De stad was van ons

Wij gaan er niet uit!: De Groote Keijser november 1978 - februari 1980

Rob: "Ik had een woningprobleem, ik woonde in Hoofddorp op een heel klein kamertje en een aantal vrienden van mij hadden ook een woningprobleem. We hoorden toen van kraken, dus we dachten van 'nou, dat lijkt wel wat voor ons'. Iemand van ons had uitgezocht dat kraken makkelijk was: je neemt een tafel, een stoel en bed mee, gaat een huis binnen en je woont er. Dat leek ons simpel, dus op een goede vrijdagmiddag waren we door de stad aan het fietsen om te kijken of we wat leeg zagen. Toen zagen we op de Singel een pand leegstaan, fietsje neergezet, deurtje gevoeld, 't was open, dus wij naar binnen, en we hebben het gekraakt. Er lag wel een overall en gereedschap en er stond wel een bankje, dus misschien was het toch niet zo leeg als we dachten. Na een kwartiertje wat gedubt te hebben zijn we maar weer naar buiten gegaan. Hoe moest het nu verder, het was toch moeilijker dan we dachten.
Toen hoorden we van het kraakspreekuur, en daar vroegen we hoe we zoiets aanpakten. Ze zeiden daar: ga eerst maar eens een leeg pand zoeken. Dus wij fietsten weer regelmatig door de Grachtengordel en op een gegeven moment zagen we een pand leeg staan en daarnaast was nog een pand leeg en daarnaast nog een pand, een heel rijtje op de Keizersgracht. Maar met z'n drieën zes panden, dat was wat overdreven. Bij het kraakspreekuur meldden we dat we op de Keizersgracht zes lege panden gevonden hadden. Na enig overleg zeiden ze dat als wij konden zorgen voor een woongroep in een pand dan zouden zij voor vijf andere groepen zorgen. We zouden het dan gemeenschappelijk kunnen kraken. Zo raakten we betrokken bij de Groote Keijser."

Marga: "Ik kwam in de Groote Keijser terecht toen ik een jaar of negentien was. Ik was pas gaan studeren en woonde nog gewoon bij mijn ouders. Dat ging eigenlijk best wel goed, maar op een gegeven moment kwam een vriendin bij mij en die zei dat ze een pand ging kraken met een heleboel mensen en of ik geen zin had om mee te doen, want zij had dat ook nog nooit gedaan. Het leek haar wel leuk als ik ook meedeed, niet met de bedoeling daar ook te gaan wonen, maar om die gebeurtenis mee te maken. Ik was eigenlijk helemaal niet van plan om te gaan verhuizen of ergens anders te gaan wonen. Uiteindelijk heb ik het toch gedaan want het was allemaal erg spannend en grappig. Enkele dagen voor de kraak had je allemaal vergaderingen. Daar werden wij gelijk opgedeeld in woongroepen. Toen heb ik ook de rest van mijn woongroep ontmoet. Dat was heel komisch allemaal, dat waren vijf jongens uit Dordrecht en nog een figuur uit België. Dan moest je met die mensen gaan vergaderen over hoe je daar zou gaan wonen.

Rob: "We hebben van te voren een heleboel vergaderingen gehad, echt grote vergaderingen bij het kraakspreekuur, maar ook met onze woongroep zelf. De bedoeling was dat we allemaal ons eigen pand zouden kraken, dat we onze eigen spullen bij elkaar zouden hebben en dat we dan met bakfietsen en busjes van twee kanten de gracht op zouden rijden. Een aantal mensen zouden dan de deur open maken, zodat we allemaal ons eigen pand konden binnenstormen om het te gaan bezetten. We hadden eigenlijk geen idee hoe het pand er van binnen uitzag. Het konden allemaal aparte panden zijn, maar het kon ook zo zijn dat het een grote ruimte was. Wij zijn er van uit gegaan dat het allemaal aparte panden waren. Iedereen had z'n eigen pandje toegewezen gekregen, dus van te voren stond al vast, jij gaat in dat nummer en jij in dat nummer. Uiteindelijk hebben we ons op verschillende punten verzameld, om op een bepaalde tijd de gracht op te rijden. Na veel moeite bleek er maar één deur open te gaan. We kwamen erachter dat al die panden met elkaar in verbinding stonden. Toen zijn we met z'n allen door die ene deur naar binnen gegaan.
Wij waren ontzettend groen, wat kraken betreft. We werden geholpen door een aantal mensen, die al ergens op de Prinsengracht woonden, dat waren mensen die al gekraakt hadden. Eén van hen was Gaby, een jongen uit Zwitserland. Dat was voor mij iemand die veel ervaring had en zo waren er nog een aantal. Zij hebben op een gegeven moment bepaald wie de deur open zouden maken. In het begin lukte dat niet. Ik kende Jojo toen niet, maar ik geloof dat Jojo degene was die de daadwerkelijke slot openmaking heeft gedaan.

Jojo: "Nee, voorzover ik me kan herinneren is de Groote Keijser gekraakt vanuit het kraakspreekuur in de Grachtengordel. Ik wist dat het gekraakt zou worden en ik herinner me dat 's morgens om 8 uur of 9 uur Joost aan mijn bed kwam en zei van "hé, je moet mee, want we moeten dat pand kraken'. Ik had zoiets van 'dat doe je toch zelf, daar heb je mij toch niet voor nodig'. 'Maar hoe dan?' 'Nou, je probeert eerst de deur te forceren en als dat niet lukt, dan sla je een ruit in, je loopt om en maakt de deur open'. Dus ik ben gewoon weer gaan slapen. Het ging allemaal goed, er stonden iets van 50 mensen klaar om daar te gaan wonen en het werd gekraakt, makkelijk zat.
Ik vind dat een goed voorbeeld van het principe dat mensen het zelf moeten doen, dat mensen niet gaan vertrouwen op deskundigen of op kraakspreekuurmensen om het voor hun te doen. Mensen moeten het zelf doen, want nadat je het pand binnen bent getreden dan begint het pas. Dan ga je het pand je eigen maken door het op te knappen, door het te barricaderen, door het in te richten. Het eigen maken van het pand is met name bij grote panden een heel avontuur, want complexen als de Groote Keijser, het NRC-gebouw of de Grote Wetering hadden heel veel geheimen. Het waren ruimtes en trappen en gangen en kelders en daken met allemaal interessante hoekjes. Het spannende van het kraken wat ook bij de Groote Keijser aan de orde was, is dat iedereen door dat pand gaat dwalen en van de ene verbazing in de andere valt: 'goh, het is wel erg groot'. Uiteindelijk komt iedereen op een plekje terecht en gaat daar een kamer inrichten of een hok bouwen, sommige mensen zetten gewoon een tent neer op een etage waar helemaal geen woning is. Het vervolg van het kraken, van het naar binnentreden, is veel belangrijker dan het kraken zelf. Je kunt mensen ook niet vertellen hoe dat gaat, dat moeten ze zelf ontdekken."

Rob: Door het kraakspreekuur waren we ontzettend gewezen op knokploegen. Je moest heel snel het pand barricaderen, want anders kwam er een knokploeg en werd je er uitgeslagen. Als je er eenmaal vierentwintig uur zat dan was het legaal, of legaal..., maar dan werd het wat minder heftig. Dus wij hadden in die weken daarvoor ook allemaal oude beddenspiralen verzameld. Toen we binnen kwamen was het eerste doel om de begane grond helemaal met beddenspiralen dicht te maken. Ik weet nog wel dat ik daar binnen kwam, het was groot en marmer en leeg en ontzettend onoverzichtelijk, want er liepen links trapjes naar boven, trapjes beneden. Dus ik ben op een gegeven moment met wat spiralen ergens achter in een kamer terecht gekomen. Ik ben daar met nog iemand gaan timmeren, dat geluid van die hamer op die spijkers met die spiralen staat me nog zo voor ogen, in de oren. Het was ook wel een beetje zonde, want het waren oude grachtenpanden, dus het waren van die hele mooie, geprofileerde kozijnen en daar stond ik van die drieduimers in te jassen, dat deed wel een beetje pijn. Maar ja, je was zo gefixeerd op dat dichttimmeren, want er zouden knokploegen kunnen komen, daar was je zo in opgevoed, zo gedrild, dat barricaderen dat moest gewoon, dat stond als een paal boven water."

Marga: Het was zo ongelofelijk groot. Het waren zes huizen naast elkaar met drie verdiepingen. Ja je verdronk daar in dat pand. Je kwam er binnen en je begon te rennen, maar je wist ook niet precies hoe het pand in elkaar zat. Dus het binnenplaatsje werd ook gewoon dicht getimmerd. Ik herinner me dat ik er binnen kwam en mijn jas ergens neerlegde, maar het pand was zo groot, ik heb daarna uren naar die jas lopen zoeken. Ik kon ook niet zo goed timmeren. Ik liep daar maar een beetje rond. Het was ongelofelijk groot, en helemaal leeg. Het was de bedoeling dat je bedden, tafels en stoelen neerzette. Ik liep overal rond, een beetje praten en af en toe timmerde ik wat. Zo is het gegaan, die eerste uren.

Rob: "Ik heb de sfeer in de begintijd van de Keijser als ontzettend prettig ervaren. We hadden een groep gevormd van zeg maar drie vrienden, we kenden elkaar heel goed, en daar hadden we mensen omheen verzameld. Er kwamen vier of vijf vreemde mensen bij, dus dat was in het begin best wel een beetje eng hoe dat zou uitpakken. Het was heel spannend, maar ook heel geborgen, je had toch allemaal het idee dat je met hetzelfde bezig was. Je zat in een oud kantoorpand, dus je moet je voorstellen dat de muren kaal waren, de vloerbedekking was van de vloer af gehaald, lijmresten op de vloer, je had geen keuken, je had geen echte badkamer, dat was er allemaal niet, maar toch ondanks dat alles staat het me bij als een ontzettend aangename tijd, echt veel lol en rare dingen.
We hadden geen douche en we gingen een bad aanleggen. We hadden allemaal niet zoveel geld en dus hadden we bedacht dat je in plaats van koper met een tuinslang heel goed de waterleiding kon vervangen. Wij zetten in het souterrain een mooie badkuip neer, hingen een geiser op, sloten de slangen aan en gingen in bad. Eén van de medebewoners zat in bad, het koude water ging prima, maar op een gegeven moment begon die slang van dat warme water ontzettend dik te worden en die warmwaterslang die klapte uit elkaar.
Iemand had op een gegeven moment soep gemaakt. We zouden 's avonds soep eten maar de soep was weg. Wat bleek, iemand anders dacht 'laat ik het afwaswater eens weggooien, dat staat er al een aantal dagen want er dreven allemaal van die dingen boven op'. Dat soort dingen allemaal, heerlijk. Ja, echt heel leuk. We gingen ook allerlei experimenten doen, heel simpel, met koffie zetten, want we wilden koffie met melk drinken en vonden het een beetje onhandig om eerst die koffie te doen en daarna de melk, dus we gingen de koffie met de melk in een keer door dat filter gooien, maar dat liep dan niet door dus dat werd een ontzettende drapboel."

