Een voet tussen de deur - Geschiedenis van de kraakbeweging 1964 - 1999

Inhoud | Hoofdstuk 1 | volgende hoofdstuk

[1] Denken in ruimte

De geschiedenis van het 'kraken' in Nederland kent een onstuimig begin. Drie welgemikte bakstenen kondigen in de eerste weken van januari 1969 de komst van het nieuwe fenomeen aan. Achtereenvolgens worden in Amsterdam bij het Bureau Woonruimte van de gemeente, bij makelaar Rappange en bij de Amsterdamse Maatschappij tot het Beheer van Onroerend Goed de ruiten ingegooid. De betreffende baksteen is steeds ingepakt in een gelijkluidend pamflet: 'Hierbij leggen we de eerste steen voor een monument dat we zullen oprichten als teken van het eind van uw grootheid... Het is de steen des aanstoots en het monument zal de gramschap zijn van de door u geteisterde bevolking.' De acties worden ondernomen door degenen die korte tijd later deelnemen aan enkele georganiseerde huisbezettingen waarbij voor het eerst sprake is van kraken. Het kraken van leegstaande huizen kent echter een lange voorgeschiedenis.

Buro Sneek 1969 (72K)

Laten we beginnen met een open deur: er zou nooit gekraakt zijn als er geen woningnood was geweest. Waar de term kraken na meer dan dertig jaar opgenomen is in het basisvocabulaire van iedere Nederlander 1, levert het begrip woningnood tegenwoordig meer problemen op. Hoewel woningnood in eerste instantie duidt op een feitelijk tekort aan woningen, is het vooral een subjectief begrip. De woningnood verdwijnt als sneeuw voor de zon als iedereen zich zou laten wegstoppen op een paar vierkante meter. Tot ver in de twintigste eeuw leefden duizenden gezinnen met tien of meer kinderen op de spreekwoordelijke drie-hoog-achter. In dit soort gevallen is er sprake van woningnood bij een behoefte aan grotere en kwalitatief betere woonruimte. Woningnood heeft dus net zo goed te maken met een feitelijk tekort aan woningen als met een tekort aan leefruimte. Deze twee aspecten samen roepen vervolgens het probleem op van macht en bezit. Het kan namelijk heel goed zijn dat er genoeg goede woonruimte voorhanden is of kan komen, maar dat deze niet voor iedereen beschikbaar is of komt. In deze zin heeft woningnood te maken met politieke beslissingen en economische verhoudingen.
   Omdat de woningnood volgens deze definitie waarschijnlijk net zo lang bestaat als dat er mensen in huizen wonen, zijn er door de eeuwen heen oplossingen bedacht om het probleem op te lossen: huizen worden clandestien bezet. Nu is het niet zo dat de genoemde aspecten altijd een even belangrijke rol spelen wanneer huizen clandestien bezet worden. Het hangt van de specifieke maatschappelijke omstandigheden af welk aspect de nadruk krijgt. Soms is het zelfs zo dat een bepaald aspect helemaal niet aan de orde is. Een van de eerste gevallen van georganiseerde clandestiene bezettingen in Nederland vindt plaats in omstandigheden waar geen sprake is van een feitelijk tekort, maar van een overschot aan woningen.
   Aan het eind van de negentiende eeuw is in de steden een enorme hoeveelheid woningen voor de toestromende arbeiders gebouwd, waarvan in de jaren dertig een deel weer leeg komt te staan, vaak in een staat van vergaande verkrotting. Wanneer begin jaren dertig de economische crisis om zich heen slaat, vindt er onder andere in Rotterdam een groot aantal huurstakingen plaats, door mensen in de goedkope arbeiderswoningen die de huur niet meer kunnen opbrengen.2 Hoewel de huur met dit middel in veel gevallen naar beneden gebracht wordt, loopt het ook wel eens mis. Dan worden op basis van huurschuld door de deurwaarder de woningen ontruimd. Van tevoren hebben de bewonerscomités echter al elders in de stad nieuwe woningen voor de uitgezette gezinnen bezet. Door er een stoel, een tafel en een bed in te zetten nam men de woning in gebruik en kon men er niet zomaar uitgegooid worden. Dat heeft de Hoge Raad al in 1914 3 bepaald. Huiseigenaren zijn over het algemeen zeer coulant tegen de illegale bezetters en komen snel met een huurcontract over de brug.
   Na de Tweede Wereldoorlog is er in Nederland wel sprake van een groot woningtekort. De verwoestingen en de jarenlange bouwstop hebben hun sporen nagelaten. Om de directe nood te lenigen kruipen vooral in de grote steden mensen stilletjes op een woning. Vaak wordt dit oogluikend toegestaan. Maar er zijn ook veel huisuitzettingen. In het dagelijks leven van de naoorlogse jaren is dit een bekend tafereel dat zonder veel ophef plaatsvindt. Op het moment dat de geschiedenis die in dit boek beschreven wordt een aanvang neemt, is het clandestien bezetten van huizen bepaald geen onbekend verschijnsel. Maar zoals voor zoveel aspecten in de Nederlandse samenleving betekenen de jaren zestig ook wat het clandestien bezetten betreft een breuk met tot dan toe gangbare praktijken.4 Dit eerste hoofdstuk behandelt de periode waarin het clandestien bezetten van huizen langzamerhand uitgroeit van het stilletjes op een woning kruipen tot het openlijk kraken als protestactie tegen de woningnood.

De eerste tekenen in de richting van de komende kraakbeweging zijn in november 1964 aan te wijzen in het Amsterdamse studentenblad Propria Cures. Onder de kop 'Redt een pandje' bericht het blad over de 'kortzichtigheid' van de gemeente Amsterdam op Kattenburg. Al vroeg in de jaren vijftig wordt besloten tot sanering van de oostelijke binnenstad, inclusief Kattenburg. Dit van oudsher strijdbare eiland aan het IJ ten oosten van het Centraal Station is het eerst aan de beurt. Op een paar monumentale pandjes na moet de complete bebouwing tegen de vlakte. De uitvoering van zo'n plan gaat niet van vandaag op morgen. Eind jaren vijftig begint men met het uitplaatsen van de bewoners en gaat men vervolgens over tot het dichttimmeren van de woningen. In het gekozen tempo zal men pas in 1968 uitgesloopt zijn en met de bouwwerkzaamheden kunnen beginnen.
   Een verslaggever van Propria Cures ziet met lede ogen aan hoe een ploeg gemeentearbeiders de zojuist door de oorspronkelijke bewoners verlaten woningen vakkundig onbewoonbaar maakt, terwijl de slopershamer nog jarenlang op zich laat wachten. Propria Cures noemt het 'legaal vandalisme' en stelt dat honderden studenten nog jarenlang op Kattenburg zouden kunnen wonen. De aanklacht wordt begeleid door een oproep aan studenten om mee te doen aan het 'onverklaarbaar bewoond pand-verbeuren'. Om ze wat op weg te helpen worden er allerlei tips gegeven hoe je zo veilig mogelijk illegaal elektriciteit kunt aftappen.
   Of deze oproep serieus wordt genomen is moeilijk te achterhalen. Feit is wel dat in dezelfde maand enkele stille bezettingen plaatsvinden.5 Enkele weken later gaan een paar studenten tot actie over. De hts-student Ruud Strietman heeft voor een bevriend echtpaar een van de dichtgespijkerde woningen op het oog in de Generaal Vetterstraat in Amsterdam-West. De hele straat staat op de nominatie voor sloop om plaats te maken voor een verbindingsweg met Schiphol en een garage voor de stadsreiniging. Het is een doorn in het oog van Strietman dat in een tijd van nijpende woningnood nog goede woningen voor dit soort grootstedelijke plannen tegen de vlakte moeten. Door zich als gemeentearbeiders te verkleden, lukt het de studenten op zaterdag 2 januari 1965 de woning te bezetten. Omdat ze bepaald niet de eerste clandestiene bezetters zijn in Amsterdam, zijn ze hoogst verbaasd dat De Telegraaf meteen voor de deur staat en maandagmorgen een heel artikel wijdt aan de bezetting. In de reportage spreken de bezetters de verwachting uit dat ze er nog wel een tijdje kunnen bivakkeren.
   Wanneer De Telegraaf daar nog veelbetekend aan toevoegt: 'Er staan zo nóg 63 woningen leeg...', melden zich 's avonds de eerste drie belangstellende jonge echtparen aan van de acht die er die week nog zullen volgen. Het zijn allemaal echtparen, want medio jaren zestig is iedereen die het ouderlijk huis uit wil min of meer gedwongen zich in de echt te verbinden; alleenstaanden komen sowieso niet in aanmerking voor een eigen onderkomen.

h1 vetterstraat (40K)
5 januari 1965, de eerste bezetter in de Generaal Vetterstraat in Amsterdam, Jan van Hoften (links), vangt nieuwe echtparen op.

