IISG

Over het fotoalbum J.C. van Marken

De sociale ondernemer

In de sociale geschiedenis van de Westerse wereld van de 19e en 20ste eeuw treffen we in vele landen het verschijnsel van de sociale ondernemer aan. Het zijn vanzelfsprekend de meest ontwikkelde landen van Europa, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk waar we de eerste voorbeelden in de praktijk zien.

In het Verenigd Koninkrijk

Het Verenigd Koninkrijk is het land waar voor het eerst industrialisatie plaatsvindt en waar vroege voorbeelden zijn te vinden hoe over deze problematiek wordt nagedacht. Voor Engeland zijn de namen van John Stuart Mill (1806-1873) en Robert Owen (1771-1858) hiermee verbonden. Is de eerste een theoreticus van het utilitarisme die in zijn door laissez-faire beheerste denken meer en meer oog krijgt voor de rechten van arbeiders, Owen probeert ook praktisch de wereld nieuw, en vooral beter in te richten. Hij leidde de gemeenschap en katoenfabrieken in New Lanark in Schotland van 1800 tot 1825 en is de stichter van New Harmony in de VS.

In Frankrijk

Ook in Frankrijk is er al vroeg de wens het kapitalisme te hervormen, of mogelijk zelfs te overstijgen door de vorming van gemeenschappen van producenten (in de betekenis van mensen die zelf iets maken). De voor deze beweging meest invloedrijke persoon was ongetwijfeld F.M.C.Fourier (1772-1837). Ook zijn ideeën om phalanges te vormen, productieve gemeenschappen waar mensen beloond werden naar de opbrengst van de gehele gemeenschap, zijn veelvuldig in de praktijk gebracht.

Jean Godin

Een van Fourier's volgelingen is de ondernemer Jean Batiste André Godin (1817-1888). Vanaf de jaren '40 van de 19e eeuw ontwikkelt Godin zijn haardenfabriek. In diezelfde periode bekeert hij zich tot het Fourierisme en probeert hij zijn ideeën over het sociale ondernemerschap in de praktijk te brengen. De fabriek is gevestigd in het Noord Franse Guise. Vanaf 1856 is daar ook gevestigd de familistère, de gemeenschap van arbeiders in de fabrieken van Godin. Het gemeenschappelijke wonen in woningen aan een gedeelde en overdekte binnenplaats, was essentieel. Het centrale idee was dat de gemeenschap van mensen betrokken bij de fabriek er ook de eigenaar van zou zijn.

Jules Prudhommeaux

Jules PrudhommeauxNa de dood van Godin worden de fabriek en de andere bezittingen nagelaten aan de arbeiders en wordt de gemeenschap voortgezet. Een van de prominente mensen bij de voortzetting van de familistère was Jules Prudhommeaux, 1869 - 1948, die getrouwd was met Marie-Jeanne Dallet, de nicht van de tweede vrouw van Godin. Prudhommeaux was actief in de vredesbeweging en voorstander van coöperaties als instrument van maatschappelijke hervorming. Ook was hij zeer geïnteresseerd in de geschiedenis van het 'experimentele socialisme'; van concrete gemeenschappen waar mensen poogden socialistische idealen in de praktijk te brengen. Jules Prudhommeaux was vanaf het moment dat het IISG een filiaal opende in Parijs (1936) betrokken bij de organisatie ervan. Hij was lid van de adviesraad van het filiaal. Via Jules Prudhommeaux en zijn in de familistère geboren zoon André, is het IISG in het bezit gekomen van veel materiaal over wat het 'utopisch socialisme' is gaan heten.

Auguste Fabre

Fabre op congres in La RochelleIn het archief van Prudhommeaux troffen we ook 15 kleine foto-albums aan. Gemaakt door Auguste Marie Fabre (1839-1922). Fabre opereerde in dezelfde kringen als Prudhommeaux. Ook actief coöperatist en vanaf 1879 medewerker van Godin. Fabre was zeer geïnteresseerd in de coöperatieve en 'utopische' beweging in de Verenigde Staten.

De fotoalbums

Er is een album over Icarië, een commune in de VS waarover ook Jules Prudhommeaux geschreven heeft. Verder twee albums over Fourier, een album over de coöperatieve consumenten beweging in Frankrijk, over de productieve coöperatieve beweging in Frankrijk, over het Volkshuis in Brussel (2 stuks), over de papierfabriek La Houille Blanche, over vrede en arbitrage (2 stuks), over Rochdale, productieve arbeidersassociaties, over Robert Owen, over de Zwitserse en Britse consumentencoöperaties en een over de instellingen van Van Marken in Delft (ca. 1895). Het zijn eenvoudige albums, gevuld met duplicaten van foto's. Soms overgenomen uit boeken, soms gedupliceerd vanaf het origineel. Vaak ontbreken er foto's. Soms is er in handschrift een verklarende tekst bij de foto, al dan niet aanwezig in het album. Het signatuur van dit album is BG T2/31.