Marga: Ik weet nog goed dat we de eerste dagen dat we daar woonden, niet naar buiten mochten wanneer we wilden. Er moesten altijd mensen aanwezig zijn om een eventuele knokploeg te weer te stellen. Daar werden schema's voor gemaakt, wie binnen moest zijn en wie niet. Ik weet nog dat het vooral 's nachts erg leuk was, want het was het meest waarschijnlijk dat als die knokploeg zou komen dat die dan 's nachts kwam. En dan zaten wij 's nachts allemaal op, te praten met een biertje. Dat was allemaal heel erg spannend, niemand kende elkaar. Heel leuk. Die knokploeg is nooit gekomen, gelukkig maar.
De eerste dagen maakte ik kennis met m'n eigen woongroep, dat was dan die vriendin van mij, die vijf jongens uit Dordrecht en die jongen uit België. Wij moesten het maar een beetje zien te rooien met elkaar. Het was toen de bedoeling dat wij als groep in het huis zouden wonen, dat we het min of meer als een gezin aan zouden pakken. We waren erg uiteenlopende mensen, dat was wel heel grappig allemaal, hoe wij dat toen deden. We waren eigenlijk allemaal individualistisch ingesteld, maar we zouden wel samen gaan eten. Nou, dat liep al gauw mis. We kregen veel ruzie over wie er dan moest koken. Voor mij persoonlijk was het toch een beetje een introductie in een grotere wereld. Ik kwam bij mijn ouders vandaan, en toen kwam je opeens in de Groote Keijser terecht. Je wist nooit van te voren wat je kon verwachten. Wij hadden allemaal geweldige kamers. We hadden allemaal twee van die grote kantoorruimtes naast elkaar. Dat waren danszalen, enorme ruimtes waren dat. Daar zaten we dan met die woongroep, met z'n achten waren we dan. We waren met elkaar allemaal onderlinge, grappige relaties aan het opbouwen. Mensen werden verliefd op elkaar, andere mensen kregen juist ruzie met elkaar. Voornamelijk verliefdheden staken flink de kop op. Gesprekken, veel gesprekken over het leven. En af en toe dan ging er dan iemand eten maken."

Rob: "We waren altijd heel erg bezig met het kort geding voor een ontruiming. Je was ontzettend fanatiek bezig om je achternaam niet bekend te maken, dat was natuurlijk een probleem want in die zes panden woonden tussen de veertig en de zestig mensen, ik heb er nooit erg goed kijk op gehad. Het was altijd zaak om geen achternamen prijs te geven. Soms kwam er wel eens post met een achternaam, panisch waren we dan. Op je eigen spullen ook, overal je achternaam doorkrassen of afplakken. Maar op een gegeven moment was er toch iemand bekend geworden. Er was een kort geding geweest en we zouden het pand moeten ontruimen. In die tijd werden er al panden ontruimd in de stad en het was altijd zo geweest dat de krakers geen geweld gebruikten. Er werd altijd een menselijke barricade gevormd en die werd dan door de politie weggesleept en het pand werd ontruimd. Maar op een gegeven moment escaleerde dat, vooral in onze ogen natuurlijk. Er was een geweldloze blokkade van mensen waar de politie met hard geweld op in sloeg. Dat heeft mij in ieder geval heel erg aangegrepen. Ik had toen het gevoel van 'dat is niet juist'. Wij staan voor een goede zaak, voor woonruimte, dat is heel legitiem en het is natuurlijk kolder dat de overheid je daar met geweld van af helpt. Gelukkig waren er binnen mijn woongroep meer mensen die dat vonden. We hadden er onderling weleens over gesproken wat we zouden doen als er een ontruiming kwam: 'wij gaan er niet uit'. Toen kwam het tot de uitspraak van de rechter: 'jullie moeten eruit'. We hebben toen een vergadering georganiseerd en daar kwam uit dat er van al die bewoners die er ooit eens gewoond hadden elf mensen overbleven. Wij stonden ervoor: 'wij gaan er niet uit'. Wat we moesten doen? We gingen er in ieder geval niet uit. Zo is het een beetje begonnen."

Marga: "Op een gegeven moment zou het pand ontruimd gaan worden, omdat we een proces verloren hadden. Dat wilden we niet, we wilden er liever gewoon blijven wonen. Toen vroegen we ons af, wat moeten we nu? Wij gingen er toen nog van uit dat als een pand ontruimd moest worden, dat het ook ontruimd werd. Toen zijn we op het idee gekomen om er toch maar in te blijven zitten. Niet iedereen, er gingen een heleboel mensen weg. Het was ook wel een zware beslissing om te nemen. We waren bijna allemaal eerstejaars studenten en als je dan in zo'n bedreigd pand blijft zitten, loopt je studie in het slop. Het pand liep een beetje leeg. Er waren ook een aantal mensen die er wel in wilden blijven wonen, maar die de andere bewoners dan weer liever zagen verdwijnen. Dat waren een beetje rare lui waren, vonden wij. Die wilden niet weg. Daar is nog een knokpartij om geweest. Uiteindelijk bleven er steeds minder mensen over. Op een gegeven moment waren we nog met z'n achten geloof ik, echt heel weinig. Toen hebben wij het plan bedacht om ieder een pand te gaan verdedigen en eentje op het dak en eentje in de kelder, zo zouden we het gaan doen. Maar dat was toch niks. Eigenlijk zag het er niet gunstig uit.

Rob: "Toen we besloten hadden dat we in plaats van ons weg te laten meppen ons actief zouden gaan verzetten, moesten we mensen mobiliseren die hetzelfde zouden zien als wij zagen: als je lijdzaam verzet pleegt wek je alleen maar geweld van de overheid op en dan delf je het onderspit. Wij wilden daar gewoon tegen in gaan en niet lijdzaam voor het pand zitten, wij gingen het pand barricaderen. En om mensen te laten zien wat er gebeurt als je je lijdzaam verzet, hebben we op die vergaderingen de film van de Kinkerbuurt gedraaid, zo van: 'willen jullie dit, of geloven jullie in ons plan'.
We waren maar een kleine groep en nog niet zulke ervaren krakers. We kenden ondertussen wel wat mensen maar we zaten amper een jaar in die hele kraakscene. Wij zaten dus met zijn elven, wat moeten we doen? Barricaderen, dat wisten we in ieder geval. We moesten mensen gaan mobiliseren om te gaan barricaderen. We zijn via kraakspreekuren, via kraakcafé's gaan verkondigen: 'Wij, laatste bewoners van de Keizersgracht, wij laten ons er niet uit slaan, wij blijven zitten, help ons actief mee met barricaderen'. Zo kwam er langzaam wat hulp op gang.

Jojo: "Wat mij stoorde was dat toen de ontruiming dreigde er een aantal actieve mensen uit de Keijser een houding hadden van 'we kunnen het niet alleen en wat moeten we nou'. Kom nou, zo werkt dat niet. Er zijn altijd mogelijkheden om iets te ondernemen. Naast het gebruikelijke inschakelen van advocaten, kon er nog een heleboel georganiseerd worden. De bewoners gingen een ronde maken langs alle buurten, dat was een van de gevolgen van het stedelijk worden van de kraakbeweging. Een van de eerste vergaderingen waar ik bij was, was in de Nieuwmarkt, want ik woonde inmiddels in de Antoniebreestraat. We hebben toen ter plekke besloten om een affiche te maken. Ik ben toen met Joost en met Jan aan de keukentafel in onze woonkeuken een affiche gaan ontwerpen. We hebben een foto genomen van de ontruiming in 1976 van de Jan van Schaffelaar, dat was een ander kraakpand van dezelfde eigenaar - de Ogem - op de Herengracht, en zetten daar de leus boven "Ogem eist ontruiming, wij eisen ontogeming". De Ogem stond toentertijd model voor het kapitalisme op de woningmarkt, en de leus "wij eisen ontogeming" betekende dus "wij eisen afschaffing van het kapitalistische woningsysteem", van de woningproductie tot de woningdistributie. Het mooie was dat we die poster om één uur 's nachts bij de Raddraaier, de drukkerij, door de bus gegooid hebben en dat hij de volgende ochtend al klaar was, in een mooie Iris-druk van rood naar blauw. Vervolgens hebben we die poster verspreid over alle buurten. Binnen 24 uur hing de hele stad vol met vijfduizend affiches. Dat was voor mij het eerste zichtbare teken van een stedelijke kraakbeweging die efficiënt was, die zich snel kon organiseren en manifesteren."

Joost: "Toen ik naar Amsterdam verhuisde ben ik gaan kraken en min of meer toevallig in de Grachtengordel terecht gekomen. De Grachtengordel was een heel klein kraakbuurtje en het pand dat ik gekraakt had was dichtbij de Groote Keijser, op de Herengracht. De Keijser was al langer gekraakt en ik raakte daar vanzelf bij betrokken toen er problemen ontstonden. Er liep een proces dat in het najaar van 1979 verloren werd in hoger beroep. Een aantal bewoners van de Groote Keijser wilden zich verzetten tegen de ontruiming. De eigenaar was OGEM, dat stond in die tijd symbool voor het grootkapitaal en de logische consequentie was dat je je daartegen verzette. De bewoners namen het initiatief, mensen uit de buurt sloten zich daarbij aan en verleenden steun. Het was in die buurt heel vanzelfsprekend dat als een pand bedreigd werd dat je elkaar hielp, als er een knokploegdreiging was bijvoorbeeld dan steunde je elkaar. Je was tenslotte buren. Daarnaast was verzet tegen grootkapitaal en huiseigenaren, tegen alles wat een bedreiging vormde voor jouw bestaan als kraker, vanzelfsprekend. Het was vrij kleinschalig, er was een kraakspreekuur, er waren niet zoveel kraakpanden, iedereen kende elkaar. Over het algemeen waren de panden vrij groot, de meeste mensen woonden in groepsverband. Ze aten samen, gingen samen naar de kroeg, bezochten de wekelijkse vergadering van de buurt, 'de Borrelgracht', en bespraken de problemen van de panden. Halverwege elke vergadering kwam er een borrel op tafel en de sfeer was altijd heel gezellig. Zelfs als er gekraakt was werd er altijd geprobeerd om met de buurt, zelfs met de politie, alles op gemoedelijke wijze te regelen en dat lukte vrij goed. Er waren wel problemen, je had een aantal panden die met knokploegen bedreigd werden en daar verzetten we ons ook hard tegen, maar over het algemeen was het een sociaal gebeuren."

Jack: "Er was een massale vergadering, waarbij bewoners van allerlei buurten aanwezig waren, onder andere de Staatslieden-, Haarlemmer- en Zeeheldenbuurt. Dat waren in die tijd toch wel de hardliners die in hun eigen buurten druk bezig waren met bedreigde panden. Die hadden van te voren heel duidelijk geprobeerd een lijn uit te stippelen om bij de Groote Keijser wat meer te doen dan alleen te zeggen: 'We gaan er niet uit'. Die wilden er echt een speerpunt van maken, maar dan wel in de lijn van de bewoners, zover als mogelijk. De sfeer op die vergadering was zo dat door argumenten en emotie uiteindelijk ook de bewoners qua gevoel meeradicaliseerden en op een gegeven moment zelf tot de conclusie kwamen: 'We gaan er niet uit'. En als we er niet uitgaan, dan betekent dat automatisch dat je het pand barricadeert want anders lopen ze zo naar binnen. Maar als je dat zegt, betekent dat in feite dat er een gevecht zal plaatsvinden. Het was nog niet altijd door iedereen even goed doordacht, maar het was wel duidelijk dat het daar naartoe zou gaan. En dat was iets wat ons vóór die vergadering al heel duidelijk voor ogen stond. In die zin was het in één lijn met de bewoners, maar waar mogelijk wel enigszins gestuurd. Uiteindelijk was dat het resultaat waar wij voor kwamen."

