De stad was van ons

Hoofdstuk 1 | volgende hoofdstuk

Het begin: buurtstrijd 1975-1978

Harri: "Ik kwam in '75 naar Amsterdam en ben als buurtwerker in een nieuw buurthuis in de Oosterparkbuurt gaan werken. Zo leerde ik al vrij snel alle ins en outs van zo'n buurt kennen. Het was net of er zojuist een bom was ingeslagen, grote stukken van die buurt waren als ruïnes, leuk voor de kinderen om te spelen maar als woonplek erg slecht. Het was in de periode dat de stadsontwikkeling op gang kwam en daar had ik als buurtwerker veel mee te maken. De afdeling stadsontwikkeling had een plan om de straten die nu allemaal horizontaal lopen - Eerste, Tweede, Derde Oosterparkstraat, Vrolikstraat, Platanenweg, Populierenweg - allemaal verticaal te laten lopen, dat kwam er op neer dat al die straten in feite weg moesten. Het beleid was toen nog zo dat er pas gesloopt werd als de hele straat ontruimd was, dat betekende een enorme sociale ontwrichting van zo'n buurt, want er gingen steeds meer mensen weg en er bleven steeds meer woningen dichtgetimmerd staan. Dat duurde jaren. Toen bleek dat die woningen niet plat gingen kwam het idee: we gaan er wat mee doen. Mensen die geen huis hadden en dat waren vaak jongeren, zijn toen begonnen dichtgetimmerde woningen open te breken om daar te gaan wonen. Dat ging met steun van de buurtbewoners, dat waren vaak de felste schreeuwers op het moment dat er woningen met een groep gekraakt werden.
Dat ging goed, zelfs zo goed dat er bij de gemeente, waar ook verschil van mening was over hoe dat nou moest gaan, mensen waren die ons tipten wanneer er verhuisd werd, zodat we die woningen konden kraken. Er waren binnen de gemeente dus ook wel mensen die vonden dat het anders moest en dat zo'n buurt een beetje leefbaar moest blijven. In die woningen kwamen veel jongeren. Je kreeg een stuk of zeven, acht panden naast elkaar waar allemaal jongeren woonden en die vonden dat natuurlijk ontzettend leuk, die hadden ineens een eigen plek en een mogelijkheid om zelfstandig te leven. Ik heb hier toen zelf ook een woning gekraakt, ik vond dat als je hier werkt, je er ook moest wonen. Met het werk in het buurthuis ben ik op een gegeven moment opgehouden, maar ik ben wel in deze buurt gebleven en doorgegaan met kraken."

Pietje: "Ik wilde mijn eigen woonsituatie oplossen. Ik wist niets van de kraakbeweging maar ik had iets van 'Dit huis is leeg, ik zoek een huis, als ik er nu in ga zitten, kan ik op dat huis passen want nu lekt het en de ruiten zijn eruit en dan doe ik er een paar nieuwe ruiten in en ik maak het dak en dan heb ik mijn eigen woning gecreëerd'. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in een ontruiming waarbij ik te maken kreeg met een proces van de rechtbank en een kort geding. Ik was al mijn spullen kwijt. Zo werkt dat, ze gooien gewoon je spullen in een container.
Ik had geen politieke motieven, wel een rechtvaardigheidsgevoel: dit is recht en dit is krom. Mijn politieke motivatie is er pas later bij gekomen, omdat ik zag dat er een heleboel zaken naar mijn idee helemaal fout zaten. Ik zag dat er heel veel woninkjes op een verkeerde manier gebruikt werden. Er waren diverse woninkjes in de Jordaan waar oudere echtpaartjes uitgepest werden. De trap van de begane grond naar 1-hoog werd gesloopt, de begane grond werd verbouwd en er werd een ladder neergezet voor mensen van 72 jaar. Dat werd gewoon expres gedaan om ze weg te pesten. Mensen die daar 40 jaar lang gewoond hebben. Er waren eens 6 lattenzolders van 6 gezinnetjes op een trap, en die werden afgebroken. De spullen en de oude troep gingen in de container en er werd een appartementje van gemaakt dat voor 180 gulden in de maand verhuurd werd. Die woninkjes zelf deden in die tijd - we praten over 25 jaar geleden - 60 gulden in de maand. Nou dan ging ik die mensen helpen om die lattenzoldertjes weer terug te veroveren. Dat vond ik recht, ik vond dat ik die mensen daarmee moest helpen.

Theo: Voor mij begon het op televisie in 1965 toen de Generaal Vetterstraat gekraakt werd door mensen die weliswaar een woning nodig hadden, maar ook aan de buitenwereld wilden tonen dat de woningnood gigantisch was en dat het verkeerd gebruik van woningen en het leeg laten staan van woningen volstrekt onnodig was. We hebben het in die beginperiode heel pragmatisch opgezet, van okay, we werken vanuit een buurt. Kraken moest altijd ontzettend geïntegreerd zijn in het normale leven in een buurt. Het is nooit voor mensen zoals ik een kick geweest of een spannende periode. Het mes sneed aan twee kanten: enerzijds was leegstand een gigantische ergernis, er ontstond criminaliteit, verval van de buurt en anderzijds liepen mensen desperaat rond om huisvesting te vinden, dus die combinatie maak je dan automatisch.

Jojo: "Ik denk dat je pas echt kraker wordt als je in een kraakpand woont. Het kraakpand waar ik ging wonen was een zwaar verkrot pand aan de Herengracht, van huis uit erg mooi, maar totaal beschimmeld door het regenwater dat er rechtstreeks naar binnen liep. Het kraken betekende voor mij twee dingen. In de eerste plaats, het gaan wonen met een min of meer toevallig bij elkaar geraapt zootje mensen: illegale junks, half psychiatrische patiënten, buitenlanders, maar ook een aantal mensen die ik al kende en politiek gelijk georiënteerd waren als ik. In de tweede plaats was het een krot waar heel veel aan gerepareerd en aan verbouwd moest worden.

