De stad was van ons

Vrijplaats of symbool: najaar 1980, de aankoop van de Groote Keijser

Rob: "Op een keer waren Marga en ik alleen op de Keijser en Marga zou gaan koken voor ons twee. We zouden gezellig lekker buiten eten, dus we hadden de tafel gedekt en we hebben daar 's avonds heerlijk gegeten, wijntje erbij gedronken, het was hartstikke gezellig. De volgende morgen liep ik vanuit m'n kamer naar beneden. Theo had een soort kantoortje voorin, een ruimte waar alles besproken werd. Ik loop daar zo langs in de gang en hij zegt: 'hé, kom eens even hier, jij hebt gisteravond op het dak gezeten en je hebt al die troep laten staan, dat kan niet'. Toen had ik zoiets van 'jongen waar maak je je druk om', dat is voor mij het eerste moment geweest dat ik dacht van 'Theo, je bent niet diegene die ik hoopte dat je was'. Vanaf dat moment kreeg ik door dat hij bepaalde politieke overwinningen wilde behalen en dat was geen deel van mijn belevingswereld."

Joost: "We zaten daar op een bepaald moment met een vrij klein groepje mensen, zo'n tien. Het was voorjaar geworden en er was een onleefbare situatie ontstaan. Er was op dat moment geen ontruimingsdreiging meer en de belangstelling voor de Groote Keijser werd steeds geringer, dus we zaten daar weg te rotten tussen staalplaten en prikkeldraad. In het voorjaar van 1980 ging er een gigantische kraakgolf door Amsterdam, ik zat zelf ook bij een kraakspreekuur en wekelijks werden er meerdere panden gekraakt, de mooiste grachtenpanden zaten ertussen. Een goede zaak natuurlijk, maar als je daarna naar huis ging zat je weer opgesloten tussen de barricades. We besloten dat we onze situatie nieuw leven moesten inblazen en namen ons voor een ander pand te kraken om niet als enige bewoners achter te blijven. Dat was een soort ultimatum naar de andere buurten toe: we willen de Groote Keijser in stand houden, maar dan wel met zijn allen.
Toen hebben we een mooi grachtenpand tussen Singel en Herengracht gekraakt, de Vogelstruys. Wat in de Keijser niet is gebeurd, gebeurde daar wel: meteen dezelfde avond stond er een knokploeg voor de deur en dreigde de politie te ontruimen. De ontruimingsdreiging in de Vogelstruys was zo groot dat wij materiaal uit de Keijser - want daar lag gigantisch veel - naar de Vogelstruys hebben overgebracht. We vonden dat we de gasmaskers en het vuurwerk enzo daar veel beter konden gebruiken. Alles werd door Theo weer teruggehaald want dat kon niet volgens hem, dat hoorde in de Keijser. Toen de Vogelstruys ontruimd is, werd het door de politie vol traangas geschoten, toen hadden we die gasmaskers goed kunnen gebruiken."

Rob: "Ik ging eruit omdat ik al maanden woonde met de stress van de ontruiming. Wij wilden even rustig wonen, dus we zouden een ander pand gaan kraken. Met een groepje zouden we de Vogelstruijs op de Herengracht kraken, dat stond al een tijdje leeg. De Keijser zou bezet worden door een externe ploeg en dan zou er volgens rooster iedere week een andere groep in de Keijser zitten. Wij zijn toen naar de Vogelstruijs gegaan. Wat mij toen het meeste tegen viel was dat we in exact dezelfde stress terechtkwamen als op de Keijser. We moesten ook barricaderen, want de eigenaar dreigde meteen met knokploegen. De gemeente zag het helemaal niet zitten dus die stuurde meteen politie erop af. Het was meteen weer heel heftig, meteen weer die speedy sfeer. In die tijd was de punkbeweging erg in opkomst dus er kwamen ook wat punks bij. Dat waren jongeren die nog heftiger waren dan wij, dat droeg ook bij aan die sfeer. Maar ik ging juist uit de Keijser weg omdat ik die stress kwijt wilde. Toen heb ik m'n boeltje bij elkaar geraapt en ben weer terug gegaan naar de Keizersgracht. Daar zat ik in m'n eentje daar in dat hele lege pand, de keizer te rijk.
Ik zat een keer beneden, ergens in het souterrain en op een gegeven moment een denderende herrie boven. Het was de tijd dat je ieder moment een ontruiming verwachtte. Het was dan zogenaamd afgeblazen, maar toch liep je constant met het idee van 'ze komen ieder moment'. Enfin, een gigantische herrie boven m'n hoofd dus ik denk 'daar zijn ze'. Ik kijk om me heen, vind een ijzeren staaf en ik ren met staaf het dak op. En toen stond ik daar in m'n eentje en zag in de verte nog net twee straaljagers wegvliegen. Je was zo gespannen, de vijand komt...Ik weet dat ik daar ontzettend van geschrokken ben."

Theo: "Na 30 april kreeg je een vreemde situatie, bijna een soort vakantiesituatie, ook na al die spanningen dat al die mensen ontspanning nodig hadden, maar ook in negatieve zin dat men niet de consequenties trok van wat opgebouwd was moet je dan ook voortzetten en afmaken. In de Keijser kreeg je een enorme leegloop. De bezettingsploegen vielen weg, maar ook de bewaking. De weinige bewoners die er nog waren konden het niet meer aan. Het pand was ook sterk vervuild en moest goed schoongemaakt worden om het weer leefbaar te maken, want je zit toch achter de barricades. Dat moest zo blijven, omdat het nog niet helemaal rond was. Je kreeg in die tijd ook te maken met aanslagen van rechtse groeperingen en individuen. Maar iedereen liep weg. Er moesten dus nieuwe bewoners komen. Vaak heb je een reactie dat tijdens zo'n bezetting bewoners ontzettend solidair zijn met de strijd maar daarna in zo'n traumatische situatie terechtkomen dat ze niet meer in hun eigen pand willen wonen. Dat is algemeen bekend, dat gebeurt al jaren zo. Dat betekent dat je daar elke keer weer op voorbereid moet zijn en een nieuwe ploeg bewoners moet zien te krijgen die gemotiveerd zijn om daar te wonen."

Piet-Jan: "Mij is het nooit zo ontzettend om de woonruimte-toestand gegaan. Het ging mij meer om een manier van leven. Ik kende toen ook mensen die in kraakpanden woonden en dat leek me fantastisch. Met z'n allen in een woongroep, in een keuken en samen zo'n huis regelen, dat leek me geweldig. Nou dan moest je gaan kraken. Toen hebben we een paar keer zo'n huis bekeken. We hebben zelfs nog eens iets proberen te kraken dat uiteindelijk niet door ging en toen kwam ergens in mei '80 diezelfde jongen, via dat meisje dat ik van studeren kende, met het aanbod of we misschien op de Groote Keijser wilden gaan wonen. Dat was toen iets of je meteen in de hemel kon komen wonen. Dat was wel mooi dat dat mocht. We kregen het ook te zien, fantastisch vonden we dat, érg indrukwekkend. Allemaal donkere ruimtes met staalplaat voor de ramen, twee verdiepingen, zes grachtenhuizen vol met staalplaten. Met zo'n jongen die met van die lasoogjes rondliep en de hele tijd aan het snijbranden was. Daar mochten wij gaan wonen.
De bedoeling was dat wij boven gingen wonen want het huis was zo langzamerhand onbewoonbaar geraakt. Er woonde bijna niemand meer van de oude bewonersgroep. Er moesten bewoners komen die daar netjes woongroepje gingen spelen. Dat wilden wij wel. We hadden een paar voorwaarden. Ten eerste dat we boven echt woongroepje konden gaan spelen, dat wil zeggen dat we een keuken konden bouwen en alles konden afsluiten, en dat de boel niet, als we even weg waren, achter onze rug om weer verbouwd werd. Ten tweede stelden we grenzen aan het geweld waarmee de Keijser verdedigd mocht worden. Omdat we wisten dat het heel ernstig zou worden als de Keijser ontruimd werd en er misschien wel doden zouden gaan vallen, accepteerden we de gasflessen op het dak en de wasmachines, als dreiging natuurlijk, maar we wilden niet dat er met mollies gewerkt werd, dat vonden we toch heel naar, brandende mensen. Dat waren de voorwaarden. Zo werden we er langzaam in geloodst. We gingen daar verbouwen en bouwden een keuken. We moesten wel de tussendeur verdedigen, want er liepen nog wat jongens en meisjes rond die niet zo gesteld waren op een geordende woongroep. Die braken alles achter onze rug weer net zo hard af.