Mede dankzij de hulp van de nog zittende legale bewoners wordt er nog een aantal woningen bezet. Die overgebleven bewoners willen wel meewerken, omdat de gemeente na de eerste bezetting meteen slopers stuurt om met de afbraak van de nog resterende leegstaande woningen te beginnen. De pers stroomt in groten getale toe. De bezetting in de Generaal Vetterstraat is voorpaginanieuws. Alle plaatselijke en landelijke dagbladen berichten uitgebreid over de bezettingsactie; in enkele artikelen wordt goedaardig over 'inbreken' gesproken.6 Ook radio en televisie geven acte de présence, zelfs een Duitse tv-ploeg maakt een reportage. De woningnood onder jongeren komt door de actie voor het eerst breeduit over het voetlicht. Een enkele commentator oordeelt dat de nozems uit de jaren vijftig en begin jaren zestig volwassen zijn geworden en zich niet langer laten wegstoppen in kelders en op zolders.7

   In het gevolg van de media bevindt zich een ambtenaar van sociale zaken die de bezettende echtparen vervangende woonruimte aanbiedt, op voorwaarde dat er geen ruchtbaarheid aan gegeven wordt. Publiekelijk echter zegt de gemeente de krakers de wacht aan: op vrijdag 8 januari om 12.00 uur dienen ze de woningen ontruimd te hebben. De clandestiene bezetters gaan in conclaaf. Als een geraadpleegde advocaat meedeelt dat er weinig eer te behalen valt, houdt een deel van de bezetters het voor gezien. Een klein clubje besluit evenwel het bevel van de politie af te wachten. Als op die bewuste vrijdag de politie verschijnt en de straat afzet, krijgen ze op het laatste moment van hogerhand, onder anderen van verantwoordelijk wethouder Joop den Uyl, uitstel tot na het weekend. Nu geven ook de overige bezetters het op. Sommige gezinnen gaan in op het aanbod van de gemeente. De vrouwen en kinderen worden voor enkele weken ondergebracht bij Hulp voor Onbehuisden, de mannen moeten zich in de tussentijd zelf maar zien te redden. De eerste bezetters van de Generaal Vetterstraat nemen hun intrek in een onbewoonbaar verklaarde woning op Kattenburg.

Vrijwel vanaf het moment dat de gemeente met het uitplaatsen en slopen op Kattenburg begint, worden de voor de sloop bestemde woningen clandestien bezet. Zo neemt bijvoorbeeld in oktober 1963 de kunstschilder Hans Hamers met zijn vrouw en haar vier kinderen bezit van een van de dichtgetimmerde woningen.8 Van lieverlede ontstaat midden jaren zestig op Kattenburg een gemeenschap van een paar honderd anonieme stadsnomaden, die van de ene sloopwoning naar de volgende trekken. Het is een publiek geheim dat je als clandestiene bezetter op Kattenburg door de gemeente met rust gelaten wordt. Die rust wordt wreed verstoord als De Telegraaf op 12 februari 1966 een paginagroot artikel publiceert onder de kop 'Kattenburg: vergaarbak van menselijke ratten' 9. Aan het woord komen vooral bange, oorspronkelijke buurtbewoners, die langzamerhand een minderheid vormen en niet meer tegen de invasie van zoveel vreemd volk zijn opgewassen. 'In het begin ging het nog wel. Er zijn hier toen een paar aardige en fatsoenlijke mensen komen wonen die door de woningnood geen huis konden krijgen. Maar dat tuig dat nu in die verlaten hokken hokt is vreselijk,' aldus een buurtbewoonster in De Telegraaf. In het artikel wordt er vervolgens alles aan gedaan om de clandestiene bezetters af te spiegelen als een bij elkaar geraapt zootje asociale drugsgebruikers, die niets anders doen dan feesten. Aan de andere kant van het politieke spectrum, in het CPN-dagblad De Waarheid 10, wordt over dezelfde groep clandestiene bewoners een heel ander oordeel geveld: 'Aan de bewogen historie van het oude Kattenburg hebben ze een belangwekkend hoofdstuk vastgeschreven, een hoofdstuk waarin verhaald wordt hoe de Eilanden werden herschapen tot een Mokums Montmartre, een nederzetting van tientallen jonge beeldhouwers, schilders, tekenaars.' Een flink deel van de nog overgebleven oorspronkelijke bewoners voelt zich meer aangesproken door De Telegraaf. Door een deel van de oude Kattenburgers wordt gedreigd om diegenen die zich niet aan de zeden en gewoonten van de oorspronkelijke bewoners aanpassen, eigenhandig te verwijderen. Uiteindelijk komt het niet zover. Op een inderhaast bij elkaar geroepen buurtvergadering wordt het probleem opnieuw gedefinieerd: er wordt een onderscheid gemaakt tussen bonafide en niet-bonafide illegale bewoners. De aanwezige, als bonafide afgeschilderde illegale bewoners zeggen toe om gezamenlijk met de legale bewoners te proberen het probleem van de overlast van de 'niet-bonafiden' aan te pakken. In De Waarheid wordt al een voorschot genomen op de afloop: 'Het ziet er niet naar uit dat deze episode in de Kattenburgse historie lang zal duren... Als Kattenburg ''gesaneerd'' zal zijn, zal ook achter het Mokumse Montmartre een punt zijn gezet. Maar de mensen die het schiepen zijn er dan nog steeds. En zij zoeken. Naar een ander krot.' Met de sloop van de laatste huizen op Kattenburg, zo'n anderhalf jaar later, verdwijnt ook de wrijving tussen de illegale bezetters en de oorspronkelijke bevolking. In nieuwe krotten in andere delen van de stad zal het probleem later steeds weer opduiken.

Provo, dat in de zomer van 1965 voor het eerst van zich laat horen, heeft zo zijn eigen manier om de woningnood en de stadssanering in Amsterdam aan de kaak te stellen. In het zevende nummer van Provo, dat eind februari 1966 verschijnt, trekt men in een zogenaamde 'Subversieve brief' van leer tegen de grootschalige plannen om de bevolking naar de buitenwijken te 'deporteren' en de binnenstad om te vormen tot een 'amorfe betonwoestijn'. Om een en ander te voorkomen dringt men aan op het 'liquideren van overheidsmisdadigers'. Een andere suggestie is het opblazen van de in aanbouw zijnde IJ-tunnel. Maar ook de slopers van de oude wijken moeten het ontgelden, want die zijn 'tot ware parasieten van de arbeiderswereld geworden en in het algemeen van de cultuur. Als jullie niet direct zover willen gaan om de slopers van de objecten af te schieten (wat het beste zou zijn) en de sloopplannen eenvoudig onmogelijk maken, dan zou je om te beginnen met pamfletten en andere middelen kunnen gaan ageren...' Kort na het uitkomen van deze 'Subversieve brief', wordt de gehele oplage van Provo 7 in beslag genomen en de redactie - Rob Stolk, Hans Metz, Luud Schimmelpennink, Roel van Duijn- gearresteerd.
   Een minder provocatief plan wordt een paar weken later gepresenteerd aan de vooravond van Koninginnedag. Het door dezelfde redactie van Provo geformeerde 'Oranje Kommittee De Parel van de Jordaan' kondigt 'Het Witte Huizenplan' aan.

h1 wittehuizenplan (74K)
April 1966, Provo's Witte Huizenplan.