Rob: We zijn met spiralen gaan lassen, heel provisorisch. Ik kon een klein beetje lassen en een vriend van mij kon ook een klein beetje lassen. Dus we zijn daar gaan lassen, we waren de hele avond bezig om één spiraal voor het raam te lassen, maar goed. Zo is het een beetje begonnen, heel kleinschalig, heel simpel eigenlijk.
Ik weet nog heel goed, we waren op een avond weer aan het klooien, het lasapparaat dat zat steeds vast, opeens de bel: "Ik ben Theo van der Giessen, Staatsliedenbuurt, dit is Piet, dat is Klaas, dat is Kees, wij komen effe jullie helpen. En daar kwam een zootje mannen binnen gestormd, met lasapparaten en materiaal en die zouden het even op poten zetten."

Theo: "De Groote Keijser ging spelen in de periode dat we beter georganiseerd waren, dat de structuren steeds beter in elkaar schoven. De Groote Keijser was een gespreksonderwerp in een van de stedelijke overlegsituaties van allerlei kraakgroepen uit verschillende buurten. Daarin werd door de vertegenwoordigers van de Grachtengordel aangegeven dat de situatie uit de hand ging lopen. Het proces was verloren, ook weer een situatie dat alles eraan was gedaan, we konden niet meer verder. De mensen in het pand waren gedemotiveerd geraakt: de meesten liepen uit het pand weg. Er waren geloof ik nog zo'n acht mensen over van de dertig, veertig die er gewoond hadden, acht actieve mensen. Ze zaten echt te snakken om hulp. Er was een stevige aanpak vereist. De mensen die over waren in de Keijser en de mensen die in de buurten erg actief waren, vonden dat het pand een voorbeeldfunctie moest hebben en dat op een of andere manier tegenwicht aan de ontruiming zou moeten worden geboden. De confrontatiepolitiek werd weer van stal gehaald. In het stedelijk overleg werd besloten dat men voor de confrontatie moest kiezen. De panden lagen in de Grachtengordel, dat wil zeggen groot en altijd speculatiepanden. Panden in de Grachtengordel waren niet bestemd voor mensen met lagere inkomens. Wij hebben andere ideeën.

Joost: "Op een vergadering waarbij ook veel mensen uit andere buurten aanwezig waren, hebben een paar bewoners van de Keijser heel duidelijk aangegeven dat ze het niet meer zagen zitten. Iemand uit de Staatsliedenbuurt die eveneens aanwezig was heeft dat ook opgepikt. Toen ik de volgende dag de Keijser binnenstapte om verder te barricaderen stond Theo daar tot mijn grote verbazing het verkeer te regelen: 'jij gaat dit doen, jij gaat dat doen'. Dat was nogal een verandering, zeker in vergelijking met de benadering die tot dan toe vanuit de buurt had plaatsgevonden.

Rob: "Het ontwikkelde zich op een gegeven moment vrij snel. Wij waren begonnen met een klein groepje en toen kwam de Staatsliedenbuurt erbij en die namen het min of meer over. Dat vonden we ook wel prettig hoor, want wij wisten het eigenlijk niet zo goed. Als bewoners participeerden we wel, maar de Staatsliedenbuurt nam de actie over. Wat mij altijd ontzettend verbaasd heeft is hoe een vlucht het heeft genomen. Hoe het in de pers gekomen is. Ik weet niet of dat zonder de hulp van de Staatsliedenbuurt zo'n vlucht had kunnen nemen. Ik weet niet of we dat zelf voor elkaar hadden kunnen krijgen. In het begin was Theo de reddende engel. Wij zaten met onze handen in ons haar, wat moet je nou met zijn elfen, zes panden verdedigen was wat hoog gegrepen. Dus wat dat betreft was ik ontzettend blij dat we zo'n duidelijke steun van buiten kregen. Er kwam ook structuur in, je moet je voorstellen dat je daar met zijn elven zit om alles wat binnen komt te gaan regelen, je bent daar helemaal niet op berekend. En toen kwam er een groepje mensen binnen die dat blijkbaar wel waren en we hebben ons daar in het begin ook zeker aan over gegeven, heerlijk dat ze dat regelen. Eigenlijk was ik altijd een beetje verbaasd over wat er om me heen gebeurde, dat ik daar onderdeel van uitmaakte, dat heeft me altijd een beetje verbaasd. Wij waren toch maar elf simpele zielen die voor elkaar wilden krijgen dat we er niet uit gingen en op een gegeven moment kwam de pers erbij, en in een later stadium waren er gigantische demonstraties voor ons, dat was heel raar."

Theo: We gingen er met een paar mensen heen. Na het opnemen van de situatie ben ik in overleg getreden met een hele hoop mensen. Eerst in mijn eigen buurt. Daarna heb ik contact opgenomen met mensen uit de Indische buurt, de Pijp, Haarlemmerbuurt, en ook uit de Grachtengordel zelf. Eigenlijk was ieders conclusie toch wel van "hier moeten we tegenaan, we moeten gaan helpen". En toen is het een beetje op gang gekomen. We zijn door het pand gelopen, we hebben alle zwakke plekken, niet alleen qua barricade maar ook bijvoorbeeld bewoners, de zogenaamde bewoners die daar nog zaten, ongewenste logées, te kennen gegeven, eigenlijk overtuigd, dat ze weg moesten. Degenen die wat minder goed te overtuigen waren die hebben we een tijdslimiet gegeven en die hebben we gezegd, we komen dan terug met een grotere ploeg om jullie er gewoon uit te zetten. Dus we hebben eigenlijk het hele pand de eerste week helemaal schoongeveegd. Toen zijn we diverse barricadeploegen gaan samenstellen en materiaal gaan halen. Eigenlijk bouwden we van de grond af een geduchte organisatie op. Je had een transportploeg die van die grote stalen rijplaten haalde. We organiseerden de informatiestroom, we moesten memo's en bulletins in elkaar zetten. We hadden ook een persploeg. Eigenlijk van alles, van de hardware tot het informatieblok moest georganiseerd worden. Vooral de materiële kant, er moest heel veel geld komen om alles te financieren.

Joost: Ineens had zich een heel strikte organisatie gevormd met een strakke taakverdeling en dat was een behoorlijke omschakeling. Ik was er niet zo enthousiast over, maar ik moet zeggen dat er wél erg veel gebeurde, het barricaderen werd een stuk professioneler. Dat de boel met staalplaten werd dichtgelast, daar ging power vanuit, het straalde kracht en dat had ook absoluut zijn charme. Er gebeurde in een keer iets, het werd in één keer veel groter, veel krachtiger en sterker, waardoor die Keijser ook als symbool buiten zichzelf groeide. Vanaf het moment dat de hele stad zich met de Keijser bezig hield, ontstond er een golf van actiebereidheid. Daardoor ontstonden er allerlei lijnen tussen de verschillende buurten, die rond de Grote Keijser samenkwamen. De samenwerking groeide en daardoor werd het gevoel van solidariteit veel sterker."

Theo: Je kreeg een landelijke mobilisatie van allerlei krakers, dat ging vooral via de pers. Er kwam ook radio in het pand, Radio De Groote Keijser, later Radio De Vrije Keijser. Er werd campagne gevoerd onder politie en politici. Ten eerste om ze te informeren en aan jouw kant te krijgen, ten tweede om ze op zijn minst moreel te verzwakken. Er werden ook acties georganiseerd in de richting van politici die verantwoordelijk waren voor politieke beslissingen. Dat kwam ook steeds meer in zwang. We hadden ook contact met politie in het korps zelf die ons doorseinden hoe de situatie was. Er waren ook solidaire politici die ons de precieze politieke situatie doorspeelden. Allerlei commissies en ambtenaren, iedereen werd bespeeld en gevraagd. Er ontstond een enorm netwerk.

Joost: "Bij de eerste ontruimingsdreiging zijn een aantal mensen aan de slag gegaan om een brochure te schrijven met achtergrondinformatie over de Groote Keijser, de positie van OGEM, het verband met handel in onroerend goed, de belangen die in de Groote Keijser staken. Die brochure is in december uitgekomen, de periode dat de Staatsliedenbuurt zich ermee ging bemoeien. Binnen een maand was er een nieuwe brochure geschreven, veel meer vanuit een visie naar de gemeente toe, het GDH en de algemene woningnoodproblematiek. Op zich was het goed dat dat er mee verbonden werd, maar de nieuwe brochure was heel anders opgesteld. Veel politieker van toon, veel meer gericht op de belangen die in de Staats speelden."

Piet-Jan: "Eind 1979 woonde ik op een studentenflat op de Prinsengracht in Amsterdam. Dat was om de hoek van het roemruchte kraakpand de Groote Keijser. Ik had op de middelbare school boekjes gelezen over Provo, dus ik was wel geïnteresseerd in dat soort bewegingen. Maar ik had het idee dat we in een tijd leefden dat er niets meer gebeurde. Via de studie kende ik een meisje en haar vriend zat bij de krakers, echt bij de krakers. Op een gegeven moment, november, december 1979, begon het rond de Groote Keijser ontzettend te rommelen. Het zou ontruimd gaan worden en er werden mensen opgeroepen om zich daar te verzamelen. Toen heb ik me met onze hele gang van de studentenflat op de alarmlijst laten zetten. Zo raakten we erbij betrokken. 's Ochtends om vijf uur verzamelen in zo'n loodsachtige toestand aan de Prinsengracht, het Buurtpand. Dat vond ik heel spectaculair allemaal.
Ik dacht dat het eigenlijk niet meer bestond, een beweging in Amsterdam. En ik vond dat als er om de hoek iets heel verschrikkelijks ging gebeuren, want zo vatte ik dat toen op, dat ik daar niet een beetje in m'n studentenflat bij de verwarming kon blijven studeren. Ik moest wat doen. Ik wilde me daarbij aansluiten. En dat lukte ook. Ik kwam op de alarmlijst te staan.
De Groote Keijser was het symbool van de krakers. Ook het revolutionaire was zo bijzonder. Dat dat toch nog bestond. Hoewel, wij dachten nooit dat we de revolutie gingen maken. Het was meer dat we nog wat konden schoppen, nog wat mooie dingen konden doen. In de Groote Keijser kwam dat alles op een fantastische manier samen. Al die mensen die zich daar verzamelden, en hun lijf in de waagschaal wilden zetten om die panden te verdedigen."

Kees: De Groote Keijser trok mensen aan van allerlei pluimage. En van alle kanten kwamen er automatisch - daar hoefden wij eigenlijk niet zo heel veel voor te doen - solidariteitsverklaringen binnen. Dat creëert een politieke macht en daar was je je wel van bewust natuurlijk. Maar wat nog veel belangrijker is, is dat je jezelf kon zijn. Je was jezelf, je woonde in je pand met je vrienden en je maakte je omgeving zo dat die iets representeerde van dat gevoel, dat vrije levensgevoel. Maar van alle kanten werd dat vrije levensgevoel bedreigd, natuurlijk door de politie en de justitie die zich beriepen op het Wetboek van Strafrecht, maar ook door de politiek en door een stoffige publieke opinie. Ik wil niet zeggen dat je je met z'n allen lekker aan het wentelen was in je zelf gekookte papje, dat niet, maar er was wel een gevoel van jezelf kunnen zijn en dat spreekt een hele hoop mensen aan en die mensen kwamen als vliegen, niet op de stront maar op de lichtjes af. Als gevolg daarvan was er een hele lange alarmlijst en naarmate die langer werd, werden we ook door de politici en de media steeds serieuzer genomen. En dat heet dan opeens politieke macht, dan wordt het hele verhaal topzwaar en dan kom je wat vaker in beeld."