Harri: "Wij waren met een stel mensen een aantal weken weggeweest en kwamen weer terug in Amsterdam en dan ga je naar de Keijser, want dat is dé plek. We kwamen daar en het was helemaal dicht, dat was niet zo vreemd, want dat was vaker zo, maar je kwam er ook niet meer in. Je probeerde aan de voordeur of er iemand was. Na verloop van tijd kwam er iemand te voorschijn die je helemaal niet kende, die vertelde min of meer in opdracht dat hij niemand binnen mocht laten en als ik iets wilde weten dan moest ik maar naar de organiserende club gaan. Dat was voor ons totale verbijstering.
Toen zijn we naar Theo gegaan om te kijken wat er aan de hand was. We waren echt in de mood om weer aan de gang te gaan, maar hij zei dat er te weinig mensen waren om het pand te bezetten en daar moesten we het mee doen. We zaten daar bij Theo thuis in een huiskamer met een kamertje erachter. Je zag een heel burgerlijk huisje en het summum van die burgerlijkheid voor ons was dat er aan de schoorsteen boven de haard een groot geschilderd portret van de grote leider hing. Daar moesten we toch wel een beetje om lachen. Je wilde ook in je persoonlijke leven en in je eigen huis dingen op een andere manier doen, maar dat zag je daar dus niet.

Piet-Jan: "Het was voor ons nogal overrompelend allemaal. Een van de eerste keren dat wij er binnen waren, kwamen er van die grote jongens met een busje voorrijden met staalplaten erin. We mochten meteen die gestolen staalplaten naar binnen sjouwen. Dat was in een tijd dat er van die politiegolfjes rondreden om staalplaten te onderscheppen. Het waren van die rijplaten, van die dikke rijplaten, die haalden ze dan van de Nieuwe Meer of andere bouwterreinen. Ze werden in stukjes gesneden en voor de ramen gehangen. Dat was meteen een van de eerste stoute dingen die ik gedaan heb. We moesten die rijplaten binnen brengen. Dood eng, en zwaar die dingen. Je moest ze met z'n vieren of vijven tillen. Verder kreeg je ook te maken met die jonkies die daar woonden, van die ongeregelde punks die beneden met katapults aan het oefenen waren. Dat was spannend, maar ook wel een beetje heftig."

Gusta: "Na de zomer van 1980 leefde de Groote Keijser niet meer zo voor mij of voor ons huis. Er was geen dreiging meer. Bovendien hadden we een heftige zomer achter de rug want Jojo, één van mijn huisgenootjes, zat voor de Vogelstruijs in de gevangenis. Wij waren daar veel mee bezig. Het was de eerste keer dat een groepje krakers langdurig vastzat. Dat was een hele akelige en mistroostige tijd. Het was duidelijk dat de beweging kleiner werd. In de publieke opinie waren we geen mensen meer, we waren relschoppers geworden. Je vriendjes verdwenen de gevangenis in, omdat ze een pand kraakten of bij een rel opgepakt werden. We werden steeds meer in een hoek gedrukt. Het was niet meer het gevoel van 'de stad is van ons'. We zaten in de tang met z'n allen. Je moest of ondergronds en in het geniep verder, in ieder geval je niet meer op je kop laten timmeren of je moest je laten arresteren bij een openlijke actie. Je stond voor een keuze: 'doorgaan en hardere acties voeren of stoppen'."

Piet-Jan: "Er was toen een SOK, het Stedelijk Overleg van de Kraakgroepen, op het dak van de Keijser. Daar hebben we toen bij gezeten. Maar waar echt gepraat werd, daar waren we niet bij. We wisten ook niet hoe dat werkte. We gingen pas echt mee beslissen en mee functioneren in de buurtvergaderingen toen we in ons eigen kraakpand woonden op het Singel. En schrijven natuurlijk, want ik werkte toen bij de 'Laatste Waarschuwing'. Later ben ik bij Bluf! gaan werken.
In de Keijser werden de beslissingen door het stedelijk overleg genomen, maar eigenlijk door Theo, door Theo en zijn adjudanten. Tenminste, zo zagen wij dat. We wisten gewoon haarfijn, hoe dat werkte. Daar heb ik de goeie dingen geleerd, hoe je een actie moet organiseren, maar ook de kwade kanten, hoe je over mensen heen moet lopen, hoe je mensen moet gebruiken. We wisten dat we zelf gebruikt werden. We moesten namelijk het vriendelijke gezicht worden van de krakers. Maar we wilden daar ook wonen, dus we lieten ons op die manier gebruiken. Pas later ontdekten we een andere munitiekamer waar niet alleen verfzakjes en stenen lagen, maar ook rijen molotovcocktails, toen begrepen we dat we ook gewoon voorgelogen werden, als dat nodig was. Dat was een reden om daar weg te gaan. We zijn weer heel netjes opgestapt en hebben met twee andere ex-bewoners van de Keijser een huis om de hoek gekraakt.
We hebben op de Keijser geleerd hoe je het ouderwets, stevig moet organiseren, maar ook dat je daarbij soms over mensen heen moet lopen. Al die dingen hebben we op de Keijser geleerd. Een goede basistraining. Toen ik op de Singel woonde, heb ik als jong enthousiast krakertje uit de Grachtengordel, met datgene wat ik van Theo geleerd heb, meegeholpen om Singel 445 te verdedigen. En dat is gelukt. Dichtlassen, buurt erbij halen en intimidatie van de eigenaar, Rosenthal de porseleinhandelaar. Die hebben we verteld dat het toch onhandig was om al dat porselein te verkopen en tegelijk een kraakpand te ontruimen. Dat is typisch een manier van de Staatsliedenbuurt. Ja, nu denk je, jezus waar was ik mee bezig, maar dat was de Staatsliedenmanier van organiseren en die kon heel goed werken."