Niet dat er hierna nu een heuse bezettingsgolf ontstaat. Als er al gehoor aan gegeven wordt, dan gebeurt dat zonder enige ruchtbaarheid: van kraken van huizen is nog geen sprake, je kruipt er nog steeds op.
   Dat gaat langzaam maar zeker veranderen in de zomer van 1968. De 'werkgroep ruimte' van de 'Kritiese Universiteit' van Amsterdam 11 brengt twee brochures uit waarin de bestaande stedenbouwkundige opvattingen diepgaand worden bekritiseerd. Vooral de neiging om wonen, werken en recreëren rücksichtslos van elkaar los te koppelen moet het ontgelden. In deze visie zouden grote gedeeltes van de binnensteden plat moeten om plaats te maken voor kantoorkolossen, terwijl de bevolking wordt gedeporteerd naar buitenwijken als de Bijlmermeer. Onder het motto 'denken in ruimte' wordt het zoeken gestimuleerd naar 'alternatieve woonvormen die moeten voortkomen uit het wezenlijk menselijke denken' 12. Leden van de werkgroep ruimte zijn onder meer de voormalige provo uit Maastricht Hans Derks en Ruud Strietman, die eerder betrokken was bij de bezetting in de Generaal Vetterstraat.
   Op een conferentie over stedenbouwkundige ontwikkelingen, het 'vierde Bergeijkse congres' dat eind september 1968 in het Limburgse Bergeijk wordt gehouden, vinden de leden van de werkgroep ruimte en enkele andere Amsterdamse activisten, onder wie Tjebbe van Tijen, elkaar in hun kritische houding tegenover de plannenmakerij in de woning- en stedenbouw en in het benadrukken van de noodzaak van invloed van de burgers en bewoners op de besluitvorming.13
   Na de conferentie nemen de zogenaamde 'heemschutters' contact met de werkgroep ruimte op om na te gaan of er samengewerkt kan worden. Deze heemschutters, die zich onder andere hebben verenigd in de Bond Heemschut en de stichting Diogenes zetten zich in voor het behoud en de restauratie van de oude binnenstad in Amsterdam. In 1966 en 1967 hebben deze organisaties het thema van de sloop van de binnenstad al ruimschoots onder de aandacht van de Amsterdammers gebracht naar aanleiding van hun - vergeefse - Ban de Bank-campagne tegen de bouw van grote bankgebouwen aan de Vijzelstraat. De heemschutters richten zich in 1968 op de Nieuwmarkt- en Bethaniënbuurt die onder meer vanwege de aanstaande bouw van de metro in hun geheel van de aardbodem dreigen te worden weggevaagd.
   Op een gezamenlijke vergadering van de werkgroep ruimte, de heemschutters en andere betrokken activisten in het najaar van 1968 wordt besproken wat tegen de vergaande nieuwbouwplannen kan worden ondernomen. Ruud Strietman, inmiddels student aan de Academie van Bouwkunst, vertelt hoe enkele jaren terug de actie in de Generaal Vetterstraat verlopen is en stelt voor om iets dergelijks op touw te zetten in de Nieuwmarktbuurt. Het plan krijgt een enthousiast onthaal en afgesproken wordt om rond de kerstdagen enkele reeds dichtgespijkerde panden te bezetten.
   In de weken voorafgaand aan de actie wordt de leegstand in de Nieuwmarktbuurt geïnventariseerd. Er is keus te over, want op aandringen van de bewoners isom verdere verpaupering tegen te gaan - de sloop van de buurt voorlopig stopgezet. Vele huizen staan er verloren bij. Een blokje aan de Keizersstraat wordt ten slotte uitgekozen als het speerpunt. Op de avond voor de bezetting verzamelen zich tientallen mensen in de Academie van Bouwkunst aan het Waterlooplein om de actie te bespreken. De bedoeling is niet alleen een groot aantal mensen aan woonruimte te helpen, maar ook om in een van de panden een 'aanloopcentrum' 14 in te richten, van waaruit woningzoekenden hulp geboden kan worden wanneer ze tot een bezetting willen overgaan.
   Op zaterdagmorgen 21 december 1968 trekt een grote groep begeleid door bakfietsen met huisraad naar de Keizersstraat om de panden te bezetten. De planken worden van de ramen gewrikt en de bezetters trekken het eerste pand binnen. Een van de initiatiefnemers van de actie, Ruud Strietman, werpt zich ondertussen met een ander groepje op het volgende pand, dat om de hoek ligt. Maar terwijl ze constateren dat dit in een veel te slechte staat is om er te kunnen bivakkeren, arriveert de politie bij het pand in de Keizersstraat. In het vertrouwen dat iedereen zich inmiddels al geïnstalleerd heeft, keert Ruud Strietman terug om poolshoogte te nemen. Tot zijn verbazing ziet hij dat de politie al bezig is met de ontruiming. De bezetters zitten wel binnen, maar hebben zich alleen maar beziggehouden met de onderlinge verdeling van de beschikbare ruimtes. Ze zijn vergeten direct bij het binnentreden van het pand de tafels, stoelen en bedden met zich mee te nemen die noodzakelijk zijn om aanspraak te kunnen maken op het huisrecht.
   Een opzichtig gebrek aan ervaring doet de eerste collectieve bezettingsactie bijna vier jaar na die in de Generaal Vetterstraat jammerlijk mislukken. Wel heeft rond deze actie de kring van activisten die zich wat intensiever met de woningnood en de slooppolitiek willen bemoeien, verbreed.
   In het najaar van 1968 besluit voormalig provo Rob Stolk ten langen leste de vijf weken gevangenisstraf uit te zitten waartoe hij als toenmalig redacteur van Provo veroordeeld was vanwege de vermeende opruiing in de 'Subversieve brief' uit 1966. Een jaar eerder had hij bij de koningin en de minister van Justitie nog om gratie verzocht, maar hij heeft geen zin om nog langer te wachten op antwoord: 'Moeder, hiermede verzoek ik u het ontslag van de Minister van Justitie te bekrachtigen, mijn eertijds ingediend gratieverzoek niet in te willigen, en naar een betere woning voor me uit te kijken. Hoogachtend Rob Stolk.'15 Maar als hij eind van het jaar vrijkomt, is er geen betere woning. Reden te meer om zich aan te sluiten bij de groep die de bezettingsactie in de Nieuwmarktbuurt voorbereidt. Als uitvloeisel van deze bemoeienis krijgt hij begin januari 1969 via de stichting Diogenes, die zich er speciaal op richt om kunstenaars aan huisvesting te helpen in met afbraak bedreigde monumentale panden in saneringsbuurten, een keldertje ter beschikking gesteld in de Koestraat in de Bethaniënbuurt. Na Kattenburg is de Bethaniënbuurt, een klein stukje binnenstad op een steenworp afstand van de Nieuwmarktbuurt, het tweede gebied in de oostelijke binnenstad waar concrete plannen zijn voor een complete kaalslag. Samen met de eveneens voormalige provo Lou van Nimwegen begint Rob Stolk hier met een uit de nalatenschap van Provo overgebleven drukpers een drukkerijtje. Het keldertje fungeert al snel als ontmoetingsruimte en uitvalsbasis voor nieuwe acties.
   Podium voor de ideeën van de groep wordt het Geïllustreerd Bethaniënnieuws. Dit buurtkrantje, dat sinds begin 1968 om de paar maanden verschijnt met behulp van gemeentesubsidie, informeert de buurtbewoners over de saneringsplannen. Al snel nemen Rob Stolk en Lou van Nimwegen het drukwerk op zich. Ook de toon wordt aangescherpt. In het nummer van maart 1969 wordt de plannenmakerij rond de saneringsbuurten sterk bekritiseerd, omdat volledig voorbij wordt gegaan aan de belangen van de zittende bewoners. De zojuist ingestelde inspraak over de saneringsplannen wordt afgedaan als volksverlakkerij. Een en ander was al niet bevorderlijk voor de continuering van de subsidie, maar de belangrijkste reden voor de gemeente om haar financiële bijdrage stop te zetten was het feit dat de krant omgevormd was tot een soort stedelijke Kraakkrant avant la lettre. Uitgebreid wordt in het Geïllustreerd Bethaniënnieuws verslag gedaan van de eerste kraakacties in de weken daarvoor.

In januari 1969 meldt zich korte tijd nadat de bakstenen bij het Woonbureau, de makelaar en de onroerendgoedmaatschappij door de ramen vlogen, in de drukkerij in de Koestraat een zopas uit Suriname geëmigreerd gezin dat om onderdak verlegen zit. Rob Stolk bezet voor het gezin een pand aan de Oudezijds Achterburgwal, midden in de penozebuurt. De politie is snel ter plaatse om ze er ogenblikkelijk weer uit te halen. Niet helemaal onterecht, want het pand is geheel gemeubileerd en de kasten zitten vol. Stolk en de zijnen hebben duidelijk het verkeerde pand opengebroken. Deze actie onder het toeziend oog van de Amsterdamse onderwereld heeft meer weg van een mislukte inbraak. Ze vormt onder meer een aanleiding om het uit de dieventaal afkomstige woord 'kraken' te gaan gebruiken voor het clandestien bezetten van huizen.16    Om in het vervolg de acties wat beter voor te kunnen bereiden en uit te dragen ontstaat het 'Koöperatief Woningburo de Kraker (doet het steeds vaker)'. Het clandestien bezetten van woningen krijgt met het ontstaan van het kraken een politiek karakter. Kraken wordt een actievorm waaromheen een aparte organisatie ontstaat. Woningburo de Kraker is niet alleen het eerste teken van een opkomende beweging, maar voor een deel van de betrokkenen ook een definitief afscheid van Provo.
   In de loop van 1967 is Provo allang niet meer het spontane 'Imaazje' dat in 1965 en 1966 heel Nederland in beroering bracht. Het aanvankelijke effect is weggeëbd en de hele beweging wordt voor de betrokkenen eerder een blok aan het been dan een stimulans voor nieuwe activiteiten. De 'likwidaatsiecommissie' met Rob Stolk begint een eind te maken aan Provo. Wat na de officiële opheffing op 15 mei 1967 overblijft, is behalve een drukpers en een zetel in de gemeenteraad een hutkoffer vol met archiefstukken. Als Rob Stolk na zijn opsluiting in de gevangenis zijn activiteiten wil voortzetten met een drukkerij, probeert hij het Provo-archief te gelde te maken. Hiertoe verspreidt hij het gerucht dat er concrete belangstelling voor het archief bestaat van een Amerikaanse universiteit. De onderhandelingen met de Amsterdamse Universiteits Bibliotheek (UB) raken hierdoor in een stroomversnelling. In februari 1969 wordt het complete archief verkocht aan de UB voor f 13.010,-. Het geld wordt gestort op de rekening van de speciaal hiervoor in het leven geroepen stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven. Woningburo de Kraker is de eerste groep die zal profiteren van deze goed gevulde actiepot.
   Ondanks het feit dat de bezetting in de Nieuwmarktbuurt eind december 1968 mislukt is, heeft de actie er wel voor gezorgd dat het idee van het bezetten van leegstaande huizen in steeds bredere kring postvat. Zo zijn er door de initiatiefnemers van de actie in december inmiddels contacten gelegd met allerlei studenten van de sociale academie en met het anarchistisch getinte dispuut de NV Prolurk van een studentensociëteit in de St. Olofspoort.
   De eerste kraakactie uit naam van Woningburo de Kraker vindt plaats op 13 februari 1969 in de Dapperbuurt. De mislukking in de Nieuwmarktbuurt heeft duidelijk gemaakt dat groots opgezette bezettingen nog te veel risico's met zich meebrengen. Bovendien was vastgesteld dat de woningen aldaar vaak zo vergaand verkrot waren dat ze niet meteen geschikt waren voor bewoning. Voor de volgende actie is het oog gevallen op een reeds twee jaar leegstaand huizenblok in de Von Zesenstraat. 's Avonds om elf uur kraakt Ruud Strietman samen met een student van de sociale academie enkele woningen. De volgende ochtend nemen zo'n twintig mensen met tafels, stoelen en bedden bezit van de resterende etages. De pret is echter van korte duur. Gealarmeerd door buurtbewoners staat binnen de kortste keren de politie op de stoep. De hele groep wordt gearresteerd en afgevoerd naar het politiebureau. Meteen daarna maken slopers in opdracht van de eigenaar het blok ongeschikt voor bewoning door de ramen in te slaan, het sanitair te vernielen en de gas- en lichtleidingen te verwijderen.
   Na de abrupte ontruiming verspreidt Woningburo de Kraker een pamflet onder de bewoners van de Dapperbuurt: 'Hoe is het mogelijk, dat dit in Amsterdam anno 1969 gebeurt. Het in bezit nemen van leegstaande huizen is zonder meer door iedereen te rechtvaardigen. Immers: alle gemeentelijke instellingen houden de woningnood in stand, zijn corrupt en vormen een onderdeel van het kapitalistische systeem! Daarom wordt makelaars en eigenaars de hand boven het hoofd gehouden, o.a. door het optreden van de politie. Ondermijn dit systeem! Weest solidair met alle illegale woningbezettingen! Weiger huurverhogingen! En eis met ons radikale onteigening (nationalisatie) van grond- en huizenbezit!'
   De tweede in het oog lopende actie van 'De Kraker' heeft meer succes. Twee weken later, op 28 februari, wordt een ander sloopblok in de Wijttenbachstraat 81-89 gekraakt. De gemeente geeft nu toe dat het nog onduidelijk is wat er voor de vijf panden in de plaats komt en vijfentwintig krakers vinden er een onderkomen.