Theo: "Ik heb zelf nooit in een kraakpand gewoond. Ik had een huurwoning. Dus voor mij lag de noodzaak niet zozeer in het consumptief gedeelte. Het is altijd een middel geweest voor mensen die in buurtstrijd bezig waren in politieke strijd in het algemeen. De woningnood is altijd kunstmatig in stand gehouden, dat is om economische redenen. Je hebt altijd een dubbele wet gehad: bescherming van het eigendomsrecht aan de ene en een wet die verplicht stelde dat iedereen het recht had om te wonen aan de andere kant. Dat in een kapitalistische maatschappij het eigendomsrecht prevaleert, dat is al een onrecht van de eerste orde. Dan zag je de verdeling, de herverdeling van ruimte, erg onrechtvaardig, erg gericht op speculanten. Ik bedoel, mensen met geld hebben nooit woningnood gehad. Dat is altijd een strijdpunt van de eerste orde geweest. Dus je lag dagelijks in de clinch met huisjesmelkers, gemeenteambtenaren, of ambtenaren die corrupt waren, met politieke regels, noem maar op."

Pietje: Ik heb later pas wat van de kraakbeweging gemerkt. In het begin was het meer dat je dingen met elkaar deed. Ik heb het nooit zo gezien als een kraakbeweging. Ik kreeg voor het eerst met een georganiseerde beweging te maken in de Dapperbuurt, dat was De Sterke Arm. De Dapperbuurt werd gesaneerd en de mensen gingen meebeslissen waar ze wilden wonen, hoe ze hun huizen wilden hebben. Daar zaten oudere mensen bij die zeiden van 'prima, wij willen nieuwe woningen, maar waar is de schoorsteen'. Mensen die de oorlog hadden meegemaakt die wilden een schoorsteen hebben, die hadden zoiets van 'centrale verwarming prachtig, maar wij willen een rookkanaal hebben waar wij een kacheltje voor kunnen zetten, want je weet nooit'. Nou dat vond ik een volkomen legitieme eis van die mensen. Dat is later met diverse architecten heel creatief opgelost.
Van '72 tot '75 ben ik in de Nieuwmarkt actief geweest. Daar heb ik heel veel ervaring opgedaan. Ook aan de politieke kant, een cursus vergadertechniek helpt enorm, of een cursus snellezen voor het lezen van nota's en ingewikkelde stukken die een normale burger niet begrijpt, dat heeft ook ontzettend geholpen. Ik heb heel veel geleerd in de Nieuwmarkttijd. Hoe je met ambtenaren omgaat, met wethouders, met burgemeesters, met mensen die strepen hebben, mensen die petten op hebben, in alle vormen. Nadat de Nieuwmarkt ontruimd was en de grote groep van de Nieuwmarktbewoners die op het metrotracé woonde zichzelf geherhuisvest hadden, al dan niet in een pandje dat door de gemeente was aangeboden, kwamen er veel meer mensen bij. Er waren ook veel meer panden die leegstonden. Toen is het voor mijn gevoel echt een beweging geworden, veel meer georganiseerd.

Jojo: "Kraken betekende ook het inrichten van je eigen woning, een kamer veroveren op het krot, een keuken die moet worden ingericht. Er was een prachtige tuin waar ook het enige waterpunt te vinden was. Het ligbad stond ook in de tuin. Het baden in het ligbad in de tuin, dat was voor mij een van de belangrijkste sensaties van het kraken. Je moest ook regelmatig het dak op om de goot te voorzien van nieuw dakleer zodat er wat minder water naar binnen liep. Dat was het oorspronkelijke kraken."

Henk: "Er was niets georganiseerd. We hebben eerst een winkelpandje gehuurd in de van Hogendorpstraat 124 om daar het kraakgebeuren op te zetten. Daar zijn we met z'n tweeën begonnen. Theo en ik hielpen mensen die bij ons op het woonspreekuur kwamen persoonlijk. We zochten de lege woningen uit en die gingen we dan voorkraken, dat deden we meestal alleen om niet op te vallen, want niemand moest in de gaten hebben dat je die woning op een illegale manier je toeëigende, want zo ging dat toentertijd. Je ging dan heel voorzichtig de trap op, meestal had je zo'n loper beneden, zo'n loperslot, Theo en ik hadden zo'n afgezaagde loper, die paste op elke deur, dus je kon zo het trappenhuis in. Hup naar boven toe en dan heel zachtjes gingen we de deur openbreken en dat kon op alle mogelijke manieren gaan natuurlijk, je kon de cylinder eruit pulken, je kon breekijzer tussen de deur zetten. Daar hadden wij natuurlijk onze foefjes voor om dat zo stil mogelijk te doen. Dat was dan heel zachtjes op de vloer lopen, dat de buren de vloerplanken niet hoorden kraken. En dan heel zachtjes het pennetje van het cilinderslot op maat doorzagen. Dat moest allemaal heel zachtjes gebeuren, slot eruit, nieuwe cilinder erin. Ja, dat was soms heel spannend, dan klopte het hart in je keel, want als je daar in je eentje bezig was en je zou gesnapt worden, dan was het inbraak of je kon door de buren van de trap geslagen worden. Je liep natuurlijk risico's, dat wist je en dat calculeerde je in. Ging het mis dan had je pech gehad, dan moest je met een grote ploeg terugkomen om het veel openlijker te gaan doen.
Als het nieuwe slot erin zat dan ging je lawaai maken, want naar de buren toe was ik de nieuwe bewoner en die ging net de sleutel ontvangen. Je kon gewoon doen alsof je de legale huurder was die net z'n woning kwam bezetten. Als de woning voorgekraakt was, kwamen we met de woningzoekenden met een bakfietsje met spulletjes erop en die werd naar de woning toegebracht. Met gasflessen, matrassen, tafels en stoelen en dan gingen we met de nieuwe bewoner de woning inrichten. Gas en licht werd aangevraagd. Het werd helemaal geregeld, van het moment van de kraak tot aan de afronding, tot ze een woonvergunning in hun zak hadden. Zover ging dat dus, de begeleiding van de woningzoekenden. Je kwam op die manier natuurlijk niet tot veel kraakacties. In één geval was je soms maanden zoet. Dat kweekte natuurlijk goodwill. Een aantal mensen is ons ook blijven steunen in de uitbreiding van de kraakbeweging."