Theo: "We begonnen aan een infocentrum te werken, want er moest ook iets gecreëerd worden voor de buurt, de integratiemethode om het zo te zeggen. Dat was hard werken met relatief gezien een kleine ploeg. Maar er waren ook mensen teleurgesteld. Je kreeg ook te maken met een groep die met quasi-revolutionaire gedachten rondliep, ondanks het feit dat er eigenlijk nooit een revolutionaire sfeer is geweest, daar is veel meer voor nodig. Er was natuurlijk veel solidariteit, de bevolking leefde mee, maar een echte revolutionaire situatie, dat gaat anders, dan heb je allerlei bevolkingsgroepen, studenten, arbeiders, intellectuelen, die op hetzelfde level zitten en met dezelfde push hun strijd willen voeren. Daar was nooit sprake van. Je had kleine belangengroeperingen die zich aaneensloten, maar geen enorme massa's. Je kreeg dus een aantal teleurgestelde mensen en dat waren mensen die echt destructief bezig waren, die van hun vakantiebestemming overkwamen om even de revolutie mee te maken. En als de revolutionaire sfeer inzakte, dan waren ze weer terug op hun vakantiebestemming. Zo had je heel veel mensen. Er liepen heel veel dromers rond, en die hebben hun lesjes uit de geschiedenis niet geleerd, die dachten dat daar echt een revolutionaire sfeer was. Nou nogmaals, die was er niet. Er was een groep die zich terugtrok, die gingen weer bezig met hun eigen werkzaamheden. Dat bewees ook dat er geen revolutionaire sfeer geweest is, want een revolutie is geen vrijetijdsbesteding. Het betekent hard werken en langdurig veel offeren, heel veel geven, en dat deden heel veel niet, vooral de teleurgestelde mensen. Een andere groep was erg destructief bezig. En ja, daar kreeg je conflicten mee."

Harri: "De vrijplaatssfeer rond de Keijser verdween langzamerhand omdat er van alles georganiseerd moest worden, want dat pand moest blijven. Vanwege dat organisatiegedoe kreeg je het idee dat de mensen als poppetjes behandeld werden en niet meer hun eigen leven konden leiden. Dat kon je goed zien toen er op een gegeven moment mensen op het idee kwamen om de Keijser aan de voorkant helemaal mooi wit te schilderen en daar wat gekke muurtekeningen op te maken. Maar er ontstond ruzie omdat de grote leider vond dat daar een of ander communistisch symbool op moest dat strijdbaarheid uitdrukte. Degenen die die tekeningen zouden maken, wilden gewoon freaken op die muur, die wilden daar te gekke mooie tekeningen die iets uitdrukten van de Keijser, waar dan iets opstond van "Where the action is", dat is onze plek.
Er kwamen wel eens mensen die de Keijser een goed hart toedroegen en die brachten dan een flink brok hasjiesj binnen voor de mensen. Dat schoot dan bij de grote leider in het verkeerde keelgat, die gooide het de gracht in. Dat er voor ze uitgemaakt werd wat ze daar wel en niet mochten doen, dat was een ontzettende domper. Daarmee werd er aan die vrijplaats geknaagd, er werd aan geringeloord en dat voelde je, dat was niet oké."

Leen: "Ik hield mij in de Keijser op de eerste plaats bezig met het informatiecentrum dat we in het souterrain hadden ingericht. We wilden van daaruit een aantal, ik noem het maar even 'scholingsactiviteiten' organiseren en een tentoonstellingsruimte maken. Contacten met andere, ook buitenlandse, verzetsgroepen wilden we intensiveren. Vanuit het infocentrum organiseerden we ook onze veel voorkomende bezoeken aan scholen waar we leerlingen vertelden over kraken en wat er allemaal mee te maken had, en dat naar ons oordeel kraken geen geïsoleerd fenomeen is, wat ik nog steeds vind, maar dat het te maken had met allerlei andere dingen in de samenleving. We zijn zelfs met onze scholingsgroep een keer naar de ME geweest. Ik kan me nog heel goed herinneren dat we daar tegenover een groep van dertig ME-ers stonden die sprakeloos naar ons verhaal over de kraakbeweging, waar ze helemaal niets vanaf wisten, luisterden. Achteraf dronken we een borreltje en ze zeiden: "Ja, er zit een hoop waarheid in jullie woorden". Ze hadden er kennelijk toch wat van geleerd. Ik vond het ook karakteristiek dat zo'n groep ME-ers die uit het hele land kwamen helemaal niet wisten waarom het ging, ze werden er op uit gestuurd en als het dan serieus werd dan sloegen ze er ook vrij makkelijk op los."

Harri: Dat informatiecentrum was zo'n plek waar de actievoerende vormingswerker de alternatieve maatschappijleraar op woensdagmiddag met zijn derde klas-MAVO kon ontvangen, om dan in een triomftocht alle verworvenheden van de kraakbeweging te laten zien. Daar zaten we ook niet zo op te wachten. We hadden niet meer dat idee dat je mensen moet overtuigen om ze aan je kant te trekken, zieltjes winnen, dat was gewoon niet meer van toepassing. Je leefde op de manier waarop je wilde leven en dat dwong je af doordat je het deed en de ruimte die je daarmee creëerde, daarvan konden de mensen zeggen 'oké, dat zien we zitten'. Dat informatiecentrum dat lag niet zo lekker. In het kraakmuseum hingen foto's van wat er allemaal gebeurd was. Daardoor leek ook net of de kraakbeweging geschiedenis was, maar dat was het voor ons nog helemaal niet, die Keijser was er nog steeds. Veel mensen waren laaiend, die voelden zich belazerd en dat waren allemaal mensen die in de Keijser gewoond hadden of in de luxe appartementen op de Prins Hendrikkade, in de Vogelstruys of in de Antoniebreestraat, de Rozengracht, dat waren mensen die niet alleen meegedaan hadden aan het kraken maar er ook zijn gaan wonen, en daarom een belangrijk gedeelte van de kraakbeweging uitmaakten."

Leen: "De Groote Keijser was in die tijd ook absoluut, of het nou terecht was of niet, dat dondert nou verder niet, een symbool. Het had een symboolfunctie, de Groote Keijser mocht in de beleving van al die mensen die daar bij betrokken waren, niet verloren gaan. Het moest een uitstraling hebben, want als we de Groote Keijser konden behouden, dan zouden we een hoop andere panden ook kunnen behouden. Je moest daaraan gestalte geven met woorden, met dreigementen, met ijskasten, met rookbommetjes die her en der gebruikt werden. En het werkte.

Theo: "Ik voelde me verantwoordelijk voor het draaiende houden van de Keijser. In mijn idee is het zo dat je zo'n ontruiming nodig hebt voor de confrontatiepolitiek om aan te tonen dat het om meer gaat dan alleen een woninkje. Ik vond het eigenlijk ook een beetje slecht uitkomen dat er onderhandelingen kwamen en het op een zogenaamde sociaaldemocratische manier werd opgelost, terwijl het probleem niet werd opgelost, de Groote Keijser was niet meer overal, het was echt Groote Keijsertje geworden en het ging om een pandje voor een paar arme dreumesen, en dat is nooit de bedoeling geweest. Maar het was wel zo dat ik zei oké, wij zijn eraan begonnen, we gaan het ook afmaken."

Pietje: De aankoop van de Keijser werd min of meer afgedwongen. Er had in de voorafgaande maanden een enorme verharding plaats gevonden tussen de kraakbeweging en de politiek. Niet alleen het optreden van de politie, maar ook dat wij er steeds beter op antwoordden. De strijd tegen de politie op straat werd harder, professioneler. Mensen wisten er beter mee om te gaan. De politiek zag zich min of meer gedwongen om wat te doen. Ik denk dat dat wel gemeentepolitiek is geweest. Alleen Wiegel was nog steeds tegen, die wilde het het liefst de kop indrukken. In die periode werden er contacten gezocht. Ik had contacten in de gemeenteraad vanwege mijn betrokkenheid bij diverse overleggroepjes. Een aantal mensen, zeg maar de denktank van de kraakbeweging - wij hadden geen leiders maar tussen aanhalingstekens natuurlijk, want iedere afdeling, ieder groepje had zijn eigen leiders -, hebben toen in Literair Café De Engelbewaarder in samenwerking met de PvdA-raadsleden Louis Genet en Tom Keune, de beroemde brief van Polak aan de kraakbeweging opgesteld zo van 'hoe kunnen we nader tot elkaar komen'. Ik weet zeker dat Theo erbij was en ik dacht Henk van der Kleij ook.
Theo was het er helemaal niet mee eens, die zag dat helemaal niet zitten om daar met gemeenteraadsleden van de Partij van de Arbeid over te praten, want daar sprak je niet mee. Maar hij realiseerde zich ook wel dat het nodig was. Er moest een opening komen, anders werd het oorlog, en dan waren we de Keijser kwijt. Het was heel belangrijk dat we de Keijser zouden behouden, want alleen een knokpartij en de Keijser kwijt, daar deed ik het niet voor.

