IISG

Wiebren aan huisgenoten (familie), zonder datum [zomer 1896?] (Troelstra-archief inv.nr. 366/72)

Geliefde huisgenooten!
Ik had met mijn overbuurman al besproken dat gij veel bezoek zoudt krijgen van belangstellenden. Dat D. Terpstra en Kast Kalma in verhoor moesten was natuurlijk om aan de meineed kracht van waarheid tegeven. Wat is de Justitie toch een knoeiboel. Eerst zeggen ze wij hebben er met niemand over gesproken en later komt men eerst in april wij hebben het aan Sj. B. verteld enz. K.K. had eerst verklaard dat I tegen hem had gezegd het konden best drie broers zijn geweest en later de Hogerhuizen zijn het geweest.
Ook D. Zwart is gehoord maar niet degenen die des avonds met hem op de been zijn geweest. Nu als men ook misdaad op misdaad wil stapelen dat doet men zoo. Ik moet u 't begin nog eens schrijven dan kunnen ook mr Spin en Troelstra enz. eens oordelen hoe de wegen der heren ondoorgrondbaar zijn.
Toen wij zij gearresteerd zeide de RC dat de drie hadden reeds 23 Dec al gezegd dat wij het hadden gedaan daarop ons arrest; doch 3 of 4 januari kwamen wij met I in aanraking en deze verklaarde ons alle drie te hebben gezien; ik viel haar aan met haar eigen praatjes van die rondruggig man enz., zoodat zij zekker aan 't wanklen [schuin door de tekst: ik zmoorde haar met haar eigen woorden] raakte, die zelfde had later die tweede man niet eens gezien, in 't geheel niet is dat niet koddig? Schieten, vechten, praten, binnen klimmen enz. en niet gezien en eerst goed herkend wie lacht daar?

top