Jojo: "Wij hadden het idee dat kraken in de eerste plaats een manier is om jezelf aan woonruimte te helpen en dat het interessante van de kraakbeweging ook was dat mensen daardoor hun eigen lot in handen namen. Zelfwerkzaamheid betekende niet alleen dat je zelf neemt wat je nodig hebt, maar ook dat je je niet aan het handje laat nemen door deskundigen, hetzij van kraakspreekuren, hetzij door politieke figuren die je wel even zouden vertellen hoe je je moest gedragen als je kraker was. Wij vonden het minder van belang om actie te voeren tegen een wet, het ging ons veel meer om het idee van de directe actie volgens het oude principe 'neem en eet'. Dat is de basis van de kraakbeweging en dat gaat niet alleen om wonen, maar ook om andere dingen die je nodig hebt."

Pietje: "Er was in de Nieuwmarkttijd ook wel een Krakershandleiding, dat was een boekje dat kocht je voor / 1,50, zo'n rood boekje nog op de stencilmachine gemaakt. Stencilen heb ik trouwens ook nog geleerd in de Actiegroep Nieuwmarkt. In dat boekje stond wat je moest doen om aan een woning te komen. Als je geen pand wist dan ging je vragen aan mensen. Er werden kraakgroepen geformeerd. Wij hadden Roodmerk, waar je uitsmijters kon eten maar waar ook vergaderd werd. Er was een drukkerij aan verbonden. De mensen die in de Nieuwmarkt altijd met drukken bezig waren, kwamen nog uit Provo en Kabouter. Daar is allemaal op voortgeborduurd.
Ik heb Theo in 1974 leren kennen bij de AAP, de Amsterdamse Aktie Partij, en op straat met rellen en met rare dingen. Theo nam de verdediging op zich van Rechtboomssloot 24. Dat was een oude zuur-inleggerij. Dat was een pand dat niet door de mensen van de Nieuwmarkt zelf verdedigd werd. Het zou waarschijnlijk als eerste aangevallen worden door de politie. Het was ook het pand waarvan de luchtbrug liep, vanaf de Lastageweg over de Rechtboomssloot heen naar de Rechtboomloot 24. En daar heb ik Henk van der Kleij leren kennen, samen met Theo verdedigde hij dat pand. Ik stond in een ander pand op de Rechtboomssloot op het dak. We deden samen mee met de voorbereidingen van de ontruimingen.
Na de Nieuwmarkt ben ik met Theo en Henk verder gegaan. Alle activisten van de Nieuwmarkt hadden zich netjes ingedekt, er zijn maar heel weinig mensen van de Aktiegroep Nieuwmarkt verder gegaan. Ik ben in ieder geval één van de mensen die in de kraakbeweging is verder gegaan. Er ontstond een harde kern met mensen die hun mannetje of vrouwtje wel stonden, en een groot deel daarvan kwam uit de Staatsliedenbuurt. De Staatsliedenbuurt was beter georganiseerd dan wat er overgebleven was uit de Nieuwmarktbuurt. Via de Aktiegroep Nieuwmarkt waren er contacten met het Bickerseiland waar de strijd om de poortwoningen, met ome Joop Beaux, gevoerd werd. Ik had contacten met heel veel mensen uit allerlei delen van de stad. De mensen van de Aktiegroep Nieuwmarkt waren heel plaatselijk bezig. Het waren vaak ook nieuwkomers in Amsterdam."

Theo: "Vanuit de buurt deed ik vooral de spreekuren. Je zette één of twee keer per week de deuren open en je zorgde voor pamfletten, zodat bekend werd dat je spreekuren hield. Je probeerde uit de ervaring van die spreekuren een soort handleiding voor krakers samen te stellen. Mensen hadden moeite met het vinden van woningen, en mensen hadden moeite met het openmaken van deuren. Maar we stelden ook onze regels: Als je de panden, die gekraakt moesten worden, had uitgezocht, ging je op pad met de nodige gereedschappen. We hadden wel onze regels: je trapt een deur niet open, je neemt contact op met de buren. Je laat zien wie je bent, je legt uit dat een pand gekraakt ging worden. Belangrijk was dat de deur keurig open ging en het slot onmiddellijk werd verwisseld en voordat de politie kwam, moest je je huisraad binnen hebben. Maar zo'n kraakactie hield meer in dan alleen de mensen op de woning zetten. Er werden onmiddellijk allerlei voorzieningen getroffen, want kraakpanden met kaarsen, dat was bij ons absoluut verboden. Gelijk moest het gas en de elektriciteit aangesloten worden. Als de politie kwam dan werd het door ons afgehandeld. Het kwam ook vaak voor dat de buren insprongen. Die vertelden dan dat er niks aan de hand was.
Verder is het ook zo dat je je pand van te voren goed moet uitzoeken. Als er al iemand met het pand bezig was dan had je de regel "blijf daar van af". Dus de situatie moest gedegen worden uitgezocht en bekend zijn. Voorzover men zelf niet aan die informatie kon komen, deed ik dat. Je zorgde voor contacten binnen de gemeentelijke diensten. Per jaar heb ik honderden mensen geholpen. Een voorwaarde binnen het spreekuur was wel dat het geen eenrichtingsverkeer mocht zijn. Mensen moesten ook mee gaan doen, op wat voor manier dan ook. Het betekende niet dat hele gezinnen verplicht waren om in de actiegroep actief te worden, maar wel dat als er naast hen gekraakt werd ze hulp zouden bieden. Op zo'n moment werd iets teruggevraagd.
Ik heb daar veel tijd en energie in gestoken, dat was 12 tot 14 uur per dag, dat is echt ontzettend veel, dat ging soms ook 's nachts. Die spreekuren duurden tot half twee 's nachts, 's avonds tot 11 uur, half 12 en daarna deed je nog de administratieve werkzaamheden en de voorbereiding van het kraken de volgende ochtend. Om 8, 9 uur 's morgens werden de kraakacties uitgevoerd die op het spreekuur waren afgesproken.