Henk: "Theo vroeg mij of ik een keer een kijkje wilde nemen in de Groote Keijser, want het was nogal lullig gebarricadeerd, alleen met beddespiralen. Er moest iets stevigs voor want daar stap je zo door naar binnen. Het ging om zes panden dus dat barricaderen van de Keijser was een aardige klus.
We zijn met een klein groepje begonnen. De bedoeling was om het in ieder geval ME-vrij te houden, zoveel mogelijk. We hadden een nieuw systeem: eerst houten loopplanken tegen de ramen spijkeren met zesduimers in de kozijnen vast en daar dan rijplaten tegen aangelast, aan elkaar met steigerpijpen aan de achterkant en daar weer stempels tegen aan, aangevuld met zandzakken. Op één na werden ook alle trappenhuizen per pand afgesloten. Per verdieping werden die met betonnen balken, met stalen balken en met zandzakken en rijplaten verzwaard tot tweeduizend kilo aan toe. Daar kwam je dus niet door heen. Dat was maanden werk. De zandzakken haalden we uit het Westelijk Havengebied. We moesten hiervoor met een transitbusje elke keer op en neer rijden. Daar waren steeds weer andere mensen voor nodig, anders hou je zoiets niet vol. Het waren vijftig à zestig kilo per zandzak en elke keer ging het om vijftig zandzakken. Door het gewicht van de hoeveelheid zandzakken die bij de voordeur geconcentreerd stonden om door de panden gedistribueerd te worden, dreigde zo nu en dan de vloer van de Keijser het te begeven.

Rob: "De overheid reageerde op zo'n manier dat ik me in ieder geval sterker ging voelen als subversief element, of hoe je dat ook wilt noemen. Ze leken wel bang voor ons te zijn. Om een voorbeeld te geven: We gingen op een gegeven moment staalplaten jatten en dan reden we met een busje naar een bouwplaats waar die staalplaten lagen. De achterdeuren van het busje gingen open en dan laadden we die staalplaten in. Toen we daar mee bezig waren kwam er een surveillanceauto van de politie aan, we denken shit. Er heerste wat verwarring, maar ze stopten alleen en deden verder niets. Dus hup, die laatste staalplaat het busje in en we rijden weg. Die surveillanceauto bleef achter ons aan rijden tot we bij de Keizersgracht waren, daar stopten we, die politieauto zette z'n grote licht aan en wij gingen die plat en naar binnen sjouwen. We riepen even wat mensen van binnen om te helpen. Platen naar binnen gesjouwd, bus geparkeerd en hup de politie reed verder. Als dat gebeurt ga je toch denken van 'het mag allemaal'. Dus we gingen ook steeds meer dingen doen. Verderop waren ze met schuiten bezig om iets te lassen. We gingen op klaarlichte dag, maar nadat het werk voorbij was, gewoon met een groepje die lasapparatuur daar weghalen. Niemand die ons tegenhield en niemand die wat deed. We hoorden ook via via dat de politie min of meer de opdracht had gekregen om in een bepaalde straal rond de Keijser niet in te grijpen. Het heeft me ontzettend verbaasd dat ze er zo op reageerden. Blijkbaar waren de krachten die we toen ontwikkelden groter dan ik op dat moment besefte."

Henk: Toen het busje het een keer begeven had, zagen we op de Westermarkt een hoop zand liggen. We begonnen daar te scheppen, maar de politie greep in en dan kreeg je een enorme rel. Op een gegeven moment was de halve kraakbeweging ons mee aan het helpen om die zakken te vullen. Binnen no-time hadden we duizenden kilo's zand om de boel verder te versterken.
Sommigen zagen die barricadering absoluut niet zitten, maar die hadden geen benul hoe een ontruiming in z'n werk gaat. We hebben gezegd: 'Het moet gewoon dicht, het moet potdicht, het is een politiek pand geworden het gaat om jongerenhuisvesting. Er moet een voorbeeld gesteld worden'.
Ik bemoeide me alleen op afstand met de politieke discussies omdat ik daar geen tijd voor had. Ik had een opdracht, ik moest ervoor zorgen dat de Keijser zo spoedig mogelijk potdicht zou komen."

Kees: "De eerste keer dat ik zelf te maken kreeg met geweld, was bij de Groote Keijser. We waren de zaak aan het barricaderen en gingen zandzakken halen op de Westermarkt, waar ze de straat hadden opengebroken. Binnen de kortste keer was er politie bij, een enorme matpartij volgde, stevig maar sportief zullen we maar zeggen. Daarna liepen de krakers terug naar de Groote Keijser en de politie bleef achter op de Westermarkt. Maar op mijn de terugtocht naar de Groote Keijser kwam ik op de Keizersgracht nog een politieagent tegen. Ik holde in de richting van het pand en hij haalde uit met zijn gummiknuppel en die kreeg ik zo ongeveer tegen mijn neus aan. Toen heb ik een half uur met braakneigingen op de stoeprand gezeten, dat was mijn eerste confrontatie met geweld."

Ruud: "Bij de Groote Keijser zat ik in de binnenploeg en we zouden de achterkant met fietsen dichtlassen. Door de uitstraling vond ik het heel verantwoordelijk werk. Je bereikte het gehele land. Maar dat betekende ook dat er wegloopkinderen op bezoek kwamen. Vanuit de binnenploeg gezien vond ik het een hele prettige tijd. Ik was in de Nieuwmarkt ook actief geweest, als bewoner toen, dus ook van binnenuit. Ik vond het heel leuk. Je kreeg ook allerlei aparte dingen, zo moest de hele catering geregeld worden, gewoon hele simpele dingen. Er was ook een student die ging onderzoek doen naar de Ogem. Die kwamen daardoor ook slecht in de publiciteit.
Ik voelde meteen van met de Keijser maak je geschiedenis, dat zag ik meteen, hiermee ga je geschiedenis schrijven. Daarom vond ik dat dus heel belangrijk. En er waren heel veel gunstige factoren: Ogem die eigenaar was, die stootte het later af naar een of andere louche heroïnehandelaar. En de reactie van het gemeentebestuur was heel aarzelend, mede omdat het heel moeilijk was om te ontruimen op de grachten.

Kees: "De Groote Keijser, dat vond ik een prachtige tijd. Wij kregen de tijd om ons ongenoegen met de hele wereld te uiten. Die hele kraakbeweging was een amalgaam van mensen met een anti-burgerlijk levensgevoel en of zich dat nou uitte in de kunst of in het theater of in het alternatieve café of hoe dan ook, het hele clubje was in die tijd bij elkaar en wij probeerden daar een politieke vertaling aan te geven. De mensen stonden daar achter, soms met de nodige moeite en soms met heel veel moeite, maar het clubje bleef bij elkaar.

Marga: Ik was één van de oorspronkelijke bewoners, en als zodanig woonde ik daar dus. Ik had er echt voor gekozen om te blijven. Mijn taak was het om daar te wonen. En dat probeerde ik ook zo goed mogelijk te doen. Degenen die kwamen helpen, toch een beetje als gasten, die stelde ik op hun gemak. Ik zette veel koffie en thee. Ik kende ook heel veel mensen, ik wist ongeveer wie wie was, wie wat deed, ik fungeerde een beetje als tussenpersoon, zo van 'ga jij dat met die regelen'. Bewoner van de Groote Keijser zijn, dat gaf een enorme status. Er waren niet zo veel bewoners, dus daar werd ontzettend tegen op gekeken. Wij waren de harde kern. Maar dat viel eigenlijk wel mee.
Het was heel bijzonder om in de Groote Keijser te wonen. Het feit alleen al dat je er zoveel verschillende, uiteenlopende mensen ontmoette. Ik weet zeker dat als mijn leven een andere wending had genomen, ik die mensen nooit ontmoet had. Er zaten een heleboel boeiende, interessante en leuke mensen bij. En ik vond het geweldig om daar bij te zijn, om hun verhalen te horen, heel boeiend. Ik was nog jong, toch een beetje een teruggetrokken type, maar doordat ik daar woonde, heb ik al die mensen ontmoet. Al die mensen die daar in en uit liepen en de dingen die je met ze samen deed. Het was ook heel gezellig, er was altijd wat te beleven. Maar het was ook spannend en interessant. Het ging ook niet om niks. Het was wel degelijk een ideologische beweging. Hier zou van alles gaan gebeuren.
Ik ben er blijven wonen omdat ik het helemaal wilde meemaken, van begin tot eind. Op een gegeven moment kon ik niet meer weg. Er was een ontwikkeling in gang gezet en die moest van begin tot het eind doorleefd worden. Bovendien waren wij ook een hechte groep geworden, ook omdat er altijd gevaar dreigde. Het schijnt dat mensen in oorlogssituaties dat ook hebben, dat je dan naar elkaar toe groeit. Wij deelden daar toch ons leven."

Leen: ""Mijn ervaringen in de Kinkerbuurt waren een aardige opstap om in de kraakbeweging actief te worden, want ik moet eerlijk toegeven dat ik zelf geen kraker was. Dat heeft later in discussies nog wel eens een rol gespeeld. Ik huurde in de Nicolaas Beetsstraat een huis, dus vanuit mijn emotie kon ik niet over een dreigende ontruiming praten. In de Kinkerbuurt kwam dat natuurlijk heel dichtbij, want het was mijn buurman die ontruimd werd. Ik voelde dat wel sterk maar het is niet zo dat ik ooit zelf gekraakt heb gezeten, dat ik ooit zelf de angst heb gevoeld dat je je huis kwijt zou kunnen raken. Ik heb er altijd vanuit een relatief luxe positie naar kunnen kijken. Als er een ontruiming geweest was dan kon ik naar huis gaan en lekker in een stoel achterover zitten.
In de Groote Keijser heb ik ook niet dag en nacht gezeten. Het was zelfs zo dat ik van het begin af aan - en dat geldt nog steeds - een aantal dagen m'n gewone werk had. In die tijd was ik leraar, ik gaf drie dagen les en drie dagen besteedde ik aan de kraakbeweging. Een enkele keer was ik ook wel genoodzaakt om van school weg te blijven. Dat gebeurde niet zo vaak, maar ik weet nog wel dat ik bij een ontruiming in de Staatsliedenbuurt deurwaarder Braan tegenkwam die bezig was een pand te ontruimen. Ik had zijn dochter in de klas zitten en hij zegt: 'Meneer van den Berg, moet u niet op school zijn?'"

Paulien: "De Groote Keijser was ook weer zo'n stedelijke actiekraak en daar deden we altijd aan mee. We waren een soort actievee. Ik had inmiddels al een beetje afstand genomen van de kraakbeweging. Ik was met andere dingen bezig, ik was meer aan het reizen, maar ik wou wel meedoen. Ik vond het een belangrijke kraak, want het was een enorme rij panden en in zo'n dure wijk, daar moest gewoon huisvesting in komen, dat mocht niet als speculatieobject gebruikt worden. Daarom wou ik me wel inzetten.

Pietje: "Met de Groote Keijser was met name de verharding die optrad opvallend. Voor mijn gevoel was het zo van de gemeenteraad moest, de politiek moest gewoon nu beslissingen nemen: of die speculatie door laten gaan of de andere lijn, de kant van overleg. Ze moesten inzien dat er gewoon qua jongerenhuisvesting wat moest gebeuren. Die stad die ging kapot.

