IISG

Terrazzieri in Olanda

Introductie

Reclame Het Historisch Beeldarchief Migranten heeft mogen putten uit de privé-albums van zeven Italiaanse terrazzofamilies die zich in de eerste decennia van de twintigste eeuw in Nederland vestigden. Hun namen zijn, in alfabetische volgorde: Bearzatto, Coral, Franceschina, Marcolina, Monasso, Tomaello en Vallan.

Terrazzo is een ambachtelijke kunstvorm die zich voornamelijk richt op het aanleggen van vloeren, gootstenen, aanrechten en douchecellen. Daartoe worden kleine stukjes graniet, kalksteen of marmer met cement vermengd en in diverse patronen op een draagvloer van zand en cement gestrooid. Na het glad walsen begint het zwaarste, belangrijkste en meest secure werk: het schuren. Aan het einde van de negentiende eeuw is dit ambacht in Nederland geïntroduceerd door vaklieden uit het Noord-Italiaanse Friuli. Zij kwamen meestal via Duitsland of Frankrijk in ons land terecht. De eerste terrazzowerkers kregen vooral naamsbekendheid door de uitvoering van prestigieuze bouwprojecten als de aanleg van vloeren in het Kurhaus, de Passage en het Vredespaleis in Den Haag. Al snel begonnen toen ook opdrachten voor nieuwbouwwijken binnen te stromen. De bedrijven beleefden hoogtijdagen in de jaren twintig en tijdens de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. In de nieuwbouwwijken zijn talloze aanrechten en douchecellen van terrazzo aangelegd.

De steeds populairder wordende terrazzobranche bleef al die jaren vrijwel exclusief in handen van de Friulaanse ondernemers - ook hun personeel rekruteerden ze voornamelijk in de eigen streek. Niet alleen omdat ze goedkoper waren dan Nederlandse arbeidskrachten. De Friulanen waren er ook van overtuigd dat het vakmanschap, de zware lichamelijke arbeid en de vereiste techniek, het best werden beheerst door werklieden die in een dergelijke traditie waren opgegroeid.

De terrazzobedrijven vestigden zich vooral in de Randstad, omdat daar veel werd gebouwd. Maar ook in provincies als Noord-Brabant, Gelderland en Overijssel kwamen florerende ondernemingen van de grond. In de regel leerden de nieuwkomers het vak bij de pionier in Nederland, Giovanni Batta Gobeschi, die in Den Haag was gevestigd. In het westen van het land speelde het sociale leven van de eerste generatie terrazzowerkers zich vooral af binnen de eigen gemeenschap. De eigenaren werkten meestal met streekgenoten, hadden veelal een Italiaanse huwelijkspartner, vestigden zich in aparte buurten en spraken in hun vrije tijd met elkaar af in het plaatselijke café om biljart te spelen of een kaartje te leggen. Ook de band met de geboortestreek bleef hecht. In de wintermaanden, als er in Nederland vanwege de vorst weinig werk aan de winkel was, zocht menig terrazzowerker familie of kennissen op in het thuisland. Het proces van integratie lijkt in de provincie sneller te zijn verlopen. In zekere zin ging dat vanzelf, omdat er buiten de grote steden geen Italiaanse gemeenschap bestond om op terug te vallen. Wel werden de Italianen, vanwege hun extraverte levenshouding, door de plaatselijke bevolking als anders gezien. Zo baarde het in plattelandsgemeenten altijd weer veel opzien als de terrazzowerkers in hun werkplaats gezamenlijk uit volle borst een aria uit een Italiaanse opera zongen.

In de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw dreigde het terrazzovak in de vergetelheid te raken. De tweede generatie Friulanen huwde vaak een Nederlandse partner en onderhield veel contacten buiten de eigen gemeenschap. Wel bleven zij in het algemeen trouw aan het beroep van hun vader. De kinderen uit de derde generatie blijken liever voor een studie of een ander vak te kiezen. Bovendien paste de grootschalige bouw niet bij het arbeidsintensieve vak van terrazzowerkers. Ineens hadden mensen liever kunststofkeukens - terrazzo raakte uit de mode. Overigens mag het ambacht zich de laatste decennia in een hernieuwde belangstelling verheugen. Intussen zijn echter ook Nederlandse terrazzowerkers actief geworden op die markt. Blijft een feit, dat er in Nederland nog steeds een kern van gerenommeerde familiebedrijven bestaat waarvan de oorsprong ligt bij de Friulanen uit het begin van de vorige eeuw. Met het materiaal uit de archieven van deze bedrijven werd het mogelijk om deze tentoonstelling samen te stellen.

Zie voor meer informatie over de geschiedenis van terrazzowerkers in Nederland:

Margaret Chotkowski, Vijftien ladders en een dambord: contacten van Italiaanse migranten in Nederland, 1860-1940 (Amsterdam 2006).
Annemarie Cottaar, Ik had een neef in Den Haag. Nieuwkomers in de twintigste eeuw (Zwolle 1998).
Gerard van der Harst & Leo Lucassen, Nieuw in Leiden. Plaats en betekenis van vreemdelingen in een Hollandse stad (1918-1955) (Leiden 1998).
top