Jack: "Ik was vijftien, zestien toen ik per se het huis uit wilde. Dan kun je een kamer huren, maar dat was in die tijd vrij moeilijk omdat ik geen werk had maar een uitkering. En dan had je ook nog vaak problemen met hospita's en regels waaraan je je moest houden. Je werd in feite geremd in je vrijheid. Maar er werd ook veel gekraakt, dat wist ik van de Nieuwmarkttijd en van andere kraakacties die in het nieuws waren geweest. Ik heb toen eerst meegekraakt aan een pand waarbij al vrij snel een gerechtelijke uitspraak was om het pand te verlaten. De mensen die erin zaten deden dat vrijwillig, en dat vond ik verbazingwekkend, want als je voor je woonrecht staat dan ga je op zijn minst niet weg. Wat er verder dan zou moeten gebeuren daar had ik toentertijd nog geen idee van, maar op zijn minst dat je bleef zitten en je niet liet wegslepen, maar dat gebeurde niet. Toen was duidelijk dat ik bij die mensen daar niets te zoeken had."
In de Staatsliedenbuurt werd al vrij veel gekraakt, vaak slooppanden. Ik heb me toen gemeld bij het kraakspreekuur. Eerst heb ik tijdelijk bij mensen op een zolderkamertje in de Van Beuningenstraat gewoond. Naast dat inschrijven bij zo'n kraakspreekuur kon je maar beter ook zelf zoeken. Na een paar maanden had ik iets gevonden in de Zeeheldenbuurt. Daar heb ik met hulp van een paar mensen uit de Staatsliedenbuurt een kraakbuurt opgezet. Er was een kraakspreekuur, een ontmoetingsruimte en een groep mensen met dezelfde ideeën over de infrastructuur. Wij vonden dat het nodig was om de beweging op te bouwen en uit te breiden naar andere buurten. De jaren '78 en '79 waren de opbouwjaren. De basis van de kraakbeweging werd verstevigd en daar heb ik aan meegeholpen.

Paulien: "Kraken deed ik al toen ik nog in Arnhem woonde. Er waren zoveel mensen die geen huis hadden. Het simpele verhaal, woningnood en zoveel leegstaande huizen. Dat was de directe aanleiding om te gaan kraken. Ik raakte in 1978 bij de Amsterdamse kraakbeweging betrokken toen ik nog in Arnhem woonde. We waren bezig met het organiseren van een landelijk overleg voor kraakgroepen want de anti-kraakwet kwam eraan en dat wilden we tegenhouden, het liefst landelijk natuurlijk. Er waren al wat acties gepland en die moesten zoals altijd weer in Amsterdam plaatsvinden, volgens de Amsterdammers, want daar zat de pers. Ik had toen geen werk en ik vond het wel leuk om erbij te zijn, bij die landelijke acties, en dingen te regelen. Toen ben ik tijdelijk in Amsterdam gaan wonen, hoewel, tijdelijk, ik ben gewoon gegaan en ik ben er nooit meer weggegaan. Ik zat er gelijk midden in.

Jack: "In die opbouwfase waren er nog behoorlijk wat naweeën van de jaren zestig en zeventig. Iedereen vond dat hij zelf zijn leven moest kunnen inrichten qua werk, cultuur, wonen en leefomgeving. Alles leek te kunnen en zo niet dan zorgde je ervoor dat middels bepaalde acties een vrijruimte werd gecreëerd. In die tijd kon dat, de overheid had er nog geen reactie op en was vaak volslagen verrast door de acties die we uitvoerden. Ze wisten niet wat ze er mee aan moesten.
Veel mensen gingen in die tijd zelfstandig wonen. Ik was dan misschien wat vroeg, maar met 18, 19 jaar is dat normaal. Er waren vroeger beloftes gedaan dat iedereen die 18 was zelfstandig moest kunnen wonen, maar dat kon niet gehaald worden door de woningbouwpolitiek. Nou, dan pak je toch die ruimte die je denkt te kunnen creëren, namelijk daar waar leegstand is. En leegstand was in die tijd in Amsterdam veelvuldig aanwezig omdat veel mensen in de vroege jaren zeventig weggetrokken waren. Die leegte werd opgevuld en dat ging gepaard met veel vreugde en feesten, omdat je de ruimte die je denkt te kunnen pakken, ook echt pakt."

Paulien: "Theo wist wel een woning voor me. In de Staatsliedenbuurt, een halve woning in de van Beuningenstraat. Daar woonde iemand, die maakte er een rotzooi van, voldeed niet aan de veiligheidseisen. Die had een zeer gevaarlijke constructie gemaakt met een fietsband tussen het gas en zijn gasfornuis. De Woongroep Staatsliedenbuurt heeft toen besloten hem te ontruimen. Toen mocht ik er wonen en ik sloot het gas en licht aan zoals het moest.
Ik woonde boven de Woongroepwinkel, dat was een oud kantoortje, en daar waren vaak vergaderingen. Ik moest ervoor zorgen dat het een beetje opgeruimd was. En er moesten spullen aanwezig zijn, er moest gestencild worden, krantjes, die ik dan weer moest meehelpen verspreiden. Er kwamen vaak mensen vragen om hulp, bij het maken van spandoeken bijvoorbeeld. Van mij werd verwacht dat ik ook altijd maar die hulp bood, maar goed, ik had wel een woning. Ik vond het ook wel leuk maar kreeg er snel genoeg van.
Toen ik net in Amsterdam kwam wonen, wist ik niet eens waar ik woonde in de stad. Maar daar kwam ik wel heel snel achter. Dat was de Staatsliedenbuurt. De Woongroep Staatsliedenbuurt was ingedeeld in blokken. Ik woonde in Blok 1 en daar waren zojuist wat branden geweest. Oorspronkelijk waren de krakers als schuldigen aangewezen maar dat bleek uiteindelijk helemaal niet zo te zijn. Daardoor werden de krakers wel gewezen op hun verantwoordelijkheid de veiligheid te bewaken want het was een heel gekraakt blok, bij elkaar wel zo'n 200 woningen. Woningen voor en achter en dat dan 4-hoog, en daar boven nog zolders waar 'toeristen' gingen wonen, zoals wij dat noemden. Er waren mensen die geen electriciteit of gas aansloten en waar we dus kaarsen zagen flikkeren s'avonds, die werden gemaand om electriciteit en gas te laten aansluiten, en als ze dat niet deden dan werden ze ontruimd. Dat was ook een beetje om de goede sfeer, om de vriendschap in de buurt te behouden, want er woonden nog legale bewoners tussen. Dat waren vaak nog jonge mensen met een kindje, we zorgden dat we contact met die mensen hadden, want je wil niet op een eiland zitten. We hadden met de buurtbewoners te maken, dus we wilden per se dat de bewoonde panden een beetje schoon waren van buiten, maar ja, dat kon je niet verplichten. Er werden regelmatig acties als straatfeesten gehouden, een beetje groen planten, dat kregen we dan van stedelijk beheer. Op die dagen werden dan pannenkoeken gebakken en de voordeuren beschilderd. We zorgden gewoon dat het gezellig was, en langzamerhand werden er steeds meer schuttingen tussen de tuintjes op het binnenterrein weggehaald, hielden we gezamenlijke barbecues met de overkant van het blok. Er was een hele goede sfeer, iedereen hielp elkaar. Met de legale bewoners konden we het prima vinden.