Kees: Ik was er niet op uit om grote panden te laten aankopen, dat was niet waar ik destijds mee bezig was. Ik was erop uit om een Freiraum te creëren waar ik mezelf kon zijn en waar ik zelfstandig een vorm kon geven aan mijn leven zonder de bemoeienis van autoriteiten, justitiële, politieke of wat voor autoriteiten dan ook.

Harri: "Als vorm van verzet was het belangrijk dat grote panden waarmee gespeculeerd werd, gekraakt werden. Maar daarnaast was het heel belangrijk dat je plekken had in de stad waar jongeren bij elkaar kwamen en waar ze dingen konden doen die ze graag wilden, dat ze ruimtes creëerden, waar ze uit konden vreten wat ze wilden. Het kraken was dus ook een heel belangrijk sociaal gebeuren. Je had niet alleen maar een huis en daarmee uit.
Vanwege die onruimingsdreiging was er ook een soort kwaadheid van die plek is van ons en die blijft ook van ons. Met die woede die je in je buik had kon je naar de Keijser en daar vond je een heleboel andere mensen die die woede ook hadden en die zeiden: deze plek is van ons en die blijft van ons. De Keijser was een vrijplaats. Eén van de leukste dingen vond ik de radio. Daar kon je vertellen wat je wilde, er was geen programma of censuur, alles kon op de radio. Het was ook niet strak gestructureerd, het was een plek waar mensen het leuk vonden om bij elkaar te zijn en waar ze leuke verhalen gingen vertellen voor die radio. Er werd niet alleen uitgezonden maar ook gegeten, er werd plezier gemaakt, er werd gevreeën, er werd bij elkaar gezeten, er werd geluld, er werd muziek gedraaid en feestgevierd, dat was de radio."

Paulien: "In het begin was het wel gezellig in de Groote Keijser ja, totdat het steeds meer werd dichtgelast. In het begin ging ik er misschien een keer per dag langs, ik zat daar echt niet de hele tijd. Er waren mensen uit andere steden, die woonden daar wel echt, de bezettingsploeg, maar ik kwam gewoon kijken of het allemaal goed ging en dan ging ik gewoon weer naar m'n eigen huis. Totdat de ontruimingsdatum dichter bij kwam, toen kwam ik er wat vaker, maar ik heb er nooit geslapen."

Ruud: "De sfeer in de Keijser in die tijd was heel positief. Zeker als je het vergelijkt met deze tijd, die is helemaal verschrikkelijk. Toentertijd werkte ik ook in kraakcafé "De Vergulde Koevoet". We hadden dus een financiële basis om zoiets aan te pakken. Door de publiciteit kregen we solidariteitsbetuigingen uit het hele land. Van een groep jongeren uit Zeeland, van Gramschap, kregen we een brok stuf, dat daar was aangespoeld.
Ton van Dijk, oud journalist van de Panorama en de Haagse Post, kwam naar de Keijser en wilde voor de HP een verslag schrijven van binnenuit. Ton van Dijk was zo'n jongen die dacht 'een verslag van binnenuit dat verkoop ik, goed of slecht dat maakt geen reet uit, want niemand heeft het'. Dus kwam hij toen met een zak amfetamine binnen van een apothekersvriendje. Daar was ik wel kwaad om, want er zaten ook een paar weglopers tussen, die er gewoon vanaf moesten blijven. Maar verder was de sfeer heel leuk. Er werd veel Back Gammon gespeeld, en ook héle goede schaakpartijen die uren duurden, en natuurlijk dat landveroverspelletje. Er waren een aantal mensen die zich daar nachten lang mee op konden houden."

Joost: ""Op een keer zat ik met een medebewoner in het café op de hoek zat toen we ineens sirenes hoorden. Wij gingen kijken waar er brand was en toen bleken er zes brandweerauto's voor de deur van de keijser te staan, één met uitgeschoven ladder. Uit een raampje op 1-hoog kwam een rookpluim. Dat was de munitiekamer, daar lagen rookbommen die ondertussen al een aantal maanden op actie wachtten. Als die te lang lagen konden ze vanzelf afgaan. Wij zeiden tegen de brandweer: je kan wel met die ladder naar boven maar er zitten staalplaten voor gelast, dus dat heeft weinig zin. Het was een slappe tijd en op dat moment bleek er niemand thuis te zijn, dus wij deden de deur voor ze open en dachten 'we wijzen ze wel even de weg'. Het hele pand stond van binnen vol met witte rook en halverwege de trap viel ik flauw. De brandweermannen hadden zuurstofmaskers op en hebben me naar buiten moeten dragen. Na een tijdje kwamen die brandweermannen naar beneden met een dienblad vol half uitgebrande rookbommen en eentje zegt heel trots: 'kijk eens even hier, uit een echte munitiekamer, dit gaat naar het brandweermuseum!'. Ondertussen waren er rechercheurs bijgekomen die de rookbommen in beslag wilden nemen als bewijsmateriaal, waarop die brandweermannen elkaar veelbetekenend aankeken. Vervolgens zei een van hen 'ho, deze branden nog' en gooide ze de gracht in."

Theo: Wij zagen wel mogelijkheden in dat pand. Een geduchte verdediging zou kunnen leiden tot heel veel spektakel in positieve zin. Er zou weer een duidelijk beeld geschapen worden van de woningnood. Van woningnood voor weinig vermogende mensen, niet voor de rijken. Stukjes potentieel woongebied werden gereserveerd voor mensen met geld. We hadden te maken met speculanten als de OGEM en nog een hele hoop kleine en grotere speculanten eromheen. We hebben te maken met een voorbeeldfunctie van dat gebied. Heel veel panden zaten in dezelfde situatie. De bereidwilligheid van heel veel mensen om daarvoor te strijden was aanwezig, dus het was eigenlijk een perfecte situatie. Ook door het gerommel in de OGEM. Er waren bij de OGEM nog ex-ministers en ministers betrokken, dus je kon eigenlijk half politiek Nederland bij de nek nemen. De situatie was eigenlijk ideaal.

Kees: "Daar heb ik ook altijd hele mooie dromen over gehad. Ik denk dat er een grote volksoploop was geweest ervan uitgaande dat tenminste de helft van de mensen die destijds op de alarmlijst stonden, ook daadwerkelijk zouden zijn komen opdagen. Dan stond daar toch een groot gedeelte van de Amsterdamse gemeenteraad, mensen van de PSP, van het Gewest Noord-Holland en andere afdelingen van de PvdA, die zich vrijwillig op de alarmlijst hadden geplaatst. Dan was er in ieder geval een politiek onmogelijke situatie voor de burgemeester ontstaan. Er waren ook andere groeperingen, mensen van de vakbond, huurstakers, woonbootbewoners die zich met de zaak zouden zijn gaan bemoeien. Met andere woorden dan had er een manifestatie van collectief ongenoegen plaatsgevonden. Dan is het verder aan de fantasie wat je je daarbij voorstelt."

Harri: "Je dacht niet meer in termen van revolutie, je had ook niet meer dat idee dat je allerlei mensen moest overtuigen van je gelijk, dat je ze dan aan jouw kant kon trekken. Waar het veel meer om ging was dat je dingen beleefde zoals jij die wilde meemaken en dat je een ruimte maakte waarin je dat kon. Dat was eigenlijk veel belangrijker geworden.
Je trok ontzettend veel op met de mensen waarmee je in die kraakpanden samenleefde. Je was bezig met de Keijser, je was bezig met je buurt, want ook daar ging het kraken voortdurend door. Er werd 's avonds samen gegeten en plezier gemaakt, het ging er vooral om dat je ook lol had in je leven, dat was heel belangrijk."

Gusta: "Wij wilden dat de Groote Keijser niet ontruimd werd. Dat was het enige doel, en we wilden laten zien dat we ons niet zomaar, dat je niet zomaar op je kop getimmerd kon worden, wat wel gebeurd was. Dus al die mensen kwamen samen omdat je nou eenmaal met z'n allen een beetje sterker bent. We gingen zelfs in de aanval of in ieder geval plannen maken dat, als ze kwamen, de stad op z'n kop zou gaan, dat straten open gingen. Zoiets was nog nooit gebeurd. Ik denk dat het initiatief van een paar mensen kwam, maar daar kwam heel veel respons op. Heel veel mensen hadden zoiets hadden van: 'Oké dit is het, nu gaan we het doen'. We hadden de stad in buurten verdeeld. Als er ontruiming zou komen, wist iedereen wat er gedaan moest worden, die zou de Runstraat doen, daar zou de brug open gaan door die buurt en daar zou die buurt een barricade opwerpen. Dat was toen nog nieuw, nu is dat allemaal al gebeurd. Het was de eerste keer dat mensen dachten bij een ontruiming van 'wij gaan niet toekijken, wij gaan iets doen. Die manier van je gaan verdedigen dat was nieuw en het kostte heel veel tijd om dat voor te bereiden.

Pietje: "Wij moesten gewoon voor mijn gevoel, voor de groep waarin ik meedacht, harder optreden. Ze liepen over ons heen. Er werd geen rekening met ons gehouden. We mochten spelen, we mochten iedere dag een pandje kraken, maar het mocht niet te serieus worden. Nou die Keijser, dat werd echt serieus, daar werd het hard tegen hard gespeeld."

Theo: "Je had een instroom van een hele hoop verschillende mensen die mee wilden helpen; je kreeg dus ook een hele hoop verschillende ideeën. Maar je had zeer zeker een grote groep dit keer met diverse leerscholen van acties uit het verleden, zoals de Kinkerbuurt, en die kwamen met het idee van 'we gaan nu door tot het uiterste'. Voor sommigen gold het uiterste als absolute uiterste, helemaal niet meer rekening willen houden met arrestatie, gewond raken, of zelfs erger. Voor de confrontatie, voor de strijd wilde men dat doen wat nodig was, tot men gestrekt ging, of gevangen of gearresteerd zou worden. We hadden nu wel allerlei middelen nodig: lichtkogels, molotovcocktails, de barricades waren ook subliem, het pand was bijna geheel letterlijk dichtgelast, bijna een stalen koepel bij wijze van spreken. Op het dak stonden enorm veel middelen, men wilde ontzettend ver gaan. Alleen "we" dat varieerde nogal. Je had een groep die een confrontatie à la Kinkerbuurt wilde en een groep die gewoon alle middelen wilde inzetten. De kunst was het om ze met diplomatiek gependel allemaal bij elkaar te houden. Maar er werd wel duidelijk gezegd wat de confrontatie in kon houden. Hoewel niet iedereen zich realiseerde wat dat betekende."

Rob: "Het groepje mensen waar ik mee was, we wilden niet hebben dat het een beweging was, wij waren individuen die toevallig voor hetzelfde stonden. Wij waren geen beweging met een politieke achtergrond, wij deden het uit een soort rechtvaardigsheidgevoel, daarom kwamen we toevallig bij elkaar. Je hebt allemaal het gevoel dat je voor iets rechtvaardigs strijdt en dat doe je ook met elkaar. Voor de rest geen moeilijke politieke ideeën er achter."