Harri: We hoorden dat er onderhandelingen gaande waren met de gemeente over de ontruiming en de aankoop van de Keijser. We waren gewoon verbijsterd. Op de eerste plaats ging het er eigenlijk allemaal om van dat je het idee had als dat zaakje ontruimd zou worden en als het dan aan de gemeente overgedaan werd, dat je gewoon die plek kwijt was, je voelde gewoon, je had het gevoel: er wordt je iets ontnomen, wat een belangrijk deel uitmaakt van je leven, van de mensen die je kent, en de plaats waar je mekaar ook tegenkomt. Dat gevoel was er heel sterk. Dus dat leverde ook een ontzettende kwaadheid op.

Pietje: "Polak schreef een brief aan de kraakbeweging: Als wij bereid waren radio de Vrije Keyser uit de lucht te halen en als wij bereid waren van geweld af te zien dan zou hij eventueel kijken of er een mogelijkheid was om bla, bla, bla. Die brief is samengesteld en die brief is naar de Groote Keijser gestuurd."

Gusta: "Er ontstond een machtsspel rond de aankoop van de Keijser dat eindigde met een hele grote stedelijke vergadering, waarin een aantal mensen pleitten voor de aankoop. Achteraf bleek dat er mensen met de gemeente waren gaan praten en dat was natuurlijk ronduit een belediging voor veel mensen, dat er achter onze rug om mensen kwamen opdoemen die onderonsjes met de gemeente gingen houden en afspraakjes gingen maken. Maar we waren een open beweging en wij zouden dat met z'n allen wel bepalen. Dus daar kwam een enorm gedoe over. Dat een groepje harde meneren achter onze rug dingen regelde en de macht naar zich toe trok, dat stond mij erg tegen, dat voelde vies. Er gebeurde van alles dat een heleboel mensen niet wisten en het onderlinge wantrouwen nam toe en dat ging verkeerd."

Pietje: "Toen kwam de grote vergadering en wij wisten dat dat fout zou lopen. Die brief was zodanig opgesteld dat je er twee kanten mee uit kon. Toen is er een politiek bedreven door de mensen van de kraakbeweging zelf. Want ondertussen had je al heel veel geleerd. Theo zou met een deel van de harde kern van de Staatsliedenbuurt die brief afschilderen als een regelrechte oorlogsverklaring aan de kraakbeweging, aan de Keijser, dus de beuk moest erin, en ik zou het verwoorden met mensen van wat meer de overlegkant, meer de politieke kant, met het risico dat je ik wil niet zeggen eruit gesodemieterd zou worden, maar als verrader gezien werd. We gingen een spelletje politiek spelen. Ik zou de brief verdedigen door te vertellen van 'die kun je ook zo uitleggen, het is een handreiking', en Theo zou die brief als een oorlogsverklaring afschilderen. Naarmate Theo en ik, die door de jaren heen perfect op elkaar ingespeeld waren, verder zouden gaan, zou Theo zijn betoog afzwakken en zou ik mijn betoog aansterken. En aan het einde van die vergadering hadden we zoiets van 't'is gelukt'. We kregen het fiat van de vergadering om dat overleg op de Keizersgracht te gaan voeren. En toen ging het balletje rollen. Ik wist voordat we de Keizersgracht ingingen al dat de Keijser gekocht was, maar dat kon je niet zeggen, soms moet je met de dingen even wachten, soms niet, daar rol je gewoon in, t'is niet een bewuste keuze, ik heb nooit politicologie gestudeerd maar je maakt er zoveel van mee dat je weet hoe gevoelig de dingen soms liggen. Soms moet je af en toe je mond houden."

Theo: "Toen bleek toch met peilingen dat een grote meerderheid vond dat het dan keurig afgerond moest worden, dat het gewoon aan het woningbestand moest worden toegevoegd. Waar natuurlijk ook wat voor te vinden is, daar niet van, en dat moest dan ook goed gebeuren. Dus daar heb ik persoonlijk ook aan meegeholpen om dat in goede banen te leiden. Ik probeerde daar allerlei sociale doelgroepen in te betrekken, dat was wat een grotere groep, die meegewerkt had, wilde. Dus dan laat ik mijn eigen ideeën een beetje varen, maar dat is geven en nemen, dat hoort er gewoon bij."

Joost: "Toen bleek dat de Keijser aangekocht was en dat er onderhandelingen plaats vonden tussen krakers en gemeente gaf dat een vreemd gevoel. Ik kan me herinneren dat ik op de voorpagina van het Parool Theo en een paar anderen op één foto zag staan met Jan Schaefer en nog wat andere gemeentekopstukken. Dat was iets wat niet te plaatsen viel op dat moment."

Harri: De gemeente had één voorwaarde gesteld en dat was dat de radio er uit moest. Dat betekende dat je nóg een stap deed, je gaf niet alleen je vrijplaats weg, maar ook je activiteiten werden min of meer verbannen. Bovendien kwamen de mensen die daar gewoond hadden helemaal niet in aanmerking om daar te gaan wonen, die voldeden niet aan de distributieregels. Maar dat waren sowieso veel te lastige klanten om daar überhaupt te kunnen wonen.

Jojo: "Radiozender De Vrije Keijser was een alternatief medium en tegelijkertijd illegaal, dus het paste prima in de cultuur van de beweging. Het was een nieuwe verworvenheid. Ik vond het heel slecht dat in het kader van de onderhandelingen over de Groote Keijser de zender zonder veel discussie door de onderhandelaars werd opgegeven. De deal was dat de gemeente het pand aan zou kopen en dat de krakers ervoor zouden zorgen dat de zender verdween. Je had op zijn minst moeten bedenken wat er met die zender zou gebeuren, maar daar was helemaal niet over nagedacht. Op die manier werd ontkend dat er nog andere dingen belangrijk waren in de kraakbeweging. Neem bijvoorbeeld het infocentrum dat toen werd ingericht in de kelder. Dat zag er allemaal piekfijn uit, dat had net zo goed een gesubsidieerd opbouwwerkproject kunnen zijn. Alles moest piekfijn geschilderd worden, terwijl het boven in het pand een puinhoop van jewelste was. En daar werd ook de zender bemand. De ene keer door mensen die met hele serieuze verhalen over Nicaragua terugkwamen, maar voor hetzelfde geld zaten er drie gozers totaal stoned en met een fles bier maffe verhalen te vertellen en drugs te gebruiken. Zij gebruikten die zender gewoon om ergens tegen aan te lullen en dat was dat. Maar dat was ook onderdeel van de kraakbeweging, dat was gewoon een beetje zwerven in de ether: 'hier zijn we en we doen gewoon onze eigen dingen en that's it'. En dat kon dus allemaal niet meer, met die zender zou die hele manier van leven die zich in de Groote Keijser ontwikkeld had ook verdwijnen. Dat paste niet in het plaatje, dus daar werd ook geen waarde aan gehecht. Het werd niet serieus genomen, toen het er op een gegeven moment om ging een politiek resultaat binnen te halen."