Theo: "We gingen het kraken ook in andere buurten stimuleren. Ik vond van begin af aan dat een structuur ontzettend nodig is, ook een politieke structuur. Dus voor mij gold altijd: zet eerst je hele structuur op: spreekuren, kraakcafé's, kraakrestaurants, media-middelen, krantje, radio, tv, whatever, of je het nu kon beïnvloeden of zelf creëerde.
Op het moment dat we in de Staatsliedenbuurt redelijk georganiseerd waren, werd er zelfs een aparte kraakwinkel geopend om spreekuren te houden voor woongroepen die in andere buurten panden kraakten met de bedoeling daar ook weer een buurtruimte te organiseren met een kraakspreekuur. Op die manier hebben we in de Jordaan en in de Grachtengordel een start gemaakt, en daarna vanuit de Grachtengordel de Nieuwmarkt opnieuw leven ingeblazen. We hebben dat naar de Haarlemmerbuurt getransporteerd, we hebben de Pijp geholpen, de Pijp heeft verder de Rivierenbuurt opgezet. En vanuit de Staatsliedenbuurt en de Haarlemmerbuurt hebben we toen ook de Zeeheldenbuurt opgezet en gestructureerd."

Gusta: "Ik raakte erin verzeild. Ik had geen huis. Ik studeerde in Amsterdam en moest van mijn kamer af. In de Antoniebreestraat kwam een huis vrij en er werd een nieuwe groep gezocht. Wij hadden het pand dus zelf niet gekraakt, het was een oud pand dat de metrorellen in 1975 overleefd had. Wij vormden een nieuwe woongroep met mensen die elkaar nauwelijks kenden maar daar ging ik voor, dat was leuk. Het begon met met z'n allen in een huis gaan zitten en daar idealen over hebben: wij wonen in een groep en wij willen ook met elkaar zo wonen, en daar moeten we een hoop dingen voor doen en voor laten. Ik wilde het anders doen dan ik het daarvoor gedaan had. Het wonen in een woongroep was een doel op zich. Onze woongroep was nogal intens. Daar hou ik wel van. Ik heb dan ook wel een aantal vrienden verloren in die tijd, die kwamen niet voor onze woongroep, maar die kwamen voor mij en dat accepteerde ik niet. Als ze kwamen dan moesten ze ook meedoen met onze groep. Sommige mensen vonden dat vervelend, die kwamen niet meer en andere mensen vonden dat oké en die kwamen juist vaker. Op een keer zou ik met mijn moeder naar de Mathäus Passion gaan. Maar we zijn niet gegaan, omdat het zo gezellig was onder het eten. Wij bleven daar de hele avond zitten kleppen met iedereen.
Ik studeerde andragologie en ik was heftig teleurgesteld over wat mijn toekomst zou zijn met dat vak. Het eerste jaar kreeg ik te horen dat welzijnswerk er voor bedoeld was om de arbeider zoet te houden en dat vond ik vreselijk. Dat was de bedoeling niet, ik ging toch iets goeds doen: de wereld veranderen. De kraakbeweging was een goed alternatief. Het was ook een manier om actief dingen te veranderen in je bestaan. Het eerste jaar dat ik in de Nieuwmarkt woonde ben ik nog wel naar college geweest en heb ik nog braaf mijn studie gedaan, maar op eengegeven moment was daar geen tijd meer voor en ook geen geloof meer in, ik vond niet dat ik daar iets nuttigs deed. Ik ben opgehouden met studeren, en heb daar nooit spijt van gekregen.

Harri: "Het leuke van kraken is dat je alles samen moet doen. Die woningen waren dichtgetimmerd, er zat altijd een gat in de vloer, de elektra was weg, dus je moest het met elkaar weer opknappen en van begin af aan was je op elkaar aangewezen. Je moest creatieve oplossingen vinden als je er weer wilde wonen. Als er een aantal panden naast elkaar gekraakt waren dan braken we de zolders door zodat je van het ene naar het andere pand kon lopen. De zolders waren gemeenschappelijke ruimtes, In één ruimte stond een piano en een drumstel en in een andere ruimte stond een bad. Bij mij was de muur van het trapgat naar de woning weg, dus als ze van een-hoog naar drie-hoog gingen, dan liep je gewoon door de kamer heen, maar dat was geen punt, je deed dingen samen, het was heel open. De voordeuren stonden altijd open, er werd nooit gestolen, dat is heel lang zo geweest. We aten gezamenlijk en 's morgens als het een beetje weer was ontbeten we op straat, want we wilden heel uitdrukkelijk de straat betrekken bij datgene wat er in de huizen gebeurde. Tegenover ons was een grote schutting en daarachter was al zeven jaar een open gat. We hebben die schutting toen helemaal uitgegraven en een stuk naar achteren geplaatst, toen hadden we er opeens een prachtig plein bij in de straat. Er werd een podium gemaakt, en met steigerpijpen een grote speelplaats voor kinderen. Op dat podium gebeurde van alles en er kwamen ook veel kinderen spelen. Dat was echt een dagvullende bezigheid. De mensen in de straat keken aanvankelijk argwanend wat die gekke krakers allemaal deden, want ze zagen er allemaal nogal uitgedost uit, dat waren ze niet gewend, maar de oudere mensen zaten voor het raam te kijken dus die hadden weer een mooie afleiding om de dag door te komen."