J.C. van Marken

Heer en mevrouw van MarkenDat we in deze niet-Nederlandse collectie een album aantreffen over een Nederlands onderwerp is niet zo heel verwonderlijk. Van Marken timmerde nijver aan de weg en zijn buitenlandse oriëntatie was meer op de Duits- en Franstalige wereld dan op de Engelstalige. Jacob Cornelis van Marken (1845-1906) groeide op in een Amsterdams predikantengezin. Hij verliet de Hervormde Kerk en noemde zich in Delft remonstrant. Hij trouwde in 1869 met Agneta Wilhelmina Johanna Matthes. Haar zuster, van Markens schoonzus dus, was getrouwd met het Tweede Kamerlid A.Kerdijk en hij verkeerde in deze kringen van vooruitstrevend liberalen en radicalen. Van Marken studeerde aan de Polytechnische school te Delft, nu Technische Universiteit Delft.

Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek

Aan het eind van die studie stuitte van Marken op het probleem van de gebrekkigheid van de Nederlandse gistproductie. In die tijd was gistproductie een nevenactiviteit van de Schiedamse jeneverstokerijen. Maar hun aanlevering van gist was onregelmatig en de kwaliteit was ook sterk wisselend. Dit was een situatie die de efficiënte productie van brood belemmerde. Van Marken vond een betrouwbaar procédé in Oostenrijk en richtte in 1869 de Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek op.

Sociale voorzieningen

Vanaf het begin poogde van Marken meer te zijn dan alleen een ondernemer. In de loop der jaren bouwde hij binnen zijn ondernemingen een heel stelsel op, dat een frappante gelijkenis vertoonde met wat veel later collectief in de geïndustrialiseerde economieën als de 'welfare state' vorm kreeg. Hij bevorderde het sparen van de arbeiders. Hij organiseerde verzekeringen bij ziekte, ongeval en overlijden. Hij liet werknemers via het sparen van aandelen mede-eigenaar van de onderneming worden. Zij het bescheiden kregen arbeiders van de Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek vakantiedagen. Vanaf 1875 organiseerde hij de medezeggenschap in het bedrijf door het oprichten van een raad, die hij 'de Kern' doopte.

Agnetapark

In 1884 richtte van Marken de 'NV Gemeenschappelijk Eigendom' op. Deze onderneming had ondermeer als doel: 'Het bouwen en verhuren van gezonde woningen, kosthuizen, werkplaatsen, winkels, wasch- en badinrichtingen, op door haar aan te kopen gronden in het Agnetapark'. De woningen in het speciaal ontworpen park zouden worden verhuurd aan de arbeiders van de Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek. Een deel van de huur zou in de vorm van aandelen gespaard worden. Op den duur zou het collectief van de bewoners de eigenaar worden van de woningen in het Agnetapark. Van Marken en zijn vrouw zelf vestigden zich er ook en lieten er een villa bouwen met de programmatische naam 'Rust Roest'. In het park was een gebouw voor gemeenschappelijke activiteiten.

Kritiek

Het is niet gegaan zoals van Marken hoopte. De huuropbrengst was te laag om de bewoners op een redelijke termijn collectief eigenaar te kunnen laten worden. Bovendien was er kritiek op de paternalistische opzet van wonen in een park samen met de hoogste baas van de fabriek waar je werkt. Desalniettemin was het Agnetapark een mooi voorbeeld van de ontwikkeling van het idee van een gemeenschap rond een onderneming en een tuinstad voor arbeiders.
Van Markens ideeën stonden aan het eind van de 19e eeuw bloot aan kritiek uit zowel linkse als rechtse hoek. De maatschappelijke werkelijkheid maakte het vrijwel onmogelijk het ideaal van een harmonieus samengaan van de belangen van kapitaal en arbeid te verwerkelijken. Van Markens motto 'Allen voor de fabriek, de fabriek voor allen' zal voor veel individuele werknemers een verbetering van het persoonlijke lot hebben betekend. Maar het niveau van de Nederlandse samenleving als geheel aan het eind van de 19e eeuw was niet zodanig dat deze ideeën ruim toepassing konden vinden.

Huub Sanders, 30 januari 2002

Het IISG bezit vrij veel collecties over het utopisch socialisme. Zie onder andere de Catalogue of titles on Utopian Communities, Colonies, Communes and other Experiments in Living Together op onze site.

De inventarissen van de archieven André Prudhommeaux en Jules Prudhommeaux zijn ook online te raadplegen.

top