gevangenissen waar communards na de opstand werden vastgehouden portretteerde Appert honderden gevangenen afzonderlijk. Hij deed dat niet op verzoek van de autoriteiten, maar uit eigen beweging en met een commercieel oogmerk. Zijn foto's gingen grif van de hand en werden telkens opnieuw afgedrukt. De politie stopte de portretten in haar kaartenbakken. Maar ook circuleerden ze onder de sympathisanten van de Commune. Van Louise Michel, zelf de absolute heldin van de Commune, is bekend dat zij een van Apperts portretten (van Marie Ferré) bij zich droeg tot haar dood. Parijse kioskhouders hingen Apperts portretten op om de herinnering aan de Commune levend te houden. De autoriteiten werden er zenuwachtig van en probeerden dit soort praktijken te verbieden.
Bijdragen tot heldenverering kan niet de bedoeling van de fotograaf zijn geweest toen hij de portretseries maakte. Misschien stond Appert daarbij een nieuwe rage voor ogen: de rond 1870 zeer populaire 'physiognomie'. Deze pseudowetenschap gaat uit van het idee dat iemands uiterlijk iets zegt over karakter en persoonlijkheid. Bij Apperts portretten kon men naar hartelust mijmeren over schuld of onschuld, afkomst en klasse van de communards en communardes.
Het hier getoonde dozijn 'Pétroleuses' is een kleine selectie uit de fotocollectie van Appert (322 foto's, waarvan 66 van vrouwen) op het IISG.

Tekst: Margreet Schrevel

Meer lezen:
▪ Gay Gullickson, Unruly women of Paris. Images of the Commune (Ithaca 1996)
La Commune photographiée (Paris 2000)
▪ Bekijk alle foto's van Appert op het IISG
▪ Meer foto's van Eugène Appert zijn te vinden in de McCormick Library van de Northwestern University (Evanston, IL - USA)

top