Evelien: "We zijn met een klein groepje naar de Oosterparkbuurt getrokken, ik kwam uit de Nieuwmarkt, dus ik had al het een en ander achter de rug. Er kwamen mensen uit Nijmegen en Utrecht bij en die zochten een woning in Amsterdam. We hebben toen een aantal woningen gekraakt in de Oosterparkbuurt. Toen de eerste woning daar dichtgetimmerd zou worden zijn we met een klein groepje heel relaxed naar binnen gegaan. Er waren mannen bezig en die hadden net de eerste plank uit de vloer gezaagd om tegen het raam aan te gaan zetten maar die gingen onmiddellijk weg. Dat was de eerste woning van twee panden die allemaal achter elkaar gekraakt zijn en die allemaal nog steeds bestaan. Een aantal jaren terug hebben ze zelfs nog een opknapbeurt gekregen. In mijn woning is die ene plank, die er uitgezaagd was, er met een metalen scharnier weer ingezet.
We waren absoluut geen geïsoleerd kraakgroepje, want er waren ook hele actieve andere buurtbewoners en dat sloot goed aan. We draaiden mee in inspraakprocedures, verzetten ons tegen huurverhogingen en de verbreding van de Wibautstraat, dat was ook een heel belangrijk punt, die sneed twee buurten helemaal door midden. Samenwerken met die buurtbewoners, dat was een aantal jaren lang heel inspirerend en leuk en soms waren de acties ook heel creatief. Eén van die acties was dat in een nieuwbouwblok dat net gebouwd was een ontzettende mierenplaag uitbrak. De bewoners, vooral de vrouwen natuurlijk, belden op naar de gemeente, van kunnen jullie iets aan die mierenplaag doen? Maar daar werd niet op gereageerd. Toen hebben die vrouwen op een nacht in al die woningen tupperware doosjes neergezet met zoetigheid en daar kwamen al die mieren op af. Volgende ochtend deksel erop, en toen zijn we met een heleboel mensen naar de betreffende dienst gereden en hebben daar de doosjes geleegd, dat was allemaal heel hilarisch. Maar mooi dat er vervolgens heel snel een eind werd gemaakt aan die mierenplaag.
Het was niet alleen politiek, het was ook heel sociaal, gezellig. We maakten buurtcabaret, we kwamen naar mekaars verjaardagen maar op den duur is dat mis gelopen. Er bleken toch te veel tegenstellingen te zijn tussen bewoners die daar al langer woonden en die kraakgroep, verschillen in politieke opvattingen en in normen en waarden. Onze groep was ook zeer totaal, het was allemaal heel intens, dat had ook wel een keerzijde. Er was een vrij grote intolerantie. Dat dreef de boel uit elkaar, eerst kwam er een wig tussen de oudere buurtbewoners en ons en later ook onderling, zoals je dat vaak ziet. Het was een soort mengeling want het was allemaal heel spontaan en wat ik al zei, heel intens en met veel plezier en creativiteit, maar er was wel degelijk ook een echte ideologie, en die ideologie was van, ja de buurtstrijd is toch je ware, daar moet het allemaal gebeuren. En later heb ik weleens spottend gezegd dat er zo'n soort gedachte: In de Oosterparkbuurt daar zal de revolutie beginnen.

Theo: "Vakbonden en politieke partijen, dat was voor ons een "dead end street". Het was te log, en bovendien met verkeerde ideeën. En al die mensen die zich doodliepen, die dachten dat je als individu de partijlijn kon veranderen. Nou, dat is een lachertje, je hoeft geen ervaring te hebben om dat te zien. Je krijgt toch geen olifant gekeerd in een andere richting. Men stond in die politieke partijen al zover van de bevolking. Dat zie je nog steeds. De afstand tussen een politieke partij en wat er werkelijk leeft in de bevolking is gigantisch. Bovendien, de hele structuur hier, die zogenaamde democratische structuren, in de praktijk druipt het er van alle kanten af: "kies mij" en geef me een mandaat, maar dan moet je vier jaar verder je mond houden, want wat ik doe is goed, want jullie hebben mij gekozen. Er wordt niet gekeken naar wat er op straat nodig is. En bovendien, dit soort democratische structuren, heel veel mensen hebben daar geen oren naar. Ik vind dat de macht verdeeld moet worden in de straten, in de buurten, in de straatcomitees, buurtcomitees en dat daarnaar geluisterd moet worden, elke dag en niet om de vier jaar."

Jojo: "Er waren twee manieren waarop het kraken zich ontwikkelde. Aan de ene kant waren er in de 19de-eeuwse buurten heel veel panden die leeg stonden te wachten op de sloop. Daar werden vaak hele straten tegelijk gekraakt. Aan de andere kant had je in de Grachtengordel hele grote grachtenpanden die al dan niet verkrot maar in ieder geval leeg stonden om speculatieredenen. Het verschil tussen die twee manieren was ook zichtbaar in de manier van leven, van organiseren dat ontstond. In de Grachtengordel was al een kraakspreekuur waar in kaart werd gebracht welke panden leeg stonden. Vanuit het pand waar ik woonde hebben we een paar maanden na de kraak een buurtvergadering georganiseerd. Die vergadering was dan eens in dit pand, dan eens in dat pand. Er werd besproken wat er zoal speelde, dat ging over knokploegen, over geldpotjes om materialen aan te kopen en over wat er in andere delen van de stad aan de hand was, er stonden altijd pilsjes klaar. Dat was het begin van het organiseren in de Grachtengordel. Ik denk dat het grote verschil met de 19de-eeuwse buurten was dat het daar veel meer ging om het gemeentelijke beleid. Door bureaucratische achterstanden bleven soms hele straten lang leeg staan. Maar het waren wel etages, iedere kraker ging toch op een etage wonen en in principe was er niet zo'n ontzettend groot verschil met het wonen in een huurwoning. In de Grachtengordel daarentegen waren het dus grote panden waar je de klus met een hele zwik mensen met elkaar moest zien te klaren. Het was ook een meer directe strijd tegen particuliere eigenaren. Van te voren kon je moeilijk voorspellen hoe die zouden reageren. Soms reageerde hij helemaal niet, soms reageerde hij heel snel door met een paar bouwvakkers of zware jongens te kijken of de krakers er niet snel uitgetimmerd konden worden."