Leen: "Het hele proces waarin we zaten, bracht sowieso met zich mee, dat je niet je kop in de wind kon gooien. Je kon bijvoorbeeld niet zeggen: nee, we onderhandelen niet met de gemeente, nee, we willen daar niets mee te maken hebben. Dat zou in feite gewoon ontruiming hebben betekend. Ik vond het belangrijk dat een groot pand aangekocht werd. Bij die aankoop hebben we ook een aantal voorwaarden gesteld, de mensen die erin zouden komen te wonen, die zouden binnen de regels van de Dienst Herhuisvesting moeten passen maar we mochten ze zelf uitzoeken, dus we konden zelf bepalen wie er kwamen te wonen."

Rob: "Het is een proces geweest. Je bent voor je gevoel met een rechtvaardige zaak bezig, dat is de woningnood. Op jouw manier los je die op en daar voer je actie voor. Daarnaast komt er een politiek proces op gang, waar je eigenlijk geen deel aan hebt. Dat politieke proces neemt jouw actie over, er gebeuren allerlei dingen die je niet wilt. De Groote Keijser kwam in het systeem terecht en wij waren juist tegen het systeem, wij wilden de Keijser juist buiten dat systeem houden. We hadden er geen grip meer op en op een gegeven moment wilden wij voor ons gevoel een daad stellen: 'laten we het even simpel houden, het gaat erom dat iedereen een woning heeft en niet om het politieke gevecht'. En om aan te geven dat wij ook nog bestonden, hebben we als een signaal, want we wilden daar niet opnieuw gaan wonen, de Keijser herkraakt. Het gaat toch om het kraken."

Marga: "Het was ons plan dat die Keijser gevorderd zou worden. Maar inmiddels was het pand, waarschijnlijk onder de enorme druk van het dreigende geweld van beide kanten, voor een hoog bedrag aangekocht. Het viel nog mee, maar het bedrag was toch hoger dan een aantal van ons gewild hadden. Het was allemaal in kannen en kruiken. Toen is het idee van die herkraak geboren. De herkraak zou plaatsvinden precies twee jaar na de kraak. Op dat moment woonde er eigenlijk niemand meer, de Keijser stond min of meer leeg. Nou wat kun je beter doen met een leeg pand als het kraken. Maar verder zat daar niet veel achter. Het was bedoeld als een klein feestje. Mensen dachten dat daar veel meer achter zat."

Harri: "Die vrijdag zou het twee jaar geleden zijn dat de Keijser gekraakt was, dus wat was het idee: 'we kraken de Keijser opnieuw en we maken er 's avonds een feest van om dat te vieren. Dat ging in twee dagen helemaal spontaan, mensen deden daar meteen aan mee, dat was geen enkel punt. Er zat één jongen in de Keijser en toen die naar buiten kwam zijn een aantal mensen naar hem toegegaan en hebben gezegd dat hij de sleutel af moest geven. Dat heeft hij gedaan, en toen zijn we naar binnen gegaan en hebben in het souterrain een feest gevierd. Het idee was om ook de radio te gebruiken en zo aan een heleboel mensen kenbaar te maken: "Kom naar de Keijser, er is vanavond feest, de Keijser is twee jaar gekraakt". Maar de antenne was al van het dak gehaald dus dat ging niet meer. Niettemin kwamen er toch een heleboel mensen naar het feest toe.

Rob: "We liepen door de Reestraat en er kwam iemand van de Keizersgracht af. Hij werd herkend van de Keijser en had een sleutel. We hebben hem staande gehouden, ik stond er vlakbij. We waren met een grote groep, er zaten wat punks bij. Jan zei tegen hem dat hij die sleutel moest afgeven, dat weigerde hij eerst, maar door de druk van het aantal mensen heeft hij toen alsnog de sleutel afgegeven aan Jan. Toen zijn we doorgelopen de hoek om, rechts af de Keizersgracht op en hebben met die sleutel de deur opengemaakt. In de gang stond één iemand en die zei van: 'oprotten, eruit hier', waarop wat andere mensen uit de groep agressief tegen die jongeman opgetreden zijn. Dat is voor mij het moment geweest dat ik ben weggegaan. Het was niet meer mijn sfeer, het liep uit de hand en ik ben afgetaaid."

Harri: "Er was toch een beetje een geladen sfeer. Je wist dat daar iets gebeurde waarmee een gedeelte het niet eens zou zijn. Maar aan de andere kant kwamen mensen weer terug op de plek waar ze zoveel dingen beleefd hadden. Mensen zagen elkaar weer, het was ook wel een emotioneel gebeuren. Ik denk dat de kwaadheid dat ze die plek op moesten geven er uiteindelijk toe geleid heeft dat er op het eind van het feest een aantal mensen zijn doorgeflipt. Die hebben toen huis gehouden, die hebben ruiten ingetrapt en foto's verscheurd en er is inderdaad een puinhoop van gemaakt."

Joost: "De herkraak ontaardde echter in een feestje en dat feestje is in chaos geëindigd waarbij nogal wat vernielingen zijn aangericht. De volgende dag bleek het een vrij grote puinhoop te zijn waar niemand onmiddellijk de verantwoording voor wilde dragen. Ik vond het erg dat dat gebeurd was, met name in het souterrain waren veel dingen opgeknapt en de tentoonstelling die daar was ingericht, daar hadden mensen zich hard voor ingezet, dat vond ik heel triest. Maar de herkraak en het feestje op zich was voor mijn gevoel een mooie afsluiting."

Theo: Toen het steeds duidelijker werd dat de Keijser niet ontruimd zou worden, waren er heel wat mensen teleurgesteld. Die vonden dat die ontruiming hoe dan ook door moest gaan. Ik noem dat een misvatting. Op een gegeven moment had je een groep die zo teleurgesteld was over het verloop en de onderhandelingen, dat ze dachten in de vorm van een soort van herkraak hun teleurstelling aan de kaak te kunnen stellen. Ze vonden dat de Keijser een andere koers moest varen in de politieke opstelling. Alleen dat werd helemaal op een verkeerde manier gedaan. Heel veel mensen werkten hard om een informatiecentrum in de Keijser op te zetten. En juist dat informatiecentrum werd in één nacht door een destructief feestje totaal vernield. We hadden informatiestands opgezet, een filmzaaltje, er waren voorraden voor een café annex koffiehuis. Al die voorraden waren op, heel het mooie en functionele interieur was vernield. Het was weer helemaal opnieuw beginnen, en dat kwam hard aan. Mensen waren woedend, machteloos, er waren mensen aan het huilen.

Harri: "Het was absoluut geen vooropgezet plan om daar de boel te vernielen. Het idee was om daar een feest te geven. Het is niet van te voren bedacht en ik heb niet het idee dat mensen zich nu snel aansloten bij een plan er een puinhoop van te maken. Het is niet iets waar iedereen nou zo vreselijk trots op is. Het is gebeurd, het is een uiting geweest van kwaadheid, over wat er met die Keijser gaande was. Dat wel. De punkies van Huize Chaos waren er ook bij betrokken en die hadden ook zoiets van wat gebeurt er ineens, de Keijser wordt verkocht aan de gemeente, we raken een plek kwijt en we weten er niks van, dat zien we niet zitten."