Die eerste weken in de Wijttenbachstraat loopt alles op rolletjes. Door de politie worden de krakers met rust gelaten en ze richten hun woningen in. De contacten met de buurt zijn goed. 'De Kraker' verklaart zich onder meer solidair met de protesten tegen de aangekondigde 6% huurverhoging. De zaak neemt echter een eigenaardige wending als op donderdagmorgen 20 maart een sloopbedrijf via het dak van een van de gekraakte panden een begin maakt met zijn werkzaamheden. Alsof er niets aan de hand is beginnen de slopers met het verwijderen van de vloer van de zolder en het plafond van de etage daaronder, de kraker/bewoner verbijsterd achterlatend. De krakers doen gezamenlijk aangifte van huisvredebreuk en vernieling, maar de klachten worden door de politie niet in behandeling genomen. Op hoge poten schrijven de bewoners een brief aan de officier van justitie, waarin ze eisen dat de slopers ogenblikkelijk ophouden en dat de politie gesommeerd wordt om de krakers tegen het sloopbedrijf te beschermen.

h1 wijttenbachstraat 1969 (49K)
Maart 1969, Woningburo de Kraker actief in de Wijttenbachstraat in Amsterdam.

Woningburo de Kraker benadrukt steeds de in de Grondwet geregelde bescherming tegen huisvredebreuk: niemand mag tegen de wil van de kraker de woning binnenkomen, behalve in bepaalde, bij de wet geregelde gevallen. Het sloopbedrijf dacht, na overleg met de politie, nu net dit euvel te omzeilen door de krakers gewoon te laten zitten en vanaf het dak met de sloop te beginnen. Dan zouden ze vanzelf wel de benen nemen. De hele actie krijgt door de werkzaamheden van de slopers een flinke duw in de rug. Er worden grote spandoeken buiten gehangen, wat de nodige publiciteit tot gevolg heeft. Ook doen de krakers een beroep op buurtbewoners om te helpen het werk van de slopers tegen te houden. Maar daar wordt door de cpn'ers uit de buurt een stokje voor gestoken. Ze voorkomen dat buurtbewoners meedoen met het posten voor de bedreigde woningen. En dus gaat het slopen rustig door. Meerdere malen protesteren de krakers schriftelijk bij de officier van justitie en bij burgemeester Samkalden. Zonder resultaat. De officier van justitie laat formeel weten dat bij het slopen geen strafbare handelingen worden gepleegd. De laatste krakers van de Wijttenbachstraat verlaten, gedwongen door de sloop, eind oktober de nog overeind staande panden.

Met de acties in februari 1969 is hij er opeens: de kraker. Een nieuw type actievoerder is opgestaan. En dat was even wennen, want het kraken bestond nog niet, als begrip. En het wennen aan zo'n nieuwe term kost even tijd. Zelfs Woningburo de Kraker heeft het in zijn publicaties nog voornamelijk over clandestien bezetten of illegaal betrekken van woningen. Ook de schrijvende pers kan nog maar moeilijk uit de voeten met het nieuwe begrip. Omzichtig wordt de nieuwe actievoerder benaderd; in vraaggesprekken duikt hij op als 'Kraker-man'17. Als er dan al een keer 'een kraker' doorheen komt dan staat die consequent tussen aanhalingstekens. Henri Knap, destijds als Dagboekanier de dagelijkse columnist van Het Parool, formuleert zelf een term om de nieuwe actievoerder te omschrijven. Maar helaas voor hem, 'de huispiraat' heeft het niet gered.18 Het zal nog minstens een jaar duren voor de term kraken goed en wel is ingeburgerd.
   Omdat de krakers er niet meteen worden uitgezet, krijgt de pers de gelegenheid om het nieuwe fenomeen eens van dichtbij te bekijken. Er is bijna geen krant waar in de eerste weken na de kraak geen achtergrondartikel in verschijnt over wie de krakers zijn en wat hen beweegt. Over het algemeen wordt de actie met enig begrip benaderd, behalve in de uitgesproken rechtse pers; die zien alleen maar gevaren. In Elsevier wordt het kraken in de hoek gezet als een 'psychologische guerrillatactiek'. Ook de televisie en radio komen langs. De KRO biedt zelfs de gelegenheid aan Woningburo de Kraker om zelf een dertig minuten durend radioprogramma samen te stellen.19
   Opvallend is dat in de media de krakers zich slechts presenteren met alleen een voornaam, terwijl in hun correspondentie met politie en justitie altijd ook achternamen vermeld worden. Omdat ze menen na de kraak een beroep te kunnen doen op een zeker huisrecht, hebben enkele krakers in de Wijttenbachstraat zich tevens met naam en toenaam ingeschreven bij het bevolkingsregister. De overtuiging in hun recht te staan is blijkbaar zo groot, dat ze het niet nodig achten zich tegenover de wet te verbergen.
   De anonimiteit in de media heeft dan ook een andere achtergrond. 'Geen namen. Nee, dan krijgt iedereen weer zo'n indruk van een organisatie met een structuur. Die bestaat helemaal niet. Er zijn gewoon een paar jongens die op sommige punten soortgelijke ideeën hebben en die af en toe met elkaar praten. Uit die gesprekken komen dit soort acties voort. Er is niemand die nou in persoon "De Kraker" vertegenwoordigt. Daarom liever geen namen en zo,' aldus een woordvoerder in een interview na de eerste kraakactie in de Von Zesenstraat.20 Ook hier speelt de betrokkenheid van voormalige provo's bij Woningburo de Kraker een rol. De fulltime provo's waren in die jaren allemaal wereldberoemd. Door zowel de politie als de complete vaderlandse pers werden ze als leiders en woordvoerders bestempeld en voortdurend nauwlettend in de gaten gehouden. Dit brandmerk werd uiteindelijk als zeer beklemmend ervaren en was indertijd een van de redenen om Provo op te heffen. Als dan ook in Vrij Nederland Ruud Strietman en Rob Stolk als de centrale figuren van Woningburo de Kraker worden opgevoerd 21, ontstaat meteen de nodige commotie onder de achterban. Er wordt - tevergeefs - rectificatie geëist in het volgende nummer.