Joost:" D'r gebeurden zoveel dingen en er waren zoveel mensen uit zoveel verschillende buurten bij betrokken dat het overzicht verloren ging. Waarom bepaalde dingen zo gebeurden als ze deden en wie dat dan bedacht had werd steeds minder duidelijk. Daarnaast waren er ook veel activiteiten die niet binnen de Keijser zelf plaatsvonden. Ikzelf was bijvoorbeeld bezig met het organiseren van posten bij politiebureaus, zodat niet opeens de ME voor de deur zou staan. Bij het hoofdbureau van politie en de ME-kazernes werd 24 uur per dag gepost. Mensen in kamertjes of auto's hielden de boel in de gaten voor het geval er opeens bedrijvigheid waar te nemen zou zijn. Zodoende zou de politie ons niet kunnen verrassen. Ik ben niet in de binnenploeg gaan zitten omdat die zeer strak georganiseerd werd, dat had een militaristisch karakter waar ik mij niet in kon vinden. Het idee je in een pand op te sluiten en te wachten totdat je eruit gehaald wordt zonder precies te weten wat er gaat gebeuren, staat me sowieso niet aan. Maar zeker ook die strakke organisatie, dat paste niet bij mij, daarom hield ik mij meer met de buitenploeg bezig. Het was duidelijk dat Theo bepaalde wat er zou gebeuren tijdens een ontruiming. Er waren wel vergaderingen over de te volgen lijn maar Theo was niet zo'n prater. Hij was een doener met een flinke vinger in de pap. Hij kwam naar de Keijser alsof het zijn werk betrof. 's Morgens kwam hij binnen, regelde van alles, 's avonds ging ie weer naar huis. Dat stond in schril contrast met de mensen die daar woonden of de permanente bezettingsploeg vormden. Die zaten 24 uur per dag tussen de staalplaten en hielden er een andere levensstijl op na."

Gusta: "Het was heel spannend om de hele nacht in een autootje bij het politiebureau te posten om te zien of de ME-bussen in gereedheid werden gebracht. Het was heel koud, maar dat gaf allemaal niks. We moesten melden als er grote activiteit was, want dan zou de ontruiming komen. Uiteindelijk bleek dat er altijd lang van te voren weet ik veel hoeveel wagens bij ontruimingen uit andere steden kwamen, maar dat wist ik toen nog niet.
Het was eigenlijk het eerste moment waarop de buurten de koppen bij mekaar staken en het een beweging van de stad werd. Mensen vanuit de hele stad gingen zich met één pand bemoeien. Het was de tijd van de grote stedelijke vergaderingen, met z'n allen in de kelder van de Groote Keijser. Je kan zeggen dat er rond de Groote Keijser voor het eerst een poging gedaan werd om een structuur in de beweging te krijgen. Er was tot op zekere hoogte een organisatiemodel, mensen deden pogingen om gezamenlijke verklaringen uit te brengen en gezamenlijke activiteiten te ondernemen, maar verder bleef het een chaotische beweging.
Er was een hele grote groep mensen die niet op drie-hoog- achter voor een huur van / 500,- op een kamertje van 3x3 wilden zitten. Die gingen huizen kraken waar ze konden werken, met meer ruimte en ateliers, mensen gingen allerlei bedrijfjes opzetten, een bouwbedrijf of een fietsenmakerij, of richten hun eigen coffeeshop op, mensen gingen fotograferen of schrijven, iedereen vond een eigen plek in die kraakbeweging. Het waren allemaal mensen van de beweging, die heel erg betrokken waren bij het verdedigen van huizen. Dat was de bewegin. Die beweging was niet: 'Wij voeren actie voor de Groote Keijser'. Voor een aantal mensen was dat de beweging, maar voor heel veel niet."

Paulien: Ik kreeg een prachtige taak. Theo dacht dat ik de leiding van de dakploeg wel aankon, achter, op de binnendaken. Die moest ik dan met de mijnen bewaken, dan moest ik leiding geven: 'Verdedigen aan de achterkant', 'meer stenen naar de zijkant'. Of hoe de vluchtroute liep en dan moest ik op het juiste moment zeggen: 'En nu moeten we eruit!'. Ik weet het eigenlijk niet, ik heb het nooit gedaan uiteindelijk.

Jack: "De Keijser was een heel groot pand, het was een gigantische organisatie om dat te barricaderen. Je kreeg niet alleen een barricadeploeg, maar ook een fourageploeg en allerlei andere ploegen om het zaakje te regelen. Als er een ontruimingsdatum bekend was, moest er ook een bezettingsploeg komen, zodat je zeker voor het moment suprème voldoende mensen had. We hadden een tactische verdeling gemaakt. Een dakploeg en een grondploeg zouden verschillende delen van het pand onder hun hoede nemen, zowel bij het barricaderen als om het tijdens het gevecht te verdedigen.
Als de confrontatie al plaats zou vinden dan zouden ze over de grond komen met pantserwagens die dan de boel zouden openbreken en met hoogwerkers via de belendende percelen of de achterkant. Het was duidelijk dat op het dak een confrontatie zou plaats vinden. Het is nooit zover gekomen, maar wij hebben wel plannen gemaakt. Wij stelden ons voor hoe zo'n ontruiming in z'n werk zou gaan. Wat voor middelen zetten ze in? Van welke kant komen ze? En als ze met bepaalde middelen komen, zijn we daar dan ook op geëquipeerd, met andere woorden kunnen we die aanval dan pareren? In het begin hadden we het over stenen en knuppels, over simpele smijtmaterialen. Die zouden misschien in eerste instantie een aanval kunnen afslaan maar in tweede instantie zouden we dan zeker het onderspit delven."

Ruud: Het werd een beetje een bewapeningswedloop. Op het dak, het had een heel mooi, hoe noem je dat, waar Amsterdam zo beroemd om is, enfin zo'n hele mooie voorkant met twee grote puntige daken. Wat we gedaan hebben, is dat we achter die voorkant op die puntdaken de pannen, de latten, alles hebben weggehaald. Hierdoor kon je al lopende op het dak alles zien wat er beneden gebeurde.
De hele verdediging van de Keijser was in het begin gebaseerd op het afslaan van een aanval. Mijn idee was het te proberen om het in ieder geval een etmaal uit te houden. Want dan groeit het uit zijn eigen grenzen. Daarvoor waren die fietsen en dat staal. Ik vond een lading vuurwerk. Dan nam je aardappelen en daar deed je ritjes in. Maar dat is eigenlijk scholierenwerk. Op een gegeven moment dacht men dat de ontruiming eraan zat te komen. Dan liep je door het trappenhuis en dan zag je Pietje en Theo met elkaar praten over de verdediging van het pand. Toen zei ik 'Ho, Pietje en Theo, ik zit binnen en ik bepaal wat er binnen gebeurt, er kan geen sprake zijn van een andere lijn'. Toen ben ik naar Onkruit in Utrecht geweest en vroeg wat ze er daar van dachten. De enige mogelijkheid was dat ze met een soort tank zouden komen om een gat in de gevel te maken. Het is heel simpel, als we dan een molotovcocktail naar beneden gooien en er zit zo'n hardliner in, blijft ie dan zitten of gaat ie fietsen. Als de politie kwam was de vraag gooien we brandbommen naar beneden of niet. Voor mij was er geen andere mogelijkheid, ik zou ook degene zijn die gooide, want je laat dat niet aan iedereen over. Later kwam er een discussie over geweld toen er een punker was die een stok bij zich had met een enorme spijker er door heen. Toen zei ik 'Wat is dit, man?', Gaan jullie mensen vermoorden?. Als ik in de voorste linie naast je sta dan geef ik jou eerst een klap, want als jij iemand mist dan zit die spijker door mijn hoofd.' Dat soort dingen moesten gewoon tegengegaan worden. Feitelijk is dat heel goed geregeld.

Kees: "Het eeuwige verwijt van geweld. Het geweld werd in eerste instantie aangewend door de overheid, die met alle kracht en alle middelen de krakers bestreed met een beroep op het Wetboek van Strafrecht en de rechtsstaat en dergelijke. Wij reageerden daarop met 'Jullie rechtsstaat is de onze niet'. Het is natuurlijk zo dat er in de Groote Keijser een munitiekamer was met brandblusapparaten die door een of andere student chemie een beetje verbouwd waren. We hadden aardappelen met rotjes erin. We lieten de pers in de munitiekamer om te laten zien dat we onszelf serieus namen. Het is natuurlijk heel prettig als je het gevoel hebt dat jezelf kunt zijn, daar hoef je je toch niet voor te schamen, en dat kan je laten zien ook. Dat heeft niets te maken met het laten zien dat je desnoods bereid bent tot het bittere einde door te strijden, we lieten zien van 'kijk, wat jullie doen is tot daaraan toe, maar wij nemen onszelf wel serieus'. En dan zie je dat daar ontzettend de nadruk op wordt gelegd. Desondanks krijgt de pers met dat geweldsverwijt, zeker in de periode rond de Groote Keijser, geen grip op die kraakbeweging. Die kraakbeweging blijft echt zichzelf en kan heel rustig zeggen: 'jullie hebben het zo begaaid, we zitten met een sociaal-democratische burgemeester, die de zaak de laatste tien, twintig jaar zo heeft laten versloffen'. We hadden een waslijst van misstanden waar we ons op konden beroepen en dat was kennelijk toch overtuigender dan dat eeuwige gezeur over het vermeende geweld, dat ook maar steeds niet kwam. Het enige geweld tot dan toe was het geweld van die Kinkerbuurt geweest waar de krakers behoorlijke klappen hebben gekregen. Daarom vond ik het ook een zwaktebod als mensen daarmee kwamen. Er was binnen de beweging wel discussie over, hoe ver willen we gaan, maar het was geen groot onderwerp. Het belangrijkste onderwerp in die periode was 'komen er wel genoeg vrouwen aan het woord en komen er wel genoeg mensen uit de verschillende buurten over het voetlicht van de diverse media'. Dat werd dan met de nodige ruzies en met de nodige liters bier na verloop van tijd altijd weer opgelost.

Jack: Van lieverlede, dan praat je toch over weken, radicaliseerden niet alleen wij maar alle mensen in het pand. Op vergaderingen en in informele gesprekjes had je het continu met elkaar over de aanval die zou komen. Door de steun die van buiten kwam, niet alleen uit Amsterdam maar ook uit de rest van het land, was het duidelijk dat dit pand gezien werd als symbool, niet alleen door wat wij ervan maakten maar de mensen voelden dat ook echt zo. Daardoor mochten en konden wat ons betreft de middelen steeds zwaarder worden. We moesten natuurlijk wel zorgen dat we de buurten eromheen mee lieten delen in onze radicalisering. Wij zaten elke dag in het pand met die dreiging, elke nacht konden ze weer binnenvallen, elke ochtend vroeg. Als je dan geen contact onderhoudt met andere buurten gaat dat een eigen leven leiden.
Op een gegeven moment vonden wij stenen niet meer genoeg, je kunt ook net zo goed een molotovcocktail gooien als ze zover komen dat ze het pand willen betreden. In het begin was daar wel discussie over, maar als wij een tactisch plan zouden maken, en als er niemand van ons buiten zou staan die hem op zijn hoofd kon krijgen, en als er alleen maar politie beneden zou staan, dan mochten we hem uiteindelijk ook wel gooien. En zo werd de zaak steeds radicaler, niet alleen wat betreft verdediging, ook wat betreft de aanval. Het wordt dan ook duidelijk dat het wel eens een keertje fout zou kunnen aflopen voor enkele of meerdere van ons. Uiteindelijk bleek in de discussie dat eigenlijk iedereen zei van 'Ja, daar gaan we dan maar voor, dit pand is zo belangrijk, de woningnood bestrijden is zo belangrijk, dat stukje vrijheid pakken en verdedigen is zo belangrijk, daar gaan we voor, zover als het moet'. En ver wilde zeggen met inzet van je eigen leven. Het is minder heroïsch dan het klinkt, maar dat was wel het gevoel van die tijd, zeker bij mij. Je stond op het dak en dat was toch een vrij hoog gebouw en als je erover nadacht, laat staan als je over de rand keek en dat deden we regelmatig want tenslotte was dat ons werkterrein in het geval van verdediging, dan had je het er toch wel vaak over wat er zou gebeuren als er iemand het dak afglijdt, nog niet eens over als hij er afgeslagen wordt. Dat was het gevoel dat je had en daar ging je voor."