Henk: Theo en ik kenden elkaar van de Amsterdamse Aktie Partij en uit de Nieuwmarktperiode, '74 -'75. Daar hadden we de hoognodige ervaring opgedaan met kraken en met barricaderen en hoe het hele systeem in elkaar zit. Theo had een tomeloze energie, was echt niet normaal, ik wil hem niet teveel ophemelen, maar hij was echt een manusje van alles. Hij gaf iedereen commando's, als jij nou dit doet en jij doet dat, alles in mooie schemaatjes en structuren, typisch Theo. Hij had een heel schema wat er allemaal gedaan moest worden, opknappen, schilderen, gereedschapuitleen opzetten, lijst van lege woningen aanleggen, contact met de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting, met de pers.

Theo: "Er zijn altijd een aantal mensen nodig die gedreven zijn en een wijdere blik hebben en ik ben toevallig één van de figuren geweest die ontzettend gedreven was. Nog steeds eigenlijk ... Je werkt in het begin alleen omdat er niet al te veel idealisten rondlopen. Het gaat om het idealisme, je maakt immers enorm veel uren per dag, je werkt ontzettend hard. In het begin is mijn rol geweest om voorzieningen als gereedschappen en transportmiddelen als bakfietsen bij elkaar te krijgen, om de struktuurlijnen op te zetten, lijnen waarbinnen je werkt, want je moest alles opnieuw uitvinden, en allerlei mensen zien te vinden die met je samen wilden werken, de andere idealisten dus. Je had een heel restant uit de Nieuwmarktperiode, nog ex-Kabouters en oud-Provoleden die enorme ervaring hadden, en je had ook een heel contingent welzijnswerkers met een politiek idee, die niet alleen voor hun beroep bezig waren, en je had mensen uit buurtorganisaties. Het was dag en nacht werken om die mensen te vinden en op één lijn te krijgen. Dat was mijn rol in het begin. En ondertussen je bestaansrecht creëren, continu kraken, continu mensen helpen. Dat is niet alleen kraken maar ook buurtorganisaties bezoeken, contacten leggen. Je kreeg langzamerhand in elke buurt mensen in allerlei overlegsituaties, ook buiten de stad. En dan deed je niet alleen simpelweg mee aan acties van die groepen, je organiseerde ook eigen acties. Op elk punt probeerde je bezig te zijn, artikelen schrijven over wantoestanden bijvoorbeeld, want je moest het naar buiten brengen. En dag en nacht met je gereedschapkoffertje rondlopen en lege panden registreren. Ik kan me nog herinneren dat er in de beginperiode in de Concertgebouwbuurt een gebied bezet was door moeders, huisvrouwen die vonden dat met die grond niet gespeculeerd mocht worden. De grondprijzen waren namelijk gigantisch omhoog gegaan. Speculanten dreven de prijzen elke week weer verder op; ze verkochten aan elkaar. Die moeders hadden daar een speelplaats gebouwd en die moest verdedigd worden, dus daar ging je dan ook heen."

Henk: Hij wilde alles tegelijk en dat kon natuurlijk niet, je moet het langzaam opbouwen. Theo wilde altijd zoveel tegelijk, maar ik moest dat gewoon afremmen, want het was wel makkelijk om iemand tien taken te geven, maar je kon er maar één tegelijk uit voeren. Soms vond ik het een beetje teveel gevraagd en dan zei ik 'Theo, hier heb je alle sleutels, alle cilindersloten, al het gereedschap, alle adressenbestanden, hier heb je alles terug, ik heb hier geen zin in, dit gaat me ietsje te ver. Je was al de hele dag aan het kraken, je moest archieven opzetten, je moest alles tegelijk doen want er was niks, je moest iets opbouwen en je wilde altijd teveel tegelijk doen en daar krijg je een terugslag van. Het probleem was, er waren te weinig mensen, daardoor groeide het niet. Iets wat je opzet, dat duurt heel lang voordat je daar iets mee kan. We hebben dat jaren gedaan zonder dat we eigenlijk doorhadden wat de gevolgen zouden worden op lange termijn. We hadden natuurlijk wel iets in onze gedachte. We zouden iets opzetten wat door de hele stad gaat uitwaaieren, waar steeds meer mensen aan mee gaan doen. En de woningnood was het hoofddoel."

Theo: "Het meest essentiële bij het politieke kraken is dat je de confrontatie zoekt. Je ziet het bij Provo met het Witte Huizenplan en je ziet het bij Kabouter en Actie '70. Het kraken is altijd een confrontatiemiddel geweest. Als je iets wil veranderen, moet je voortdurend confrontaties niet alleen aangaan, maar ook uitlokken. De essentie is dat je binnen het politieke kraken een andere maatschappij wil, dat je niet meer accepteert dat er zoveel dingen haperen, dat er zo weinig aan de noden van de bevolking gedaan wordt, dat er geluisterd wordt naar de bevolking, dat de bevolking meer te vertellen heeft in eigen straat, in eigen gebied. Dat is de essentie bij het politieke kraken, dat je politiek de zaken aanpakt en verandert en niet alleen voor je eigen belangetjes opkomt. Je zag dat heel veel bewegingen het kraken gebruikten als een middel om te provoceren, om te signaleren en misstanden aan de kaak te stellen."

Pietje: In '76 zijn we op de Nes bezig geweest aan een pand dat na een kraak van "Aktie Pandverbeuren" in 1970 door de politie ontruimd was. Dat moest teruggekraakt worden. Daar heb ik met Theo, ik als timmerman en Theo als techneut, buiten aan de achterdeur gezeten om het slot eruit te halen. Ik boorde eerst een klein gaatje en toen zag ik met zo'n spionnetje, zo'n groothoeklensje, in de gang achter de deur twee agenten. Ze zaten op een stoel te wippen met de wapenstok, schild en helm op de grond. Er zat een heel peloton ME-ers binnen. We waren zo'n twintig minuten bezig om het slot eruit te peuteren, het moest zo zachtjes mogelijk. Uiteindelijk sta ik met het slot in m'n handen en blijkt dat de deur niet eens op slot zat. Wij hadden een man of dertig, veertig om het pand te bestormen, en toen de deur open was rende de hele meute naar binnen. Het was vier uur 's morgens en hartstikke koud. Die agenten schrokken zich helemaal wezenloos, die wisten niet meer hoe ze het hadden en vluchtten gewoon de deur uit. Er lagen pistolen los op tafel, maar die werden allemaal in een tasje buiten het raam gehangen, vanaf de straat kon je er net niet bij. We wilden geen pistolen afpakken. Het verbaast mij nog dat er niet een of andere idioot bij ons ploegje heeft gezeten die een pistool tussen zijn broekriem heeft gestoken. Dat deed je niet, de afspraak was dat als er wapens gevonden werden die meteen werden teruggegeven aan de politie. Het moest een beetje leuk blijven. Het was een spel. Wij winnen het door de agenten het pand uit te jagen en dan geef je ook de pistolen terug. Die confrontatie gingen we niet aan.