Naast het 'Woningburo de Kraker (doet het steeds vaker)' is er ook het 'Woningburo De Koevoet (weet hoe het moet)'. Bij deze groep is Kim Borkent een van de actiefste krakers. Kim Borkent, die in 1967 het staartje van Provo nog meemaakte, geeft in maart 1968 als het 'Bureau Bezorgde Burgers' De Echte Metrokrant uit, een kritische parodie op de in januari door de gemeente huis-aan-huis verspreide krant waarin de plannen voor het stadsspoor in Amsterdam uit de doeken werden gedaan. Door de hele stad zal een wijdvertakt netwerk van boven- en ondergrondse metrolijnen aangelegd worden. Het is een typisch voorbeeld van de door de ambtenarij en politiek in die dagen nog gekoesterde wens om Amsterdam grootschalig te 'moderniseren'. Als opvolger van deze krant verschijnt half maart 1969 De Echte Stadhuiskrant, waarin de nieuw ontvouwde plannen voor een stadhuis op het toenmalige Vlooienburg en Waterlooplein op de korrel worden genomen. Op de achterpagina van de krant wordt het Buro De Koevoet gepresenteerd. Naast een kopie van Provo's Witte Huizenplan plaatste Kim Borkent twee kadertjes waaruit het bestaansrecht van Buro De Koevoet naast dat van Woningburo de Kraker moet blijken: 'Buro De Kraker voor tijdelijke woonruimte, veel publiciteit en enerverend leven - Buro De Koevoet voor permanent opgeleverde woonruimte zonder tam-tam.' Nu valt het met die concurrentie tussen de twee bureaus in de praktijk wel mee. Kim Borkent is veel te vinden in de drukkerij van Rob Stolk, die hem de kneepjes van het vak bijbrengt. En omdat hij als een van de weinigen de beschikking heeft over eigen vervoer, wordt er ook wel samengewerkt. Met zijn Volkswagenbusje kunnen de voor de kraak noodzakelijke meubelen gemakkelijk over de hele stad vervoerd worden. Kim Borkent vindt wel dat er door de grootschalige en luidruchtige kraakacties van 'De Kraker' in de Dapperbuurt te weinig ruimte overblijft voor de wat kleinere individuele kraakacties. 'De Koevoet' kiest voor een tactiek om juist deze stille vorm van kraken, die vanaf de oorlog al wijd en zijd verbreid was, tot een succes te maken. Het blijft daarom stil rond Woningburo De Koevoet. Zo stil dat 'De Kraker' het op een gegeven moment heeft over het fictieve Woningburo De Koevoet. Maar door de toeloop die ontstaat na het succes in de Wijttenbachstraat gaat ook 'De Kraker' aan de slag om her en der in de stad mensen aan onderdak te helpen.
   Voor beide woningbureaus geldt dat het meer om kleine verspreid opererende vriendenclubjes gaat dan om feitelijke bureaus waar mensen zich kunnen aanmelden. Het enige concrete dat buitenstaanders ter beschikking staat is het postbusnummer van Woningburo de Kraker. Potentiële krakers worden voornamelijk opgespoord in een circuit van studentencafés en jongerengelegenheden. In de eerste helft van 1969 worden her en der in Amsterdam door clubjes van hooguit zes tot acht personen verschillende kraken uitgevoerd. Ze beperken zich niet tot sloopwoningen, zoals bij de eerste kraken in de Dapperbuurt, maar richten zich op alles wat lang leegstaat. Soms worden ze betrapt en door politie en/of eigenaar weggestuurd, maar andere keren moet de politie constateren dat ze te laat is om de krakers nog uit de woning te verwijderen. De kraken vinden vaak plaats in overleg met de direct omwonenden, maar daarbuiten wordt er geen ruchtbaarheid aan gegeven.

Als gevolg van alle publiciteit na de kraakacties in de Wijttenbachstraat krijgt Woningburo de Kraker via de postbus veel reacties, voornamelijk van wanhopige woningzoekenden die het bureau als een laatste strohalm zien om eindelijk aan een behoorlijke behuizing te komen. Vanuit het hele land wordt gereageerd. Mensen zijn 'verbijsterd' of reageren 'opgewonden' op het nieuws dat er een bureau is dat mensen zonder wachtlijsten onmiddellijk aan een woning kan helpen. Sommigen zijn nog wat terughoudend en vrezen met een soort grap van doen te hebben, anderen melden zich onomwonden aan voor een ruime driekamerwoning in de Jordaan. Er is zelfs een huiseigenaar die aanklopt bij 'De Kraker' om de huurders uit haar huis te krijgen.
   Veel mensen die reageren zien Woningburo de Kraker als een soort woningbemiddelingsbureau. Om deze illusie uit de wereld te helpen en om in één keer op alle reacties te kunnen reageren, komt het woningbureau eind mei 1969 met een Handleiding voor krakers. De uitgave wordt gefinancierd door de stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven. Onder het motto 'Doe het zelf! Neem de oplossing van het woningprobleem in eigen hand' wordt uit de doeken gedaan wat er zoal komt kijken bij het kraken van huizen. In het verlengde van de eigen acties is de brochure voor een belangrijk deel gericht op het kraken van slooppanden. Naast alle juridische ins en outs, worden er velerlei praktische wenken gegeven voor het kraken en daarna opknappen van de woningen: 'Het beste kunt u 's avonds kraken, bijvoorbeeld tijdens een populair tv-programma. Het openbreken van de deur dient snel en zonder veel lawaai te gebeuren. Als de buren aanmerkingen maken op uw kraakwerk, zeg gewoon dat u de nieuwe huurder bent en dat de sleutels weggeraakt zijn. Kraak rustig door! Het is zaak zo snel mogelijk de huisraad naar binnen te sjouwen. Barrikadeer de deur als u het nodig vindt om tijd te winnen. De eventueel door de buren gebelde politie krijgt dan de indruk dat men de deur niet heeft opengekregen, of dat er een ander pand gekraakt moet zijn. Richt uw huis zo snel mogelijk in. Nodig uw buren uit voor de koffie, er is dan voor de buurt niets geheimzinnigs meer aan uw verblijf. Was uw ramen, schilder raamkozijnen en buitendeuren, kom in gesprek met buurtbewoners. Voor woningen zonder glas is de meest snelle methode: een tent opzetten in de huiskamer. Als u het nodig vindt kunt u later de ramen op uw gemak dicht maken met glas of plasticfolie.'

handleiding krakers voorkant (1106K)
Mei 1969, Handleiding voor krakers, uitgave van Woningburo de Kraker.

   Het geheel wordt betimmerd met een stevige ideologische omlijsting:
   'Woningbeleid = klassestrijd! Slachtoffers van de Woningnood! Uit het voorgaande, maar ook uit uw eigen ervaring, zal u ruimschoots gebleken zijn dat er geen enkele instantie is die uw belangen behartigt. Noch de overheid, noch de politieke partijen zijn in staat, zo ze al willen de woningnood op te heffen. Deze handleiding voor krakers is daarom enkel bedoeld als een aansporing om uw eigen belangen te behartigen. Organiseer u daarom van onderop. Ondermijn met uw akties dit systeem. Saboteer de initiatieven van de instellingen die slechts financiële of politieke winst slaan uit uw behoeften. Infiltreer bestaande huurkomitees, richt nieuwe op, en zet aan tot totale huurstakingen... Huurders bevrijdt u van uw horigheid... Als u een huis heeft gekraakt, kraak rustig door, bijvoorbeeld de kas van uw vakbond, waarvan u gebruik kunt maken om wilde stakingen te organiseren.
   Laat u niet verleiden tot het zitting nemen in ondernemingsraden, want inspraak is medeplichtigheid aan de exploitatie van uw medemens. Hoed u voor nieuw-linksers, radikalen en partij-kommunisten, met hun leuzen die onze grootvaders al versmaadden. Eis geen loonsverhoging, maar bezet de bedrijven. Kraakt, kraakt, kraakt.'
   Stevige taal. Wat onder andere opvalt is hoe in de laatste oproep het aloude 'staakt, staakt, staakt' weergalmt. Speelt men hier handig in op het klassieke klassenbewustzijn of is het een parodie op de traditionele arbeidersstrijd?    Vooralsnog zijn het de overeenkomsten tussen staken en kraken die hier opvallen. Staken en kraken zijn in Nederland in de afgelopen eeuw de meest directe en confronterende actiemiddelen geweest van protesterende burgers; beide zijn onontkoombaar, hebben grote groepen mensen op de been weten te krijgen en roepen bij de tegenstanders onmiddellijk een reactie op. En hoewel ze bijna altijd gericht zijn en waren op resultaten op de korte termijn, geldt voor zowel het staken als het kraken dat ze de manifestatie zijn van ingrijpende sociale en culturele veranderingen. Niet alleen het staken zelf maar ook de mogelijkheid om te staken is van grote betekenis geweest voor het zelfbewustzijn van de arbeiders. Het actiemiddel heeft een belangrijke rol gespeeld bij het verkrijgen van allerlei rechten en het bereiken van een aanzienlijke materiële positieverbetering. Als in de jaren zestig het grootste deel van de werkende bevolking definitief toetreedt tot de consumptiemaatschappij lijkt de emancipatie van de arbeidende klasse voltooid. Een autootje voor ieders deur, wordt het streven van de sociaal-democratische voorman Den Uyl.
   Maar in de loop van de jaren zestig verliest de lokroep van de arbeidersstrijd zijn aantrekkingskracht voor de nieuwe naoorlogse generatie. De materiële welvaart van de verzorgingsstaat kent ze al. Ze wil niet alleen meer dan dat, het moet ook anders. Allereerst wordt in 1965 en 1966 door Provo het nodige gedaan om verstarde en autoritaire gezagsverhoudingen op te ruimen. In de hele samenleving worden mensen aangesproken op nieuwe ideeën. Ze krijgen inspraak in beslissingen die vroeger domweg van hogerhand werden opgelegd. Het is de omslag naar een postmateriële samenleving waarin de toenemende materiële welvaart niet langer zonder meer voor lief wordt genomen. Zelfontplooiing, creativiteit en individualiteit vormen toegevoegde waarden. Ze moeten alleen nog op de heersende orde veroverd worden. Zeker in de jaren zestig zijn het geen op zichzelf staande idealen. Ze zijn onlosmakelijk verbonden met de samenleving als geheel; acties tegen de milieuvervuiling, uitbuiting in de Derde Wereld en de oorlog in Vietnam vormen voor velen de keerzijde van de medaille die de verbeelding aan de macht moet brengen.
   Na het scherpe maar ludieke begin van Provo nemen krakers de strijd over. In en rond de kraakbeweging zullen in de decennia die volgen veel van de ideeën die onder andere door het toedoen van Provo opborrelden, een concrete invulling krijgen.22 De krakers doen dat door de icoon van de traditionele materiële samenleving aan te vallen: het eigendom. Wat het staken was voor de arbeiders, wordt het kraken voor jongeren. Kraken blijkt een uitstekend actiemiddel in de strijd voor individuele ontplooiingsmogelijkheden. Nadat het provotariaat de positie van het proletariaat op de hak had genomen, ontstaat op de golven van de voortgaande individualisering de kraakbeweging.
   Het kraken vormt niet alleen een aanvulling op het traditionele staken, maar komt er in zekere zin voor in de plaats. De opkomst van de kraakbeweging vindt tegelijkertijd plaats met de neergang van de traditionele arbeidersstrijd. Deze aflossing van de wacht zal er in de jaren die volgen toe leiden dat de krakers en de CPN, als laatste vertegenwoordiger van deze traditie, meerdere malen lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. De eerste keer door 'kraakt, kraakt, kraakt' in de kraakhandleiding in de plaats te stellen van de traditionele oproep 'staakt, staakt, staakt'.

handleiding krakers achterzijde (1928K)
Voorjaar 1969, affiche van Woningburo de Kraker.