Marga: "Als er ontruiming zou komen, dan zat ik in de binnenploeg en zou ik de EHBO doen. Ik had toen zo'n wit dingetje gemaakt met zo'n kruisje erop, en ik had nog wel ergens een paar pleisters. Ik was daar ook de aangewezen persoon voor, want ik had als meisje ooit mijn EHBO-diploma gehaald. Ik zou er op af gaan als mensen in elkaar gerost werden, met mijn pleisters. Zo had ik mij dat voorgesteld.
Ik wist niet hoe ik me zou gedragen als het echt heel gewelddadig zou worden, dat wist ik niet. Het enige dat ik eigenlijk wel wist, is dat ik wel binnen in het pand wilde zitten. Maar meedoen? Ik weet niet hoe het geweest zou zijn. Het uur van de waarheid is nooit gekomen."

Theo: "Als je confrontatie aangaat, moet je, vind ik, gaan tot het uiterste, je moet niet bluffen. Als er een ijskast op het dak staat, moet ie ook van het dak af, als dat nodig is. Alles moest eraan gedaan worden om die ontruiming uit te stellen of zelfs tegen te houden."

Paulien: "Ik ben eruit gestapt voordat de grote actie zelf kwam, ik vond het veel te heet worden in de Keijser. Ik vond het al niet zo leuk dat toen ik er de eerste keer kwam het hele pand onder water stond. Zo'n mooi pand, hoe dat kapot was gemaakt, dat ging me eigenlijk wat te ver. Al op de eerste dag van de kraak werd gewoon de zaag gezet in de mooie ronde deuren om ze als barricade te gebruiken.
Rookbommen stonden er ook, die zijn niet zo gevaarlijk, daar was ik het mee eens, verfzakjes oké, maar toen ik hoorde dat er molotovcocktails binnen waren, die echt ingezet zouden worden tegen de politie, toen heb ik me geen moment bedacht eigenlijk, toen ben ik gewoon weg gegaan. Daar wilde ik helemaal niet bijhoren en in plaats van daar werk van te maken, heb ik gezegd: 'Nou de groeten, ik ga gewoon aan de buitenkant demonstreren'.
Ik ben helemaal niet voor geweld, ook niet als het om woningen gaat. Je kunt misschien proberen de politiek erop te wijzen dat er huizen leeg staan en je kan nog wel eens een ludieke actie doen. Ludiek actie voeren, gewoon zo'n pand bezetten en dicht maken, maar geen geweld tegen de politie, ik heb nog nooit een steen gegooid. Dat hoeft voor mij niet. Ik was op zich niet bang voor dat geweld, bij de bestormingsploegen stond ik altijd vooraan. Ik had vooral een grote mond, ik was ook kwaad als ik geslagen werd maar dan ging ik niet óók de politie aanvallen. Die worden ook maar ingezet, nee, ik hoef niet iemand te slaan."

Theo: "Het is ontzettend moeilijk om een actie naar ieders tevredenheid te laten verlopen. Het inzicht is zo verschillend. Iemand die heel erg bang is die wil absoluut dat de hele geweldssituatie onder controle is en helemaal voorspelbaar; dat is een onmogelijke eis. Zo'n iemand moet begeleid worden op een of andere manier door een ervaren activist, of kiezen weg te gaan, maar het is volstrekt onmogelijk om dat allemaal keurig te organiseren. Je houdt toch conflicten. Daar moet je ook rekening mee houden, met interne conflicten. Wordt het te erg, dan zul je toch wat mensen buiten de deur moeten zetten. Dat is toen ook wel gebeurd. Je kreeg allerlei rare situaties. Mensen wilden ons ondersteunen met hasjiesj, je kreeg hele rare vormen van solidariteit, hebben we ook buiten de deur moeten houden en weg moeten doen. Een deel van de solidariteit was dus ook niet te gebruiken, was niet goed voor de actie."

Leen: "We werden serieus genomen, we werden als pand serieus genomen. Ik heb nog nooit zoveel publiciteit rond een pand meegemaakt als rond de Groote Keijser, iedere dag was er wel een krant of een televisiezender die er aandacht aan besteedde. We hadden in de Groote Keijser een vrij grote publiciteitsgroep, ik zie ons daar nog zitten, met zijn tienen, vijftienen praten over hoe we Brandpunt moesten benaderen, of we die-en-die ploeg wel binnen zouden laten, wat hun bedoelingen waren, we hadden zoveel aandacht dat we bijna konden kiezen uit wie wel en wie niet."

Jack: 'Revolutie is een groot woord, maar het was wel duidelijk dat dit voor het eerst was in de Hollandse geschiedenis van deze eeuw dat er mensen voor het verdedigen van hun belangen, voor één pand, zover wilden gaan dat men daarvoor wilde sneuvelen. Niet omdat men dat nou zo graag wilde maar omdat men vond dat het recht dat men wilde behalen het inderdaad waard was.
We wilden eigenlijk graag een ontruiming. Maandenlang hebben wij ons gebarricadeerd en actie gevoerd rond het pand. Er waren wel ontruimingen, maar in andere buurten. We hadden het idee dat er misschien iets uit onze vingers glipte. Met dit pand kunnen we echt iets bereiken, kunnen we al die mensen die om ons heen solidair zijn de straat op krijgen, want wat is er mooier dan dat je tienduizenden mensen de straat op krijgt die allemaal voor hetzelfde doel strijden en dat je de overheid op zijn knieën krijgt. Dat was een ideaal dat wel aardig klonk, dat je kon dicteren wat jij vond. Wij bepaalden de aandacht, de media, wij bepalen op dat moment alles wat er gebeurde in Amsterdam. Dat was niet verkeerd, daar ging je voor.

Gusta: "Wij riepen altijd "wij hebben geen leider", want er was niet één mening, er waren duizenden meningen, maar dat was geen probleem. Iedereen deed een beetje waar hij zin in had, er was eigenlijk maar een heel klein groepje bezig met een politieke strategie. Het was een groep mensen die macht wilden of die de kraakbeweging zagen als een middel om macht te hebben. Dat wilden wij ook wel, want iedereen wilde wel een beetje meer macht, maar dat deed je al op de manier waarop je woonde en de manier waarop je je leven organiseerde en waarom je gestopt was met je studie. Ik wilde heel graag dingen doen, ik had het gevoel dat ik twintig jaar onderwijs had gevolgd en dat het wel even welletjes was, ik had schoon genoeg van die boeken. Ik ging iedere maandag op de Noordermarkt staan, broeken maken, en ik ging fotograferen, ik ging stucen en timmeren.
Die kraakbeweging bestond uit een hele grote groep mensen die een beetje meer vrijheid wilden om in Amsterdam te functioneren en te werken, die het een beetje anders wilden doen. Dat begon bij wonen, dat begon bij buurten. Daarnaast werden er panden bedreigd en daar kwam je voor op."

Paulien: "De vergaderingen in de Groote Keijser waren minstens net zo ellendig als de stedelijke overleggen, maar hier zat meer druk achter. Het waren altijd degenen met de grootste mond die aan het woord waren, en er waren zoveel argumenten, en je moest zo goed van alles op de hoogte zijn, dat ik me meestal niet eens aan de vergaderingen waagde. Ik ging weleens luisteren maar ook dat eigenlijk liever niet.
Ik had wel het gevoel dat je serieus genomen werd, maar je moest dat allemaal onderbouwen en die argumenten werden gewoon ondergraven, ja je moest gewoon echt van hele goede huize komen wou je daar van winnen en ik wou niet van ze winnen, ik wou iets aan de woningnood doen. Ik kon dat niet in m'n eentje veranderen, ik had ook de energie niet om daar mensen voor te verzamelen, die dat dan samen met mij moesten gaan veranderen, daar was ik helemaal niet mee bezig."

Theo: "Omdat je met een enorm verschil in ervaring zat, kon je moeilijk altijd alles eerlijk tegen iedereen vertellen. Veel informatie was sowieso niet geschikt om aan iedereen te vertellen. Vaak konden mensen hun mond niet houden. Er waren genoeg mensen, ook betrouwbare activisten, die dronken raakten in een café, om maar een voorbeeld te noemen, of die in spannende situaties buiten zinnen raakten van angst en die kon je niet exact op de hoogte brengen want dan werden er hele acties verstoord. Dus die eerlijkheid zat er niet altijd in, maar je probeerde dat met een diplomatieke sfeer en in een zo goed mogelijke overlegsituatie op te lossen.
Tijdens een actie is overleg niet meer mogelijk. Het moet van te voren zo goed mogelijk georganiseerd en gestructureerd zijn, zodat je op het moment dat je tot actie overgaat je niet nog gaat discussiëren over methodes van verdedigen en van confrontatie aangaan, zeker niet in een situatie waarin elk moment de ME voor de deur kan staan. In de Keijser ontstond op een gegeven moment een situatie dat je moest pendelen tussen de ene en de andere groep om te voorkomen dat die twee groepen in elkaars haren gingen zitten. De ene groep wilde met hun volle gewicht voor de deur gaan staan en zich in elkaar laten slaan, de andere groep op het dak mocht dan niks gooien en moest maar afwachten tot de ME de groep beneden te pakken had. En dit terwijl er in de ploeg op het dak een bereidheid was om bijna met alle middelen, behalve met vuurwapens, de verdediging ter hand te nemen. Dus de groep met wat meer angst en onervarenheid moest duidelijk overtuigd worden van 'je hoeft niet weg, doe mee, maar pas je aan aan de situatie". Boven was er een groep die veel radicaler was, maar die moest zich ook aanpassen. Er ontstond een heel goede situatie, want iedereen bleef, geen overbodige of gevaarlijke discussies."

Ruud: De beslissingen in de Keijser werden massaal genomen. Er was altijd een binnenploeg van 20, 30 mensen binnen. Daar werden dingen doorgesproken en dan werd er besloten. De meeste beslissingen over wat er binnen moest gebeuren werden dus gezamenlijk genomen. We wilden echter bij het uitzetten van de grote lijnen ook betrokken worden. Daar is wel eens een communicatieprobleem ontstaan. Verder vond ik het intern prima gaan. Uit alle buurten kwamen mensen die wilden ondersteunen. Voor een paar nachten en dan weer weg, maar dat kon ook geregeld worden. Theo heeft er voor gezorgd dat een grote groep mensen zich met de Keijser verbond en op wat voor manier dan ook meehielp. Er was zoveel te doen.