Marga: Dat was op zich een goed plan van die herkraak. Het spijt me erg dat het toen zo'n smakeloze vertoning is geworden, van beide kanten. Het plan was om na afloop van het feest gewoon weer weg te gaan, er konden misschien wat lege flessen achterblijven, maar meer ook niet. Maar het feestje is uit de hand gelopen. Van het hele infocentrum in het souterrain is een ontzettende rotzooi gemaakt. Het hele pand is besmeurd met anti-Theo leuzen. Er zijn ook dingen vernield, het zag er gewoon niet uit. Ik was daar ontzettend boos om, niet alleen dat wij dat zomaar gedaan hadden, maar ook omdat Theo gewoon gepakt werd. Ik heb zelf ook meegedaan aan die herkraak, maar toen ik de volgende dag ging kijken hoe het er voor stond, toen was dat wel anders dan ik mij had voorgesteld. Ik was niet bij die vernielingen geweest. Daarom begreep ik het ook niet zo goed in het begin. Pas later werd het me duidelijk. Voor de mensen die het infocentrum hadden ingericht was het behoorlijk vervelend, die voelden zich daardoor erg gekwetst."

Theo: Eerst dachten we aan een aanval van buiten. Dan vraag je je af, hoe zijn ze in godsnaam binnengekomen? Daar moet een enorme lek zitten. Maar daar had je dan nog een stuk vrede mee, dat is dan een correctie van de zaak maar toen je hoorde dat ook je hele goede kameraden van jezelf daartussen zaten, mensen met wie je goed levelde. Wij dachten dat zijn je medestanders in je denken, medewerkers van bijna 24 uur per dag, dat was de teleurstelling op en top. En vandaar dat je dan ook zo'n uitspatting krijgt.

Harri: "De volgende dag. Hoe vertel je daarover zonder dat je daar niet helemaal slecht van wordt. Wij waren 's nachts naar huis gegaan, de volgende ochtend, ik lag nog in bed, hoorde ik op straat lawaai. Er stond een meute van een man of vijfentwintig, dertig voor de deur te joelen en te schreeuwen. Er waren mensen het huis binnengedrongen en de radio moest terug, verder natuurlijk meteen gescheld en we kregen de opdracht dat we ons 's middags om half drie in de Keijser moesten komen verantwoorden. Nou oké, ik vond ook wel dat je dat moet doen als er zoiets gebeurt."

Joost: "De volgende dag lag ik met een kater in bed of was net opgestaan toen in het pandje waar ik woonde - de voordeur was over het algemeen niet op slot - een soort knokploeg binnenstapte met Theo aan het hoofd. Die begon in het wilde weg dingen stuk te slaan, waaronder mijn gitaar - wat ik hem trouwens nog steeds kwalijk neem - en we werden in een soort arrest meegenomen naar de Groote Keijser.

Theo: "Je kunt mekaar beter elkaar een goede tik geven dan mekaar negeren en net doen alsof er niks gebeurd is. De dag daarop werden alle mensen die daar aan deelgenomen hadden, aan dat zogenaamde herkraakfeestje, ter verantwoording geroepen, en je kreeg echt een flinke emotionele discussie Die mensen werden zelf ook aangepakt in hun eigen huizen, een deel daarvan althans, vooral de meest verantwoordelijken. De mensen die niet op kwamen dagen, werden thuis opgezocht. Dat ging er behoorlijk aan toe, ongeveer zoals bij het verbouwingsfeest in het infocentrum. Maar op zich was dat niet het belangrijkste. Het belangrijkste dat duidelijk gemaakt werd dat die methodes niet zo effectief waren, dat je discussies op een andere manier moest voeren.

Joost: Toen ik uiteindelijk in het souterrain van de Keijser stond en we daar aankwamen, toen was ik eerst ook wel heel erg verbaasd over hoe grote puinhoop het was, en, maar de dreiging die er uitging van de menigte die er toen was, of die daar stond naar ons groepje wat daar op dat moment binnen kwam, dat vond ik waanzinnig heftig, dat was een ervaring die ik nog nooit had meegemaakt, en sindsdien nooit heb meegemaakt. Dat ging richting een soort van lynchpartij. Het feit dat er mensen waren die wel op het feestje waren geweest maar nu de andere kant kozen was ook heel schokkend.
We moesten ons verantwoorden voor wat er gebeurd was. Het was een zeer onaangename situatie om in één keer lijnrecht tegenover mensen te staan waarmee je samen actie gevoerd hebt en die op dat moment niet het begrip konden opbrengen om naar redelijke argumenten te luisteren. Ze wilden niet horen waar het eigenlijk om ging en legden de nadruk alleen maar op de vernielingen om ons aan te vallen. De herkraak was een heel duidelijk signaal maar door die vernielingen was het moeilijk te beoordelen wat er gebeurd was. Het is me tegengevallen van veel mensen dat ze dat niet los van elkaar hebben willen zien. Dat ze niet de moeite hebben willen nemen er begrip voor op te brengen.

Leen: "Er was een groep mensen uit de stad, ik meen uit Oost, en die hebben op een avond een aantal zaken kort en klein geslagen. Op zichzelf was dat natuurlijk een walgelijke actie. Blijkbaar is dat gedaan door mensen die het helemaal niet eens waren met de gang van zaken rond de aankoop, maar ook niet wisten hoe het allemaal in elkaar stak en absoluut niet wisten wat zich binnen het infocentrum afspeelde.
Ik heb eerlijk gezegd nooit helemaal goed begrepen waarom het gebeurd is. Ik heb die mensen er ook nooit over gesproken. Ik vermoed dat ze tegen de aankoop waren of dat ze ons niet zagen zitten of misschien was het ook wel iets van kinnesinne tussen Oost en de Staatsliedenbuurt, dat heb ik ook wel eens gehoord, maar ik heb er nooit helemaal het fijne van begrepen."

Harri: We gingen 's middags naar de Keijser toe, we waren geloof ik met zijn zessen en we kwamen Marga op de brug tegen en die zat onder het bloed. Die was in elkaar geslagen. Ze vertelde huilend dat ze met een groep naar de Rozengracht gegaan waren, dat ze daar de deur hadden ingetrapt en dat die mensen gewoon waren opgebracht. Toch naar de Keijser, want we wilden vertellen waarom we dat gedaan hadden. We kwamen daar binnen en daar stond een ontzettende dreigende, schreeuwende, scheldende groep mensen van ik geloof een stuk of veertig, vijftig. Toen we binnen waren, toen werden de deuren allemaal hermetisch afgesloten, er werd alleen gescholden, er werd nog niet gepraat. We kwamen er niet meer uit, dat was het eerste waar je eng van werd. Toen vertelde ik waarom we dat gedaan hadden, dat werd natuurlijk al snel een bekvechterij, er werd gezegd dat wij te ver vooruit waren en dat de massa nog niet zover was als wij wilden en dat soort flauwekul, maar dezelfde persoon schold ons tegelijk uit voor nazi's omdat de foto's kapot waren, dat hadden de nazi's ook gedaan en wij waren fascisten."

Marga: "Ik kwam in het souterrain langs, ik kwam daar gewoon kijken. Toen kwam er een jongen naar me toe, waar ik een paar dagen geleden nog vriendschappelijk mee was omgegaan en die begon tegen mij te schreeuwen en te duwen en aan mij te trekken. Ik dacht wat we krijgen we nou. Ik werd dat pand ingesleurd, in het souterrain, en een aantal mensen stonden daar vreselijk te schreeuwen en te blèren en andere mensen, de vrienden van mijn clubje, die stonden daar een beetje op een kluitje bij elkaar, in elkaar gedoken en met bebloede koppen. Iedereen reageerde ook vreselijk emotioneel. Andere lui stonden er tegenin te schreeuwen."