Uit de kraakhandleiding wordt al meteen duidelijk dat de kraakgroep van Woningburo de Kraker weinig moet hebben van de gevestigde linkse politieke partijen. Of het nu om de Nieuw-Linksers in de pvda gaat (die de partij inhoudelijk willen vernieuwen), de dissidente KVP'ers die zojuist de Politieke Partij Radikalen hebben opgericht of de CPN, het is allemaal één pot nat. De ideeën van Woningburo de Kraker zijn voor een groot deel terug te voeren op het radencommunisme dat zijn oorsprong vindt in de revolutionaire strijd na de Eerste Wereldoorlog in Duitsland. Maar ook sporen van klassieke teksten zoals Over het woningvraagstuk van Friedrich Engels uit 1872 en De verovering van het brood van de anarchist Peter Kropotkin (1892) zijn terug te vinden in de ideologische bagage.
   In 1969 vormen ze met deze achtergrond geen buitenbeentje in het geheel van maatschappelijke groeperingen dat zich specialiseert in buitenparlementaire acties. Na Provo is het in Nederland een tijdje relatief rustig geweest aan het actiefront. Op allerlei love-ins, teach-ins en sit-ins heeft men duidelijk wat gas teruggenomen. Maar in de loop van 1969 neemt het politieke engagement weer hand over hand toe. Niet in de laatste plaats door de opstelling van de studentenbeweging, die, na de aftrap in Tilburg op de Katholieke Hogeschool, in mei overgaat tot de bezetting van het Amsterdamse Maagdenhuis. Vooraf worden in de kelder van Rob Stolk de breekijzers van Woningburo de Kraker geleend. Misschien is dat uiteindelijk wel de reden geweest dat Rob Stolk als enige van de 660 gearresteerden bezetters in hoger beroep wordt veroordeeld tot een geldboete van f 200,-. Een peulenschil voor de stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven.
   De bezetting van het Maagdenhuis wekt weliswaar de nodige beroering, maar betekent weinig in vergelijking met de stormachtige straatprotesten in de voorafgaande jaren in Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten. Vergelijkbare tonelen zullen in Nederland nog tot 1980 op zich laten wachten, wanneer de grote krakersoproeren uitbreken. In 1969 zijn het onder anderen de actievoerders van Woningburo de Kraker die de studentenmeute aanzetten tot wat radicalere stellingnames.
   Rond de tijd van de Maagdenhuisbezetting treden veel studenten uit de studentenbeweging toe tot de CPN. Dat is voor sommige krakers een aanleiding om in een aantal pamfletten niet alleen hun solidariteit met de bezetting uit te drukken, maar de studenten tevens te waarschuwen: 'Kameraden, hoed je voor vakbondsbonzen, doe niet mee met parlementaire spelletjes... houd de macht aan jezelf, vorm je eigen aktie-komitees.' Na de ontruiming worden de studenten opgeroepen om niet langer medeplichtig te zijn aan inspraak en democratisering: 'Verbrand je kollegekaart!' Maar dat zet vooralsnog weinig zoden aan de dijk. Met het doel om van binnenuit het onderwijssysteem te beïnvloeden, worden in de loop van het jaar alle universiteiten en hogescholen van Nederland op z'n minst één keer bezet.
   Een andere groepering die zich in 1969 flink roert is de Socialistische Jeugd, een allegaartje van linkse jongeren dat zich niet thuis voelt bij de gevestigde politieke stromingen. De actiebereidheid van de SJ komt dit jaar verschillende keren aan de oppervlakte. In Amsterdam zijn onder andere acties tegen de prijsverhogingen in het openbaar vervoer, en onder het motto 'Van oranje naar rood' organiseert de SJ op Koninginnedag een protest tegen de zojuist ingevoerde BTW. Als er net als in de twee voorgaande jaren op 30 april rellen uitbreken rond de Dam, wordt de secretaris van de Amsterdamse afdeling van de SJ, Hans van der Markt, gearresteerd op beschuldiging van majesteitsschennis. Hij zou door een megafoon luid geroepen hebben: 'Weg met de oranjehoeren!' Enkele weken later wordt hij niet alleen veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf maar tot stomme verbazing van iedereen tevens voor vijf jaar 'ontzet uit het recht te dienen bij de gewapende macht en uit het passieve en actieve kiesrecht'. In een tijd dat je op grond van gewetensbezwaren nog nauwelijks de gelegenheid krijgt om aan de dienstplicht te ontkomen, heeft dit opzienbarende vonnis tot gevolg dat bij de eerste de beste gelegenheid demonstranten luid 'oranjehoeren' scanderend door de binnenstad trekken. In hoger beroep wordt de rechterlijke uitspraak vervolgens zo snel mogelijk gecorrigeerd en de ontzettingen worden ingetrokken.

Na de ontruiming van het Maagdenhuis op 21 mei 1969 heerst er een gespannen sfeer in de stad. De traditioneel onrustige luilakviering, die een paar dagen later op de zaterdag voor Pinksteren plaatsvindt, loopt dit jaar volledig uit de hand. Verspreid over de stad worden barricades opgeworpen en gaat een hele reeks auto's in vlammen op. Begin juni lopen de temperaturen nog hoger op. Door het zomerse weer is het aangenaam toeven op de Dam. Al een jaar eerder was het gewoonte geworden voor veel toeristen om de slaapzak uit te rollen aan de voet van het monument. Er ontstaat zo een aparte scene die aangeduid wordt als 'Damjeugd'. Het zijn hoofdzakelijk buitenlandse jongeren die afkomen op de roep van het 'Magies Centrum' en de aura die Amsterdam ver over de grenzen uitstraalt. Te midden van de Damjeugd beweegt zich een zekere Arie van der Sluis, eenendertig jaar oud, van beroep markiezenmaker, maar vooral bekend door de oprichting van de Commune Nieuw Nederland, enkele maanden eerder. Enig opportunisme is hem niet vreemd, zowel op politiek als op zakelijk gebied. Zo zet hij zich in tegen de woningnood maar ook voor de verlaging van de benzineprijzen en de afschaffing van de zojuist ingevoerde BTW. Ook is hij al enkele malen veroordeeld wegens flessentrekkerij en vandalisme en er lopen nog zaken tegen hem in verband met het afgeven van ongedekte cheques en verzet tegen arrestatie. Als zelfverkozen leider van de Commune Nieuw Nederland doet hij in maart mee aan de protestacties van de SJ tegen de verhoging van de tarieven voor het openbaar vervoer. Als hij tijdens de demonstratie wat al te opzichtig met een vlag wappert voor de ogen van twee dienstdoende marechaussees, zijn de poppen aan het dansen. De vlag wordt in beslag genomen, waarop Arie de marechaussees in zijn eentje met de vlaggenmast te lijf gaat.
   Een zekere ongepolijste directheid en bravoure is hem niet vreemd en dat is gedrag waarmee je makkelijk schuchtere jongeren achter je aan kunt krijgen. Tussen de Damjeugd voelt Arie van der Sluis zich als een vis in het water. Met een klein clubje getrouwen en wat op de Dam bij elkaar getrommelde toeristen kraakt Arie voor zijn Commune Nieuw Nederland op 6 juni het voormalige Rode-Kruisgebouw, een voor de sloop bestemde villa op de hoek van de Paulus Potter- en de Hobbemastraat. Vanaf het balkon wordt een grote familiefoto van het koninklijk huis neergelaten met daarboven het spandoek 'Staatsvijand no. 1: Woningnood!'. Het is de bedoeling in het pand niet alleen onderdak te bieden aan woningzoekenden, maar ook om er een discussiecentrum op te zetten. Onder de krakers bevindt zich de achttienjarige timmerman en SJ'er Henk van der Kleij. Hij krijgt de opdracht om het voor de politie zo moeilijk mogelijk te maken het pand binnen te komen. Een dag later wordt de Mobiele Eenheid ingezet om voor het eerst een gebarricadeerd kraakpand te ontruimen. Vanaf het balkon smijt Arie van der Sluis nog van alles en nog wat op de ME'ers, maar binnen twintig minuten is de klus geklaard. Alle dertien krakers worden gearresteerd.
   Enkele dagen na deze ontruiming richt Woningburo de Kraker zich met zijn derde openlijke kraakactie niet langer op slooppanden in saneringsbuurten. Op 13 juni kraakt het eveneens een bedrijfspand. Althans, de actie is er nu net op gericht om te voorkomen dat het twee jaar leegstaande pand in de Damstraat door het aangrenzende hotel aan het woningbestand onttrokken zal worden. 'Als dit zo doorgaat wordt de hele binnenstad ten behoeve van buitenlandse toeristen ontvolkt... Laat van uw huis geen hotel maken. Red een pandje, bezet een pandje.' Als de vier bewoners een paar dagen later thuiskomen, zijn de deuren niet alleen opengebroken, maar in hun geheel in de keuken neergezet. Opnieuw wordt met naam en toenaam een klacht wegens braak en huisvredebreuk ingediend bij de officier van justitie, de burgemeester en de politie. Het enige wat het oplevert is dat hun namen worden doorgegeven aan de eigenaar, die prompt een kort geding tegen ze begint. Als de rechter half juli gelast dat het pand ontruimd moet worden, hebben de krakers de woningen al verlaten. Rond dezelfde tijd krijgt Arie van der Sluis van de politie zijn bed terug dat bij de ontruiming van het Rode-Kruisgebouw in beslag genomen is. Pontificaal nestelt hij zich met bed en al bij het permanent discussiecentrum van de Commune Nieuw Nederland, het Nationaal Monument. Ten overstaan van de pers kondigt hij voor de komende dagen een reeks kraakacties aan: 'Zolang de woningnood duurt, zullen we elke dag een gebouw bezetten.' Met de Damjeugd in zijn kielzog voegt hij de daad bij het woord en bezet op 18 juli het door de krakers van Woningburo de Kraker verlaten pand in de Damstraat en weer een dag later een leeg kantoorpand op de Nieuwezijds Voorburgwal. Vanuit het laatste pand worden ze linea recta afgevoerd naar het politiebureau. En als op maandagmorgen de deurwaarder in de Damstraat langskomt om het in kort geding gevelde vonnis tegen de eerste groep krakers ten uitvoer te leggen, is het ook hier snel bekeken. Protesten tegen het feit dat het vonnis niet de Commune Nieuw Nederland betreft maar de groep van Woningburo de Kraker, mogen niet baten. Alle zesendertig aanwezige jongeren worden gearresteerd.