Kees: "Ik kwam een keer terug van weg geweest en in het café om de hoek van de Groote Keijser, café Piepel, was de verzamelde pers zoals gebruikelijk aanwezig. Er was inmiddels een pamflet uitgedeeld waarin namens de krakers van de Groote Keijser gezegd werd dat het aanbod van de gemeente om het hele zaakje op te kopen, geaccepteerd werd. Toen ben ik op een stoel geklommen en heb gezegd: 'Dit geldt niet, ik kom over een kwartier met een nieuwe verklaring'. Daar stond heel simpel in dat wij vonden dat de gemeente de hele zaak maar moest onteigenen volgens de Woningwet van 1946 of zoiets. 's Avonds kwamen we met zijn twee-, driehonderden bij elkaar en dan werd er eens flink door elkaar heen geschreeuwd. De ene club die zei van: 'Ik wil dat de zaak onteigend wordt', en de andere club zei: 'Het is toch een mooi succes als het hele zaakje wordt aangekocht'. Tussen die twee uitersten door kwam als een deus ex machina het vorderen uit de lucht vallen. Op die manier werd de hele Groote keijser als baken van de tegenbeweging in die periode nog een paar maanden een langer leven gegund.
Ik kan er nou vrolijk over praten maar dat was een moment waarop je voorzichtig moest zijn dat de boel niet met ruzie uit elkaar barstte. Dat is niet gebeurd en eigenlijk tot en met de laatste snik niet. Daarom heeft die hele periode ook zoveel goede herinneringen opgeleverd voor mij. Dat ik dat meegemaakt heb, dat ik daar zelf aan meegewerkt heb, daar ben ik trots op. Dat ik dat toch mee heb helpen vormgeven. Ik wou dat ik dat nog een keer kon doen, dan zou ik het zeker doen. Misschien ga ik het nog een keer doen."

Jack: Met Theo, Kees en nog een aantal anderen die fulltime in De Keizer bezig waren, had ik dagelijks contact. Dan werd de lijn besproken. Ik was zelf vrij jong en kon niet altijd bevroeden hoe het moest gaan lopen, maar ik zat er in ieder geval bij om ervan te leren, want ik was zeer leergierig. Het was een heel spannende tijd en alles was nieuw of leek verder te gaan dan ooit daarvoor. Het was allemaal vrij strak georganiseerd en het contact en de samenwerking was zeer intensief, echt van 's morgens vroeg tot 's avonds laat was je aan het plannen, aan het werken, aan het barricaderen ook, je werkte aan het contact met buurtbewoners, aan het contact met de media. Er was inmiddels een eigen radio in het pand die dagelijks uitzond om mensen op te roepen tot solidariteit. Er werd heel hecht samengewerkt.
We wisten dat we door die confrontatie aan te gaan het gevecht misschien militair zouden verliezen, we waren tenslotte geen militairen of politie, we hadden de wapens en de materialen niet die onze tegenstanders wel hadden, maar we zouden het wél politiek kunnen winnen. Dat was niet alleen maar een indruk, dat bleek duidelijk uit de solidariteit om je heen, er waren heel veel groepen in de samenleving aan het morren, aan het stoken, aan het proberen om hun ruimte ook te creëren op allerlei terreinen. En dat voelde je, vandaar dat je zei: 'Hier gaan we niet uit, hier blijven we zitten, er moet nog meer gebarricadeerd worden en die ontruiming moet er komen'."

Joost: "Theo was iemand die veel voor elkaar kreeg en op momenten dat het nodig was klaarstond, iemand die een soort zekerheid uitstraalde. Ik kan me herinneren dat er tijdens rellen vaak een hoop stillen waren, als je dan toevallig naast Theo stond gaf dat een zeker gevoel. Je kon er van op aan dat ie geen stap terug deed, eerder een stap vooruit. Hij had zeker aanzien, hij werkte ook hard. In het persoonlijk contact zat er echter een steekje bij hem los, mensen als individuen telden niet. Hij zag mensen meer als soldaten, dat gevoel heeft ie bij mij tenminste altijd opgeroepen. Jack heeft nooit een grote rol gespeeld in de Keijser. Hij liep altijd als een soort luitenantje achter Theo aan. Ikzelf en de meeste mensen waar ik mee optrok hebben Jack nooit serieus genomen in die periode."

Kees: "Theo had een iets hoger tempo dan ik en dat was eigenlijk vooral te merken als we onszelf moesten verplaatsen. We woonden in de Staatsliedenbuurt, dat ligt ongeveer een kilometer of drie, vier van de Groote Keijser. Als er een of ander akkefietje was, bijna altijd volstrekt onbelangrijk, dan reageerde met name Theo alsof de stad in brand stond en het nu allemaal moest gebeuren. Ik ging dan met de fiets en hij ging op de brommer. Hij was er altijd veel eerder dan ik. Maar er is één keer een situatie geweest dat mijn fiets kapot was, en toen ben ik bij hem achter op die brommer naar de Groote Keijser gegaan, met ware doodsverachting dwars door het verkeer heen. Er lag een pak sneeuw van heb ik jou daar. Uiteindelijk met de haven in zicht moesten we op de Rozengracht rechtsaf naar de Groote Keijser en daar gingen we met zijn tweeën, toen lagen we in een pak sneeuw van een halve meter, dat vond ik prachtig."

Jojo: "Het moment dat de strijd rond de Groote Keijser veranderde, was toen de rol van de gemeente in het spel kwam. De leus "Wij eisen ontogeming" werd omgezet in de politieke eis naar de gemeente toe dat die het pand zouden vorderen en geschikt zouden maken voor jongerenhuisvesting. De krakers waren jongeren geworden en het kraken werd huisvesting. Het werd toegespitst op een politieke strijdvraag naar de gemeente toe. Daarvoor moest het pand intern gecoördineerd en op orde gebracht worden, oftewel de mensen die daar een beetje vaag rondhingen, moesten aan het werk worden gezet. De stedelijke beweging die er ontstaan was, werd in de vorm van vergaderingen bewerkt. Er werden voorstellen gedaan waar nooit over gestemd werd maar waar op een gegeven moment iemand zei, bijvoorbeeld Theo van der Giessen: 'We zijn het er allemaal over eens dat we het zus en zo gaan doen'.
Theo was er altijd op uit om een diffuse beweging van vage zooi in verschillende buurten en panden politiek te coördineren. Theo en ik konden elkaar heel goed waarderen. We konden behalve heel goed samenwerken ook stevige discussies hebben. Ik had veel respect voor zijn inzet en kennis, alleen had ik af en toe het idee van 'nu ga je te ver, nu ga ik op de rem staan'. Dan verhief ik mijn stem in de vergadering of ik publiceerde wat in de Kraakkrant. Ik probeerde duidelijk te maken dat het niet goed is om een eenzijdig en nogal saai politiek schema te willen leggen op iets wat een beweging was.

Theo: "We wilden niet ten koste van alles ontruiming voorkomen. Je kan zelfs gebaat zijn bij een ontruiming omdat die confrontatie dan plaats vindt. Eén van de strategieën, tactieken die je ook moet hanteren binnen een confrontatiepolitiek is dat je eisen niet haalbaar mogen zijn, dat is een tactisch gegeven.

Kees: "De teleurstelling voor mij bestond erin dat de Keijser niet ontruimd is. Er waren een paar momenten in die periode dat we in de Groote Keijser zaten, dat het dreigde te gebeuren, maar na twee, drie keer, barstte de bom. Polak was 's ochtends al heel vroeg voor de radio te horen met het verhaal van 'We ontruimen definitief niet vanwege gevaar voor mensenlevens aan de kant van de politie en aan de kant van de krakers'. Toen viel voor mij het doek. Het initiatief werd overgenomen door het stadhuis en de politieke slagkracht van de hele beweging nam vanaf dat moment af. En daar had ik nogal wat zinnen op gezet, ik was daar heel erg mee bezig geweest. Ik was zeer teleurgesteld en ik had er niet veel goede hoop op dat we dat momentum binnen een afzienbare periode nog een keer zouden kunnen terugkrijgen. Het politieke initiatief, het actie-initiatief was ons ontnomen, je kan ook zeggen hebben we ons voor een groot gedeelte laten ontnemen door de politici."

Theo: "Het pand moest sowieso zolang mogelijk behouden blijven voor de achterliggende doelen. We wilden eigenlijk gaan beginnen met een enorme campagne om duidelijk te maken waarom de woningnood in stand gehouden werd. We vonden jongerenhuisvesting eigenlijk maar een bijkomstigheid. Iedere woningzoekende moest erkend worden als woningzoekende en volgens de grondwet, volgens de wet een woning krijgen. Hoe de machthebbers dat oplosten moesten zij maar weten, het moest à la minute moest dat gewoon. Voor de rest zaten er ook andere motieven achter: wat ons betreft kon het hele politieke bestel op de helling."

Jojo: "Een beweging is voor mij iets dat heel veelvuldig is en dat vele kanten uit mag gaan en dat je niet in een kader moet dwingen met maar één lijn, één organisatievorm en waar nog maar één doel voorop staat. Dan sluit je teveel uit.
Een goed voorbeeld van de rechtlijnige politieke structuur en beweging die Theo voor ogen stond, was het voorstel om het leegstaande, voormalige partijkantoor van de Partij van de Arbeid in de Tesselschadestraat te kraken. Dat was voor mij nou typisch een voorbeeld van een politieke kraak waarbij het er helemaal niet om ging of er mensen waren die daar wilden wonen of dat het een fantastisch pand was om te kraken, nee, het was puur om de PvdA te pakken. En dan ben je politiek aan het bedrijven. De actie was in wezen toegespitst op het kraken van de PvdA. Ik had het gevoel dat daarmee een grens werd overschreden, want je kraakt toch in de eerste plaats voor jezelf, omdat je een huis nodig hebt of omdat je een huis vindt dat je aantrekt, waar je dingen wilt gaan doen."

Theo: "In het begin hadden we vrede met een flinke confrontatie waarbij duidelijk werd wat wij uitdroegen, wat er aan de hand was, wat de overheden wilden en hoe speculanten hun gang konden gaan. Later werd het steeds meer van dit pand kunnen we gaan behouden. Dat betekende nieuwe strategieën, we kregen steeds meer bondgenoten. Je kreeg ook allerlei rechtskundige aspecten erbij. Je kon panden aankopen bijvoorbeeld, vorderen kwam ook heel sterk op. Die mogelijkheden had men. Wij konden aantonen dat bij de overheid de wil niet aanwezig was ondanks het feit dat er mogelijkheden zat waren. Ze werden steeds meer in het nauw gedreven. Zelfs de Rechtswinkel en allerlei andere rechtsorganisaties stelden zich achter het idee op dat er gevorderd kon worden. Maar er was ook al vijf jaar lang over HAT-eenheden (huisvesting voor alleenstaanden- en twee-persoonshuishoudens) voor de jongeren gesproken, zonder dat er ooit een pand opgeleverd was. We konden aantonen dat in feite voor al die groepen geen ruk gedaan werd. Bij een hele hoop andere panden in het land deed zich precies dezelfde situatie voor. Die begonnen spandoeken op te hangen, van Rotterdam tot Groningen en Limburg: 'de Groote Keijser is overal'. Dat werd ook ons motto, dus overal ontstonden brandhaarden met de Keijser als episch centrum."

Kees: Uiteindelijk leidde dat tot een groot politiek verhaal direct gericht tegen de mensen van de OGEM, de toenmalige eigenaar, de politieke verantwoordelijken, met Polak natuurlijk bovenaan en Pelle Mug, de toenmalige fractieleider van de Partij van de Arbeid, en natuurlijk politie en justitie als vaste hoofdrolspelers in het hele drama. De rollen waren verdeeld en ik had althans het gevoel dat de revolutie op het punt stond los te barsten en dat het gemeenschappelijke ongenoegen eindelijk eens op straat zou komen."