Harri: "Theo pakte mij op een gegeven moment vast en trok me aan mijn haren de tafel over. Er waren een heleboel mensen bij die ik niet kende, er waren ook een aantal mensen die ik natuurlijk wel kende, schokkend genoeg hoe dat ging. Hij duwde mij op de grond en meteen sprongen een man of zes daar bovenop en begonnen te trappen. Iemand anders die een beetje de bemiddelaar probeerde te spelen, die haalde ze uit elkaar, er waren twee jongens bij, bij ons, die oorspronkelijk uit Zuid-Amerika kwamen, zoons van politieke vluchtelingen en tegen die werden dingen gezegd als 'Rot maar op naar je eigen land' en 'dat doe je maar in je eigen land maar dat doe je niet hier'. Het was allemaal heel erg heavy. Er werd gezegd: 'We zullen je je hele leven blijven achtervolgen en altijd blijven controleren wat je doet, je komt er niet meer tussenuit, enzovoort, enzovoort'. Dus praten was er niet echt bij en je wordt er natuurlijk bang van. Het was een soort lynchpartij die daar plaatsvond. Het was geen kwestie meer dat je je daar kon verantwoorden, ze probeerden je gewoon af te maken."

Theo: Die mensen zelf werden aangepakt, maar dat ze echt in elkaar geslagen werden, nee dat is absoluut niet zo, je krijgt een emotionele discussie, dat gebeurt wel eens meer, dat je een kleine stoeipartij krijgt, maar meer niet. Het is niet zo dat die mensen dusdanig mishandeld waren dat ze daar duidelijk gevolgen aan overhielden. Iedereen deelt tikken uit in dat soort situaties, dat was niet het belangrijkste, echt niet. Het was gewoon een waarschuwing van je bent te ver gegaan. Dit is niet de manier waarop je kan discussiëren of de dingen kenbaar moet maken. Onderling hoor je dat anders op te lossen. Bovendien waren de motieven niet zuiver, dat was nog het meest prikkelende. Kijk, als de ene keihard werkt en de ander komt alleen op het uiterlijke af, dat steekt, maar oké, dat pik je in zo'n situatie, maar als het dan ook nog een hele destructieve kant opgaat, nee, dat is echt teveel.
De teleurstellingen waren eigenlijk best begrijpelijk. Ik bedoel, ik was ook teleurgesteld dat het op zo'n manier tot die onderhandelingen kwam en dat het grote doel dat erachter zat niet gehaald werd. We hadden eigenlijk hetzelfde niveau van teleurstelling, alleen je lost dat niet op door tegen elkaar in te gaan. En dan die tikjes die er vielen, dat was echt kinderspel vergeleken met wat er werkelijk aan de hand was. En dat heeft ook niemand echt gevoeld.

Joost: "En Marga, die er helemaal niet bij was geweest en er niets mee te maken had, werd door Theo vol in het gezicht geslagen. Dat was ongelooflijk. Ik heb er nog steeds spijt van dat ik hem toen niet gewoon gelijk neergebeukt heb. Het was echt triest, echt verwarrend ook. Het goede gevoel dat je er aan overhield je energie in de Keijser te hebben gestoken viel toen voor een groot deel weg."

Marga: O, ik was geschokt, verbijsterd, ik begreep het ook helemaal niet, het was net een film, al die mensen... Wij werden uitgemaakt voor verraders. Het was heel emotioneel, heel emotioneel...Ik wist niet hoe ik het had eigenlijk. Ja, het was vreselijk, vreselijk. Er stonden ook mensen met tranen in de ogen. Theo stond ons de meest vreselijke beschuldigingen naar het hoofd te werken, op het hoofd te werken. Bijzonder smakeloos allemaal, het waren toch je vrienden, daar was niets meer van over."

Rob: "Ik woonde indertijd op de Rozengracht en beneden was er vroeger een winkel geweest met zo'n winkeldeur die over het algemeen altijd open stond. Ik kom de volgende dag thuis en doe de winkeldeur open en de hele ruimte waar Joost woonde was kort en klein geslagen, z'n gitaar was kapot, alles was totaal kapot. Toen hoorde ik dat een groepje uit de Staatsliedenbuurt alle panden langs was geweest waar mensen woonden die bij die herkraak van de Keijser geweest waren, om de boel daar kort en klein te slaan. 's Avonds zou er op de Keijser een vergadering zijn over wat er aan de hand was geweest. Ik ben daar toen in m'n eentje naar toe gegaan en ik weet nog dat er in de gang van het souterrain iemand naar me toe komt die zegt: 'Rob, je moet weg wezen want het gaat helemaal verkeerd hier'. Dat klonk zo serieus dat ik ben omgedraaid en weggegaan.
Het was heel emotioneel, want ik hoorde op een gegeven moment ook dat Marga geslagen was en dat was echt de limit, dat was zo erg. Ik weet alleen nog maar dat emotionele gevoel dat ik toen had, dat komt nu ook weer naar boven, dat weet ik nog. Wat er daarna precies gebeurd is, ik denk dat ik het verdrongen heb, ik weet het niet goed meer. Ik weet wel dat ik daarna vrij snel buiten die hele kraakscene ben gestapt, nog wel als kraker, maar niet meer in dat politieke gevecht, daar ben ik helemaal van weg gegaan."

Theo: "Het was een enorme teleurstelling, en dat heb ik ook geuit, en meer eigenlijk in het persoonlijke vlak dan over wat er aangericht was, want die schade, ja dat was maar een façade, het zag er niet zo leuk uit, maar schade, de materiële schade is zo te herstellen, maar de geestelijke schade, de kameraadschappelijke schade, die was nauwelijks nog te herstellen. Deze mensen verdwenen ook van het toneel.
Het was een grote tik die je uitdeelde, maar er was geen sprake van een splitsing. Je had wel duidelijk een enorm meningsverschil. Het stak dat het niet opgelost kon worden."

Harri: We moesten alles opruimen, dat was heel vernederend. We kregen een bezem en ze stonden met z'n allen toe te kijken hoe wij het glas opruimden. Daarna zijn we weer gegaan. Het heeft allemaal niet zo lang geduurd maar de impact was ontzettend heavy, je was gebrandmerkt. We waren fasco's. Er waren ideeën om posters te maken met de namen van de mensen die eraan meegedaan hadden en die in het hele land te verspreiden, zodat ze nergens ook nog maar iets zouden kunnen doen. Je kwam niet meer binnen bij kraakcafé's, sociaal werd je geïsoleerd, we moesten eruit. Voor de mensen die eraan meegedaan hebben, is dat zo'n shock geweest, voor hen was het vanaf dat moment echt finito. Met die mensen willen we gewoon niks meer te maken hebben. De mensen die er toen mee opgehouden zijn waren niet zozeer de mensen die het centrum uitmaakten van die beweging, maar wel voor een groot gedeelte het hart. Dat was precies het verschil."