Een belangrijke uitgangspositie voor de eerste kraakacties in 1969 is de overtuiging dat het woonrecht van de krakers, wanneer ze eenmaal met een tafel, een stoel en bed hun intrek hebben genomen, beschermd is op basis van artikel 172 van de Grondwet. Keer op keer wordt dit sociale grondrecht door Woningburo de Kraker benadrukt bij politie en justitie. De kraakhandleiding waarin dit verhaal uitvoerig uit de doeken wordt gedaan, vindt gretig aftrek; niet alleen in Amsterdam, vanuit het hele land komen aanvragen voor deze brochure.
   Zo wordt korte tijd nadat de kraakhandleiding aan studenten in Utrecht is opgestuurd, aldaar een pand gekraakt. Eind september 1969 trekt een groepje studenten in een voor de sloop bestemd pand aan het Wed. Met succes wordt, zoals in de kraakhandleiding staat omschreven, een aanvraag ingediend om aangesloten te worden op gas en licht. Maar enkele dagen later besluiten ze gehoor te geven aan een ultimatum van de gemeente om het pand ogenblikkelijk te verlaten. Hoewel in de kraakhandleiding beschreven staat dat clandestien wonen hoogstens een overtreding is van de woonruimtewet, laten ze zich afbluffen door de gemeente die volhoudt dat ze zich schuldig maken aan een misdrijf.
   Ondanks het feit dat het kraken nu ook buiten de hoofdstad wordt overgenomen 23, zetten de acties in Amsterdam zelf niet door. Na de reeks openlijke bezettingen van leegstaande bedrijfspanden in de zomer van 1969 verdwijnen Woningburo de Kraker, Woningburo De Koevoet en de Commune Nieuw Nederland uit beeld en wordt niet meer van kraakactiviteiten vernomen.24 Het kraken als een openlijk protest tegen de woningnood maakt weer plaats voor het stille clandestien bezetten, zoals dat vanaf de Tweede Wereldoorlog altijd al had bestaan. De vraag is nu waarom het kraken als beweging zoals die zich vanaf eind 1968 manifesteerde, niet doorzet. Aan de belangrijkste voorwaarden lijkt voldaan. Er is sprake van een grote woningnood onder jongeren en er is een ruime keuze aan leegstaande panden. Verder komt vast te staan dat krakers tot op zekere hoogte mogen rekenen op rechtsbescherming tegen al te overhaaste ontruimingen. Het is ook niet zo dat krakers in alle gevallen worden gefrustreerd door snelle ontruimingen. De kraakactie in de Wijttenbachstraat toont aan dat er wel degelijk jongeren voor langere tijd aan huisvesting geholpen kunnen worden. Ook over media-aandacht voor de achtergronden van de kraakacties had men niks te klagen. Ten slotte lijkt er ook een ruim potentieel aan krakers beschikbaar te zijn. Door de politieke radicalisering onder grote groepen jongeren neemt in 1969 het fenomeen buitenparlementaire actie een hoge vlucht. Kortom, op alle fronten lijkt de tijd rijp voor een grote kraakgolf. Het feit dat Woningburo de Kraker, de belangrijkste gangmaker achter de nieuwe actievorm, er de brui aan geeft is vooralsnog een flinke spelbreker.
   Nadat de de panden in de Wijttenbachstraat eind oktober 1969 ontruimd zijn, verleggen de drijvende krachten achter 'De Kraker' hun activiteiten naar een geheel ander terrein. Tjebbe van Tijen en Pieter Boersma gaan aan de slag als figuranten bij de Nederlandse Comedie. Dit gezelschap heeft eind november 1969 de première van het stuk Toller van Tankred Dorst op het programma staan. Het is een stuk over de opkomst en ondergang van de Beierse radenrepubliek in 1918 '19. Centraal staat de tegenstelling tussen de idealistische dichter Ernst Toller, die in 1919 korte tijd de revolutie aanvoert, en de eveneens in de revolutie betrokken communist Leviné. Als vanuit Berlijn de door de sociaal-democraten geleide contrarevolutie op gang komt, blijkt Toller niet tegen de revolutie te zijn opgewassen. Leviné houdt hem voor dat revoluties niet door mooie gevoelens worden gemaakt, maar door hard en hardhandig optreden. Wie bang is dat er slachtoffers vallen, moet er niet aan beginnen. Als Toller weigert deze consequenties te aanvaarden, wordt hij door de communisten opzijgeschoven. De radenrepubliek wordt uiteindelijk bloedig door de sociaal-democraten onderdrukt.
   Deze op de planken van de elitaire Stadsschouwburg en door de behoudende Nederlandse Comedie gepresenteerde afrekening met de radenrepubliek is tegen het zere been van de oude kern van Woningburo de Kraker. 'Deze kultuur is onderdrukking, een zoethoudertje. In "Toller" wordt de Beierse radenrepubliek als een bevlieging van zwijmelende idealisten voorgesteld. Het laat zien dat centralisties gezag onmisbaar is, zodat de theaterslijmers gerustgesteld naar huis kunnen gaan, gesterkt in hun vooroordelen.' Tjebbe van Tijen, Pieter Boersma en Rob Stolk bedenken, in navolging van de 'Aktie Tomaat' een plan om de opvoering van het stuk niet onopgemerkt voorbij te laten gaan. Allereerst tast de stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven weer eens in de buidel. Er worden honderd kaartjes voor de première aangeschaft. Uitgerust met rookbommen en vuurwerk nestelt het gezelschap zich tijdens de première hoog boven in het schellinkje. Als aan het slot van de eerste scène op het toneel de leus 'De raden aan de macht!' gescandeerd wordt, lopen de figuranten Van Tijen en Boersma al zwaaiend met een rode vlag van het toneel de zaal in. De leus wordt luidkeels overgenomen en de rookbommen zetten de schouwburg in een dikke nevel. Het duurt even voordat de argeloze toeschouwers in de gaten hebben dat het hier niet gaat om een vindingrijke regie. Pas als het brandscherm voor het toneel wordt neergelaten en de pamfletten neerdwarrelen op de toeschouwers, komen de gemoederen in beweging. Er ontstaat een chaotische discussie waarin heftige verwijten tussen de zaal en het derde balkon heen en weer worden geslingerd. Bij meerderheid van stemmen wordt besloten dat de opvoering na een korte rookpauze voortgezet zal worden. Uiteindelijk moeten enkele hoofdrolspelers er zelf aan te pas komen om de oproerkraaiers de schouwburg uit te zetten.
   Deze openbare verstoring lijkt een rebels uitstapje, dat alleen maar afleidt van de kraakacties, maar wat de eerste krakers van Woningburo de Kraker toen niet konden bevroeden, was dat het drama van Toller, waartegen ze zich teweerstelden, zich veel later zou herhalen. Maar dan op het toneel van de kraakbeweging zelf.

