1921-1930
Hoogtepunten van architectuur De grote bouwblokken van de Amsterdamse school en de kleinschalige tuindorpen overheersten de sociale woningbouw in de jaren twintig. Aan de ene kant wist het tuindorp-concept vanuit Engeland einde jaren '10 ook Nederland te veroveren. Het Lansink in Hengelo was het eerste tuindorp en kort daarop volgde Pathmos in Enschede. Het tuindorp moest zorgen voor een gezonde dorpse omgeving in de stad. Ondanks dat deze combinatie van natuur en geestelijk plezier veel belangstelling genoot kwam er ook wel kritiek op: waarom moest een moderne arbeider zo nodig in een boerendorp leven? De andere tendens waren de gesloten woonblokken: enerzijds de monumentale gebouwen van De Bazel en Oud, anderzijds de plastische accenten die De Klerk en Berlage aanbrachten. Met name in Amsterdam ontstonden indrukwekkende complexen van arbeiderswoningen. Naast deze overheersende stromingen ontstonden er ook enkele complexen volgens de principes van de Stijl, onder andere door Wils in Den Haag en in de Amsterdamse wijk Betondorp. De eerste experimenten met het bouwen met beton vinden begin jaren twintig plaats, onder andere in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Hoewel de kwaliteit vah het beton niet altijd even goed bleek, was het wel belangrijk voor modernisering van het productieproces. In deze periode speelt ook het uiterlijk van de woningen een belangrijke rol. Er worden de eerste schoonheids-(welstands-)commissies opgericht.
|