Marga: "Na die herkraak had ik zoiets van bekijken jullie het allemaal maar, en ik had de indruk dat mensen dat van mij ook wel dachten, van bekijk jij het ook maar. Ik vond het wel best. Vrij snel daarna kreeg ik toen een legaal huis, daar heb ik dan een tijdje gewoond, maar niet zo gek lang. Het was toch een hele overgang om in zo'n burgermans huisje te wonen. Dat beviel me ook niet goed. Toen ben ik later in de Derde Oosterparkstraat gaan wonen. Zo kwam ik weer een beetje in het kraakgebeuren, maar op een andere manier, niet meer in dat heftige gedoe, maar een beetje het vrolijke leven.
Ik heb er geen spijt van dat ik in de Keijser ben gaan wonen. Ja, gunst, achteraf denk je van het had ook anders kunnen lopen. Maar je moet niet vergeten toen die strijd tegen de ontruiming van de Keijser begon, was het nog maar helemaal de vraag of die ontruiming wel zou slagen. Wij zaten daar niet voor niks. Dat pand zat helemaal dicht, er kon niemand in. Als alles was gelopen volgens het boekje, zoals wij dat gepland hadden, nou, dan was dat niet ontruimd, dan had de politie waarschijnlijk na enkele uren de aftocht geblazen, dat weet ik zeker. Als alles volgens het boekje zou zijn gegaan, was de Keijser niet ontruimd. Maar er waren wel degelijk manieren om het pand binnen vijf minuten leeg te hebben, op die idee is alleen nooit iemand gekomen. Soms was er gewoon niemand, en dan vertelde iemand dat de deur helemaal niet op slot zat, dat de politie gewoon binnen had kunnen lopen, met één of twee man. Dat mag ik eigenlijk niet zeggen, dat is een beetje uit de school klappen. Op zich is het toch wel leuk, dat de gemeente Amsterdam zich nu ook eens een keer voor het hoofd mag slaan, dat ze zo stom geweest zijn, maar dit terzijde..."

Jojo: "Na de herkraak van de Keijser was er een discussie binnen de redactie van de Kraakkrant. Het was ingewikkeld, want het vernietigen van elkaars projecten dat was taboe, maar ik vond wel dat het verhaal dat ze daarbij hadden aan bod moest komen. De week daarop stonden in de Kraakkrant een aantal stukken en verhalen over wat er allemaal gebeurd was, maar het pamflet van zeg maar 'de wilde garde' die daar de hand in had gehad, kon niet in de Kraakkrant, vond de redactie. Toen heb ik besloten om zelf die verklaring uit te tikken en te stencilen en als bijlage bij de Kraakkrant te voegen. Ik vond dat het erbij hoorde, dat je het niet mocht ontkennen."

Harri: "Na die gebeurtenissen hebben we een pamflet geschreven en ik zal een paar zinnetjes voorlezen die tot uitdrukking brengen hoe de verschillen in de manier van denken in die beweging toen lagen:

"Dat gemanipuleer, gereken hoe je de verschillende groepen kunt organiseren om je eigen doel te bereiken, dat kennen we, nietwaar? En de manier van leven van onze grote organisator net zo burgerlijk en op een zekere toekomst gericht als al die andere politici en managers. Dat je geen plezier in zo'n soort leven hebt, dat zeggen ze zelf, of zoals Theo - sterk argument voor de meute - zegt: Ik doe al driekwart jaar niet waar ik zin in heb. Arme Theo, sterke held, fantastische kerel, droom van mijn revolutie, aahhh!!! effe piesen. Doe wat je wil, niet alleen op 30 april".

Joost: "Wij hadden wel het gevoel dat we revolutie aan het maken waren, maar leefden heel sterk bij de dag, dus dat was geen gerichte doelstelling. Ik leefde wel vanuit de gedachte dat ik me wilde verzetten, ik had zeker sterke overtuigingen over wat wel en wat niet goed was, maar het menselijke aspect, hoe mensen met elkaar moeten omgaan, dat was mijn voornaamste drijfveer. Met politiek bezig te zijn speelde wel sterk mee. Maar als er een knokploegalarm was ging je er niet alleen op af omdat dat handlangers van grootkapitaal en huiseigenaren waren, bezig met het terugveroveren van hun bezit, maar omdat daar vrienden woonden die bedreigd werden. Dat was voor mij altijd een sterkere drijfveer dan de puur politieke visie. De Keijser was belangrijk maar op buurtniveau was het pandje om de hoek waar drie mensen woonden even belangrijk als welk symbool dan ook, misschien zelfs wel belangrijker. Het kraken van de Prins Hendrikkade, een gigantisch appartementencomplex, was op zich een goede politieke actie. Er waren een aantal mensen die het belangrijk vonden dat er een dergelijk grootschalige kraakactie kwam van luxe appartementen. Daar was op zich niets op tegen, het was ook een heel spectaculaire kraak maar toen de kraak klaar was werden de bewoners als vee de binnenplaats opgedreven en moesten ze maar een appartementje uitzoeken, want dat hoorde nou eenmaal bij het kraken van huizen. Dat klopte natuurlijk absoluut niet, die mensen hebben daar ook niet lang gewoond, die werden daar gewoon ingezet. Het uitgangspunt was niet dat er daklozen waren die iets zochten, het moest gekraakt worden en daarna werden de bewoners er bij gehaald. Terwijl de manier waarop ik en veel mensen uit de Grachtengordel en andere buurten werkten was, dat je iets ging kraken als mensen woonruimte nodig hadden, en niet omgekeerd."

Theo: "Uiteindelijk kwamen er niet de doelgroepen in de Keijser wonen waar ik voor gestreden had en die ik daar graag wilde zien. Dat was de grote teleurstelling voor mij persoonlijk. Er kwamen juist de mensen in die niet gevochten hadden, die zelfs van gegoede families kwamen, die het niet het hardst nodig hadden. Parketvloerfiguren die van buiten kwamen en zich best wat meer konden permitteren. Nee, ik had er liever gezinnen gezien of mensen uit tehuizen, meer de sociale groepen waar we ook met diverse instellingen afspraken mee hadden gemaakt. Het was leuk geweest als in die dure Grachtengordel gewoon ook eens lage inkomensgroepen zouden komen wonen. Dat is bijna een revolutionaire gedachte in deze kapitalistische maatschappij, dat er gewoon eens meer mensen geïntegreerd werden in andere buurten, geen gettovorming. Maar het pand is natuurlijk wel behouden gebleven, ook voor de lagere inkomens. Bovendien is door de Keijser toch erkenning gekomen voor een hele hoop groepen die daarvóór niet aan een woning kwamen."

Kees: "Na de Groote Keijser heeft de kraakbeweging de politieke slagkracht ook nooit meer teruggekregen. Dat wil niet zeggen dat die beweging niet meer belangrijk is geweest. Maar de periode van het grote compromis begint. Je gaat wel door in je eigen wereld met je eigen leven maar je bent in grote mate afhankelijk van de marge die je gegund wordt door anderen. Iedereen moet zijn eigen weg vinden, een compromisvolle weg met zoveel mogelijk het behoud van de eigen levensstijl. En dat heeft prachtige resultaten opgeleverd, prachtige mooie grote panden die er goed uitzagen, waar gewerkt wordt en op een andere manier met elkaar geleefd werd. De kraakbeweging verschafte je voor een groot deel je bestaansrecht, je woonde dankzij die kraakbeweging in een huis. De alarmlijsten functioneerden nog tot in lengte van jaren om mensen te verdedigen die uit hun huis dreigden te worden gezet door de deurwaarder. Elke keer kwamen steeds maar weer mensen van heinde en ver opdraven om ontruimingen te voorkomen. De kraakbeweging heeft ook een gigantische sociale en ook culturele impact gehad. We hebben de prachtigste dingen gezien: theaters, restaurants, bioscopen. Over de hele stad hebben jarenlang zelfstandige bedrijfjes en samenwerkingsvormen gebloeid. Dat is een van de grote verdiensten geweest van al die mensen. Ondanks het feit dat ze niet meer achter één politiek vaandel konden lopen, simpelweg omdat dat vaandel continu werd weggehaald en werd bestreden. Maar dat wil niet zeggen dat ze niet zichzelf zijn gebleven en tegen de stroom in een hun eigen leven hebben voortgezet, dat is fantastisch geweest."