Theo: "Actievoeren is riskant, je moet elkaar vertrouwen, je moet veel dingen met elkaar doen die een hoog risico inhouden, dus vertrouwen, bijna onvoorwaardelijk op elkaar kunnen rekenen, dat is de hoofdzaak. En dat was bijzonder groot in de periode van opbouw in de jaren zeventig. Daarom kon de opbouw van zo'n structuur ook ontzettend goed lopen. Je kon dingen aan elkaar doorgeven, je werd niet gewantrouwd, je kon elkaar continu bellen of elkaar naar vergaderingen afvaardigen. Bij het actievoeren heb je dus het onvoorwaardelijke vertrouwen nodig van je kameraden. Als dat er niet is dan is het een bijzonder riskante zaak. En dat is met het kraken in de jaren 70 de basis geweest bij een hele hoop buurt- en kraakacties. Vanuit gemeenschappelijke ideeën sterk staan in de buurt en er niet als een maanmannetje landen, maar als buurtbewoner actievoeren, geïntegreerd. Dat je kan strijden voor een algemeen belang."

Henk: "De tijd was rijp om de woningnood aan te pakken. Wat we nastreefden was het opzetten van een buurtgerichte kraakgroeporganisatie met een eigen blaadje om op die manier de mensen, de bewoners of de krakers te informeren. Het politieke doel was de woningnood aan de kaak stellen, de jongerenhuisvesting van de grond krijgen, de overheid duidelijk maken dat de jongeren ook recht hadden om te wonen. Die leeftijdsgrens van 25 jaar moest omlaag, eigenlijk wilden we gewoon helemaal van de woningdistributie af. We waren natuurlijk niet zo naïef om te denken van nou, wij zullen even een andere orde gaan vestigen in Nederland, dat niet, maar we wilden er wel flink tegen aanschoppen. Ja, dat gaf ons een kick om juist fanatiek door te gaan, je kon lekker tegen het systeem aan schoppen. En het kraken was absoluut een middel om dat te doen. We probeerden invloed uit te oefenen om bestaande normen en waarden te doorbreken, we wilden een mentaliteitsverandering bewerkstelligen. En daar had je mensen en beweging voor nodig.

Jojo: Het betekende voor mij wel een verandering. Tot die tijd was ik was vooral politiek theoretisch actief geweest, een jaartje lid geweest van de PSP, en ik zat ook bij de Federatie van Vrije Socialisten, die in café Roodmerk in de Bethaniënstraat elke maandagavond vergaderde. Dat was een beetje filosoferen en theoretiseren over revolutie en beweging zonder dat er veel gebeurde. Behalve het feit dat ik zelf een woning nodig had, was dat een andere reden om actief te worden in de kraakbeweging. Ik had het idee dat het een interessante beweging was, die betrekkelijk nieuw was en nieuwe mogelijkheden bood, met een potentie van subversie, anarchie en verschillende mogelijkheden om zowel jezelf te organiseren en een ander leven op te bouwen als een organisatievorm om tegen van alles en nog wat te keer te gaan."

Gusta: Al vrij snel was ons huis volop actief in de kraakbeweging. In die tijd gebeurde er steeds meer. We gingen naar kraakacties en naar vergaderingen, we liepen ontruimingsacties af en ik ging in een muziekgroepje "De loeiende Koevoet", een muziekgroepje dat bij acties vol goede bedoelingen vreselijk valse strijdliederen zong. Ik stond in Roodmerk, het kraakcafé van de Nieuwmarkt. Bij ons in de Nieuwmarkt waren heel veel activiteiten, een volksopera bijvoorbeeld, die eigenlijk niet zoveel met kraken te maken hadden, maar meer met 'we wonen met z'n allen in deze buurt en wij willen een leuke buurt'. Het werd steeds groter en op een gegeven moment had je daar een dagtaak aan."

Theo: "Voor mij was het heel duidelijk het opzetten van een structuur waarin je ook een machtsfactor werd: er moest iets veranderen. Het is niet zo dat je alleen voor mensen bezig kon zijn die een woning nodig hadden, dat is teveel maatschappelijk en sociaal werk, waar ik natuurlijk wel achter sta, maar dat was niet het doel in mijn leven. Kraken heeft ook een signaleringsfunktie, het moest ook foutieve zaken in de samenleving aan de orde stellen, en het moest ook een beweging worden die zaken ging veranderen. Je had een heleboel doelgroepen die niet aan bod kwamen. Je had regels en dat begon er vaak al mee dat je twee jaar in Amsterdam moest wonen om een huis te krijgen. Dat kan dus niet, je kan niet hier gaan wonen en er tegelijkertijd al twee jaar gewoond hebben. Dus daar ontstonden gigantische sociale misstanden. En verder waren er bejaarden die niet op hun eigen plek konden blijven wonen. Noem maar op, er zijn zoveel groepen, allochtonen, iedereen zwierf maar door elkaar, dus er moest sowieso iets veranderen: voor deze groepen moesten woningen direct voorradig zijn."

Henk: Je kraakte eigenlijk over de hele stad, dus overal kreeg je bewoners die op hun gekraakte woningen zaten. Meestal werden die mensen niet actief, die wilden daar alleen wonen en niet verplicht worden om actief mee te doen. Heel langzaam groeide dat uit, bij elke stap kwamen er een paar mensen bij. Op een gegeven moment waren er in elke buurt wel een paar mensen die je kende, die deden dan mee als er wat groots gekraakt werd. Het was gewoon leuk, want je deed nieuwe dingen en je wist niet wat de reakties zouden worden vanuit de overheid."

Hoofdstuk 1 | volgende hoofdstuk