Het is nooit de ambitie geweest van Woningburo de Kraker een specifieke kraakorganisatie op poten te zetten. In zekere zin gaat het net als met de ontwikkelingen rond Provo, een paar jaar eerder. Een klein groepje brengt iets in beweging, maar binnen de kortste keren blijkt dat wat men in gang heeft gezet een eigen leven gaat leiden en onvoorziene gevolgen heeft. Zoals vermeld maken de kraakacties veel reacties los bij mensen die al jaren op zoek zijn naar een woning. Niet alleen schriftelijk wordt om hulp gevraagd, in de drukkerij van Rob Stolk en Lou van Nimwegen in de Koestraat komen geregeld mensen langs die daadwerkelijke hulp verwachten bij het kraken. Zo is er iemand die Woningburo de Kraker vraagt een telefonisch netwerk op te zetten, opdat krakers elkaar onderling kunnen ondersteunen als er tijdens of na de kraak moeilijkheden rijzen met politie of eigenaren. De kraakacties dwingen de leden van Woningburo de Kraker om op te treden als fulltime krakers en dat is bepaald niet de bedoeling van de initiatiefnemers. Hun opzet is in de eerste plaats het politiseren van het clandestien bezetten. Het antwoord van Woningburo de Kraker op alle verzoeken om hulp is kort maar krachtig: 'Doe het zelf.' De uitgave van de kraakhandleiding betekent wat Woningburo de Kraker betreft niet de verdere uitbouw van de kraakorganisatie, maar luidt juist het einde ervan in. Net als Provo moet 'De Kraker' een 'Imaazje' blijven. De groep weigert in te gaan op de eisen die het door haarzelf opgeroepen fenomeen denkt te kunnen stellen. Met de uitgave van de kraakhandleiding kan ze er een punt achter zetten en krijgt ze haar handen vrij voor nieuwe initiatieven.

De invloed van Provo op de opkomende kraakbeweging is in 1969 aan alle kanten merkbaar. Niet alleen doen veel voormalige provo's mee aan de kraakacties 25, ook financieel vormt de Provo-nalatenschap een stevige basis voor allerlei activiteiten. Ook wat de ideeën betreft is er een nauwe verwantschap. Hoewel Woningburo de Kraker niet zover gaat om de 'Subversieve brief' uit Provo 7 naar de letter uit te voeren, wordt er toch daadwerkelijk iets ondernomen tegen de erin aangedragen misstanden. In die zin zijn de kraakactiviteiten van Woningburo de Kraker een logisch vervolg op Provo.
   Maar de Provo-achtige wijze waarop de eerste kraakacties plaatsvinden, beperkt tegelijkertijd de verdere ontwikkeling van de in gang gezette kraakbeweging. Men krijgt te maken met concrete problemen van allerlei woningzoekenden. De 'handleiding voor krakers' is weliswaar een vondst om in één keer van al die verzoeken om hulp af te zijn, maar blijkt ook een schijnoplossing. Zonder intensieve begeleiding van een gespecialiseerde organisatie dreigt het kraken als politieke actie dood te bloeden. Voor de stap die nodig is om concreet en op grotere schaal aan die problemen gehoor te geven, deinst Woningburo de Kraker terug. De zojuist opgekomen kraakbeweging lijkt weer in te zakken. In het volgende hoofdstuk zullen we de ontwikkelingen volgen die het tij keren.

Noten [1] Denken in ruimte

1. Voor de nieuwkomers: kraken is het zonder toestemming van de rechthebbende en zonder enig juridisch recht in gebruik nemen en/of houden van een niet in gebruik zijnd pand of een deel ervan. (Overgenomen uit Ton Dijst, De bloem der natie in Amsterdam, Leiden, 1984).
  2. Rood Rotterdam in de jaren '30, Raket, 1984. Blz 34-36.
  3. Arrest 14 december 1914, W 9755. De Hoge Raad bepaalt hierin dat met betrekking tot artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (i.e. huisvredebreuk), het gebruik van een huis, maar niet het huis zelf beschermd wordt.
  4. 'Zo er al sprake zou zijn van een breuk in de jongste geschiedenis van Nederland, dan zou die in de jaren zestig te vinden zijn en niet in de bezettingstijd. [...] Pas in de jaren zestig, met enige voorboden in de jaren vijftig, gaat het hele systeem kraken'. De historicus J.C.H. Blom geciteerd in Hans Righart, De eindeloze jaren zestig, geschiedenis van een generatieconflict, Amsterdam 1995, blz 13.
  5. Onder andere in de Marnixstraat. Het jonge echtpaar wordt er echter in februari 1965 door de eigenaar uitgeprocedeerd. Zie De Waarheid, 2 februari 1965.
  6. De Waarheid, 6 en 7 januari 1965.
  7. Wierings Weekblad, ongedateerd, Staatsarchief.
  8. De Telegraaf, 28 december 1963.
  9. De Telegraaf, is niet geheel onbevooroordeeld. Ze heeft direct belang bij een snelle sanering van Kattenburg. Medio jaren zestig zijn er vergevorderde plannen voor een nieuw hoofdkantoor op het eiland.
  10. De Waarheid, 7 april 1965.
  11. De 'Kritiese Universiteit' is in 1968 door studenten aan verschillende universiteiten opgezet. Het fungeerde als een denktank voor tegendraadse opvattingen waar binnen de gevestigde universitaire wereld niet of nauwelijks ruimte voor bestond.
  12. Ruimte als politiek 2, Werkgroep Ruimte van de Kritiese Universiteit van Amsterdam, september 1968, blz 3.
  13. Andere kritische aanwezigen op het congres waren onder meer 'De Lastige Amsterdammer', een groep rond de uitgetreden CPN-ers Henk Nijman en Marten Bierman en d ex-PvdA-er Henk Bakker.Ze richten zich vooral op milieu- en verkeersproblemen in de stad, Kim Borkent, PSP-gemeenteraadslid Saar Boerlage en heemschutter Jos Wibaut.
  14. Het aanloopcentrum is vernoemd naar het gelijkluidende gemeentelijk bureau in de Bijlmermeer waar toekomstige bewoners van de flats werden voorgelicht.
  15. De drie andere redacteuren, Van Duijn, Metz en Schimmelpennink, krijgen uiteindelijk in juni 1969 gratie van de koningin.
  16. Het is trouwens niet de eerste keer dat het woord 'kraken' uit de dieventaal wordt overgenomen voor acties die meer behelzen dan onmiddellijke zelfverrijking. Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakt het woord onder verzetsgroepen in zwang om overvallen op distributiekantoren, gemeentehuizen en bedrijven aan te duiden. Zie bijvoorbeeld het hoofdstuk van Anton Coolen getiteld 'Het kraakwerk', opgenomen in Het grote gebod, gedenkboek van het verzet in LO en LKP , 4e druk, Kampen 1989, deel ll, blz 284-334. (LO = Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers; LKP = Landelijke Knokploegen).
  17. de Volkskrant, 17 maart 1969.
  18. Het Parool, 25 januari 1969. In de desbetreffende column doet Knap uit de doeken hoe makkelijk het is om lege woningen te bezetten. En hoe omslachtig het voor huiseigenaren is om ze weer leeg te krijgen. Pikant is dat het voormalige lid van de werkgroep ruimte van de Kritiese Universiteit Amsterdam, Hans Derks in een artikel over kraken in Wonen (april '69) Henri Knap op basis hiervan karakteriseert als een 'merkwaardige voorstander' van het illegaal bezetten. Knap voelt zich te kijk gezet als een man die dát wil verdedigen wat hij juist heeft aangevallen en eist in kort geding, tevergeefs, rectificatie. Om zijn positie ondubbelzinnig duidelijk te maken, doet Knap in Het Parool van 9 april 1969 aan huiseigenaren een suggestie om clandestien bezetten te voorkomen. Met de introductie van de 'huisbewaarder', iemand die af en toe een nachtje doorbrengt in een leeg pand, neemt hij een voorschot op een begrip dat later bekend zal worden als kraakwacht en anti-kraak (zie hoofdstuk 9).
  19. De uitzending vindt plaats op zaterdag 19 april 1969 tussen 19.30 en 20.00 uur.
  20. Het Vrije Volk, 21-2-1969.
  21. Vrij Nederland, 19 juli 1969.
  22. Mamadouh, V., De stad in eigen hand - Provo's, Kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging, Amsterdam 1992, blz 224.
  23. Ook in Nijmegen worden op basis van de Handleiding voor krakers de eerste kraakacties bekokstoofd. Zie Ter Elfder Ure, SUN Nijmegen, oktober 1970.
  24. Op 5 december 1969 duikt Woningburo de Kraker nog een keer op. In een zogenaamde 'Sinterklaasaksie' gericht aan het adres van 'makelaars en andere rijke stinkers': 'Eigendom = geweld   stop   Jullie handelen in geweld  stop  De waardeloze papiertjes die hier geveild worden krijgen door zegels, stempels en handtekeningen hun rechtskracht  stop  Het recht om onrecht aan te doen  stop  De kracht van de sterke arm, die met deurwaarders en politieagenten mensen met een eigen rechtsgevoel wel even komen leren wat eigendom is: geweld  stop'. De actie is gekoppeld aan een extra bulletin van het Geïllustreerd Bethaniënnieuws, waarin wordt geageerd tegen de handel in huizen in de Bethaniënbuurt.
  25. Ook ex-provo Hans Tuijnman was te vinden in de panden aan de Wijttenbachstraat, bijvoorbeeld om er een groot inwijdingsfeest te organiseren. Zelfs Roel van Duijn, vanaf september 1969 de laatste van de vier elkaar aflossende gemeenteraadsleden voor Provo, spant zich nog in voor de krakers. Tevergeefs tracht hij te voorkomen dat met de sloop van de laatste panden begonnen zal worden voordat alle krakers vertrokken zijn.

Inhoud | Hoofdstuk 1 | volgende hoofdstuk
<% include "http://www.iisg.nl/scripts/lastupd.php?getlastmod=".getlastmod(); %>